Apotheker en KNMP-voorzitter Aris Prins: ‘We doen te vaak te veel’

interview / Apotheker Aris Prins stelt zich voor de twee jaar die hij nog voorzitter van de KNMP is twee grote doelen

Voor de twee jaar die hij nog voorzitter van de KNMP is, stelt apotheker Aris Prins zich twee grote doelen: de medicijntekorten worden opgelost én de apotheker komt in de basisopstelling van het wijkteam. “De meeste apothekers zijn nerds en die heeft de zorg nodig.”

“We zijn uitgeëscaleerd”, verzucht Aris Prins (46), voordat hij aan de grote, ovale tafel in zijn kantoor plaatsneemt. De ornamenten op de kastdeuren en het hoge plafond springen in het oog. De beroepsvereniging van apothekers (KNMP) is gevestigd in een voormalig herenhuis uit 1860, in hartje Den Haag.

Met ‘uitgeëscaleerd’ doelt de voorzitter op de medicijn-tekorten. Lange tijd probeerde de KNMP met VWS, zorgverzekeraars, leveranciers en fabrikanten op beleidsmedewerkersniveau tot oplossingen te komen, maar Prins heeft er nu zijn ‘voorzittersmissie’ van gemaakt om alles in het werk te stellen om de problemen op te lossen. “Al vier jaar mag ik naar buiten brengen dat er wéér meer tekorten zijn. Het is net ganzenbord: we zetten stappen vooruit, maar voor je het weet, zijn we terug bij start. Ik ben zelden chagrijnig, dat vind ik verspilde energie, maar mijn gemoedstoestand heeft hier echt onder te lijden.”

Het is de week dat in het nieuws kwam dat er een tekort is aan kinderantibiotica. “Verschrikkelijk, voor kinderen en hun ouders, maar ook voor apothekers die soms voor duivelse dilemma’s komen te staan. Je wilt elkaar helpen, maar wat doe je als een collega in nood belt en je hebt zelf nog maar één flesje?” Eerder deze week kreeg Prins een berichtje van een apotheker die op vakantie is in Oostenrijk. “Die was heel blij dat hij daar een paar doosjes bij een apotheek heeft kunnen kopen.”

De hele wereld heeft last van medicijntekorten, die vooral worden veroorzaakt door productie- en distributieproblemen in China en India. Deze landen zijn immers verantwoordelijk voor 80 tot 90 procent van de geneesmiddelenproductie. Maar van alle Europese landen is de situatie in Nederland het ergst. “Spanje luidde onlangs de noodklok met een tekort aan 800 middelen. Wij zaten vorig jaar op bijna 2.300.”

Sinds 1 januari is Prins ook president van de Europese koepel­organisatie van apothekers (PGEU). In die rol voert hij gesprekken over mogelijkheden om Europa minder afhankelijk te maken van Azië. En over meer solidariteit tussen lidstaten op dit terrein. “Maar ik begrijp ook dat landen zeggen: leuk en aardig, maar dit krijg je als je voor een dubbeltje op de eerste rij wilt zitten.”

Compleet doorgeslagen

Volgens Prins is Nederland ‘compleet doorgeslagen in de focus op kosten en betaalbaarheid’. “Ieder is op zijn eigen manier aan het werk om zijn eigen taak uit te voeren, maar het complete plaatje wordt vergeten. Een antibioticumflesje kost hier 2,50 euro. In België 4,50 euro. Maar weet je wat een kind aan een antibioticuminfuus in het ziekenhuis kost? Voor twintig opnames kun je misschien wel 4.000 flesjes van 5 euro kopen. Ik vind het onbegrijpelijk dat wij niet in staat zijn om met een VWS-zorgbudget van 111 miljard euro de geneesmiddelenvoorziening gezond te hebben.”

‘Onbegrijpelijk dat wij met een VWS-zorgbudget van 111 miljard euro niet in staat zijn de geneesmiddelenvoorziening gezond te hebben’

En nee, benadrukt hij, daar­voor hoeft echt het preferentiebeleid niet overboord. “Iedereen lijkt te denken dat wij terug willen naar vóór 2007, toen apothekers nog inkochten. Dat is niet haalbaar. Het gaat erom hoe we vanaf hier naar voren gaan met elkaar.” Wat Prins betreft zijn er twee oplossingsrichtingen: de markt concurrentiëler maken óf centraliseren. “We moeten meer merken op de Nederlandse markt hebben om tekorten op te kunnen vangen. Óf we laten lekker de overheid inkopen. Ook prima. Zolang de middelen er maar zijn. Dat is het enige wat apothekers willen.”

Meest inclusief

Het is dit jaar exact twintig jaar geleden dat Aris Prins uit de collegebanken kwam. Zijn interesse voor farmacie werd aangewakkerd door de apotheker op de hoek, met wiens dochter hij het goed kon vinden. Bovendien was de geboren Hagenees gek op biologie en scheikunde. “Wat doen stofjes met elkaar? Dat fascineert me. Wat dat betreft ben ik wel een nerd, zoals de meeste apothekers. Dat vind ik trouwens iets positiefs; die heeft de zorg nodig. Ik denk dat apothekers de meest inclusief, universitair opgeleide professionals zijn, want wij kijken niet naar sekse, kleur of geaardheid, maar naar mensen als een chemisch organisme.”

In de afgelopen twee decennia heeft Prins het beroep zien veranderen. “Toen ik in de openbare apotheek begon, maakten we nog cassettes antibiotica en morfine. Toen zat onze meerwaarde vooral in het bereiden. Nu 99 procent van de medicijnen machinaal wordt gemaakt, zit de meerwaarde van apothekers in medicatiebewaking en in een meer zorgverlenende rol.”

De KNMP-voorzitter wil dat die meerwaarde ‘nog zichtbaarder wordt’. “Op lokaal niveau kan iedere apotheker het goed vinden met de huisarts. Maar als het formeler wordt, als het bijvoorbeeld gaat om gesprekken met de gemeente, dan wordt de apotheker niet automatisch uitgenodigd. Bijvoorbeeld omdat die, heel plat, niet in de reply-all-groep zit van een paar jaar terug. Zo werken die dingen. Dus moeten wij als apothekers zélf initiatief nemen. Als je niet bij die gesprekken zit, word je niet gemist. Maar als je erheen gaat, vindt niemand het raar dat je er bent. Het moet vanzelfsprekend worden dat de apotheker overal aan tafel zit.”

In de basis

Wat hierbij zou moeten helpen, is de ‘Visie eerstelijnszorg 2030’, die eerder dit jaar is vastgesteld door verschillende zorgpartijen uit de eerste lijn, waaronder de KNMP. In die visie maakt de apotheker onderdeel uit van de ‘basisopstelling’ van het wijkteam, samen met de huisarts, de wijkverpleging en het sociaal domein. Noodzakelijk, noemt Prins dat, om dubbel werk te voorkomen en de afstemming te verbeteren.

“Technisch dragen we goed over: recepten, interacties, nierfuncties delen huisarts en apotheker digitaal met elkaar. Maar de menselijke dingen vergeten we nog weleens. De medicijnbezorger parkeert nog regelmatig achter een lijkwagen.” Dat vraagt om toelichting. “Als er een recept binnenkomt voor twintig stuks morfine voor een palliatieve patiënt, dan levert de apotheek er niet twintig in één keer, maar bijvoorbeeld zes. En de volgende dag de rest. Maar als die patiënt die nacht overlijdt, wordt de apotheek niet standaard op de hoogte gebracht. Daarom is zo’n eerstelijnsteam zo belangrijk, want dit zit niet in systemen.”

Prins vergelijkt zo’n team met de 4 x 100 meterestafette. “Alle sprinters lopen hun eigen honderd meter, maar ze lopen wel een klein stukje met de volgende mee, zodat ze snel en feilloos het stokje kunnen overdragen. Als dé medicatiespecialist hoort de apotheker echt thuis in dat eerstelijnsteam, maar óók vanwege de signaleringsfunctie. Die wordt nog weleens onderschat. Eenzame ouderen, de man wiens partner net is overleden, patiënten met een dement beeld, slachtoffers van huiselijk geweld; we zien ze allemaal aan de balie.”

Loslaten

Terug naar die basisplek. Op papier heeft de apotheker die dus nu te pakken, maar of dat naar de praktijk wordt vertaald, moet nog blijken. “Dat vraagt bereidheid van de verschillende zorgaanbieders in de eerste lijn om de zorg anders in te richten”, zegt Prins, “en dat betekent ook loslaten. Het jammere van het IZA vind ik dat men de wie-of-watvraag niet heeft durven herijken. Met de enorme zorgvraag die op ons afkomt, kunnen we het ons niet permitteren om dubbel werk te doen. En sommige zorg kan misschien beter door een ander geleverd worden. Maar loslaten is moeilijk. Want wat doet dat met je expertise? Zorgpro­fessionals hebben toch een soort bestaansrecht verworven aan de dingen die ze doen. En daarvoor soms ook een betaaltitel gekregen, die ze liever niet kwijtraken.”

Gevraagd naar een concreet voorbeeld, wijst Prins op urineweginfecties. “Nu steekt de arts een staafje in de urine. Als er een kleurtje uitkomt, schrijft hij iets voor. Dat zijn handelingen – zeker met de mogelijkheid voor zelftesten – die op een gegeven moment ook een ander kan doen. En natuurlijk hoort daar dan een goede overdracht bij. Maar willen we de huisarts helpen, dan zal die ook moeten zeggen: ik ben niet altijd de eerste om naartoe te gaan. Wat niets afdoet aan de status van de huisarts. Die is onbetwist. Maar we kunnen wat meer informeel naar elkaar verwijzen.”

Populatiebekostiging

Een ander obstakel voor apothekers om die zorgverlenende rol te kunnen (blijven) pakken, is de huidige bekostiging. Daar waar nu de recept-regelvergoeding de kurk is waar de apotheek op drijft, pleit de KNMP voor een vorm van populatiebekostiging. “Idealiter met een zorgzwaartecomponent erin”, voegt Prins daaraan toe. “Als je in een wijk zit met veel complexe patiënten moet je meer contact en misschien meer apothekers en assistenten hebben om gesprekken te voeren over therapietrouw of medicatieafbouw.”

Dat er in de apotheekzorg sprake is van vrije tarieven en dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders dus samen een tarief overeen kunnen komen, helpt volgens Prins niet. “Op papier is die ruimte er, maar er staat nergens een verplichting tot contractering.”

‘Gaat de bekostiging niet op de schop, dan zal de wijkapotheek op termijn verdwijnen’

Als de bekostiging niet op de schop gaat, dan zal de wijkapotheek op termijn verdwijnen, voorspelt hij. “Heel veel kaler en efficiënter dan we het nu doen, gaat het niet worden. Dan kun je alleen nog maar naar schaalvergroting: grotere apotheken op minder plekken.”

Die beweging is al ingezet. Het aantal apotheekvestigingen daalde het afgelopen jaar naar 1.953, het laagste aantal sinds 2008. Daartegenover staat de opkomst van internetapotheken. De KNMP is daar geen voorstander van. “Als je een stand-­alone-apotheek hebt, met een matrixprinter en geen enkele internetfaciliteit, dan ga je het niet redden. Maar alleen een online faciliteit zónder fysieke locatie, vinden wij absoluut geen goede zorgverlening.”

Zorgverzekeraars blijkbaar wel, want die wijzen hun verzekerden op de voordelen van digitale farmacie. “Die kijken sec naar betaalbaarheid. Dat is hun rol. Maar ook hier geldt weer: te veel focus op de eigen taak en níet naar het complete plaatje kijken. We mogen in Nederland blij zijn met het model van apotheken in de wijk, dicht bij de mensen. Pogingen van derden om de krenten uit de pap te halen, doen geen recht aan de inspanningen om vanuit de openbare apotheek goede zorg te leveren én mee te gaan in de wensen van de patiënt om online te bestellen of te laten bezorgen.”

Na een moment van bezinning: “Misschien moeten wij een aantal dingen maar niet meer doen. Zoals huisartsen ook weleens zeggen: hier krijgen we niet voor betaald, dus dat doen we niet. Maar apothekers vinden dat lastig. Wij doen te vaak te veel, omdat we het willen oplossen.”

Curriculum vitae

Beeld Nout Steenkamp

Aris Jan Reinders Prins (1977)
geboren in ’s-Gravenhage

1996 – 2004 farmacie, Universiteit Utrecht
2004 – 2006  hospital pharmacist, A-, B-, C-grade, Ninewells Hospital, Dundee, Schotland
2006 – 2012  openbaar apotheker, Apotheek Monster en Apotheek Poeldijk
2006 – 2015  voorzitter stichting Geluk en Vrijheid
2012 – 2019  beherend apotheker, Apotheek Poeldijk 
2015 – 2018 adviserend apotheker, Zorggroep Eerstelijn, Naaldwijk
2015 – 2019  bestuurslid Landelijk Openbare Apotheken, KNMP
2019 – heden voorzitter KNMP
2022 – heden ambassadeur stichting Geluk en Vrijheid   
2022 – heden erelid U.P.S.V. ‘Unitas Pharmaceuticorum’ 
2024 – heden president Europese apothekersorganisatie PGEU

Delen