De mooiste vraag
spiegel / 'Een mens is zoveel meer dan een uitslag'
Roos Schlikker (1975) is schrijver van non-fictie (o.a. Ik wens je het onmogelijke) en de roman Huisje boompje beest en is columnist voor Het Parool. In 2018 verscheen haar boek Moeder van glas, een zoektocht naar de ware identiteit van haar moeder met haar bipolaire stoornis.
Wie ziek is, transformeert. Natuurlijk, vaak verandert het uiterlijk. Je wordt mager of krijgt juist een dikker prednisonhoofd, je huid kan bevlekt raken of intens lakenwit, een stem valt weg of een hoest overschreeuwt alles. Het ligt maar aan de ziekte welke verandering je doormaakt. De transformatie waar echter elke patiënt doorheen gaat, is die van ontmenselijking.
Plotseling, van het ene op het andere moment, ergens in de talloze wachtkamers, verander je. Je bent niet meer Joop die van tennissen houdt of Marjan die met intense liefde voor haar vier katten zorgt. Je bent evenmin Elleke die als psycholoog gepassioneerd is over de menselijke geest en ook niet de twaalfjarige Sven die zo goed in tekenen is. Wie ziek is, verandert van mens in een lijst getallen. Uitslagen, bloedwaardes, standaarddeviaties, cijfermatige verwachtingen, dat is wie je geworden bent.
Wie ziek is, verandert van mens in een lijst getallen
Ik zie het aan mijn vader die lijdt aan uitgezaaide prostaatkanker. Toen het verdict kwam en de arts vertelde over de PSA-waarde die niet deugde, doken we zelf ook onmiddellijk de snelweg der getallen op. Dokter Google is gek op statistiekjes, dus al snel zaten we tot onze nek in prognoses, overlevingskansen, behandelmethodes die zo- en zoveel procent verlichting boden. Cijfers zijn dingen om je aan vast te klampen, vooral als de vaste grond onder je bestaan weggeslagen lijkt. Ook artsen zijn er gek op. Deze bloeduitslag zegt dit, die percentiel zegt dat, tumoren hebben een zekere afmeting; het is volstrekt logisch dat de meeste gesprekken in de behandelkamer hierover gaan. Logisch en klinisch tegelijk.
Een mens is zoveel meer dan een uitslag. Ik – voor zover ik weet kerngezond – heb geen flauw benul van mijn Hb-gehalte. Ik weet niet precies hoeveel progesteron er in mijn bloed zit. Zelfs mijn cholesterol is een raadsel voor me. Mijn vader kent zijn hele dossier. PSA, hormonen, ijzer en ga zo maar door. Meneer Schlikker is een cijferreeks. Maar meneer Schlikker is ook mijn beste vriend. Mijn paps die ik zo graag op zijn door chemo inmiddels kale bolletje kus. De uitbundige opa van mijn kinderen. Hij is wielrenner, rasechte Jordanees, weduwnaar van mijn moeder, verloofde van zijn vriendin. Hij is een man met geschiedenis en hopelijk ook nog een tijdje toekomst. Hij is zoveel meer dan een bloedonderzoek.
‘Ik vroeg niet naar uw uitslagen. Ik vroeg wie er tegenover mij zit’
Dat heeft zijn nieuwe arts gelukkig goed begrepen. Vorige week kwamen we bij hem, een stapel bloeduitslagen onder onze arm. De man maande ons te gaan zitten. “Vertel eens, wie zit er tegenover mij?” vroeg hij. Mijn vader begon te ratelen. Over het jaar waarin de ziekte zich openbaarde, hoe het nu ging met de PSA, wat wanneer welk medicijn had uitgehaald.
Halverwege zijn woordenbrij onderbrak de dokter hem. “Ik vroeg niet naar uw uitslagen. Ik vroeg wie er tegenover mij zit. Waar houdt u van? Hoe leeft u? Wat vindt u belangrijk? Kortom: wie bént u?” Het was de mooiste vraag die een dokter op dat moment stellen kon. Ik had hem er bijna voor op zijn bolletje gekust.
Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor.