‘Elkaar niet de put in praten’

interview / hoogleraar Jan Kremer over de transitie naar passende zorg

Hij pionierde als gynaecoloog met de eerste digitale poli ter wereld en deed stof opwaaien door de patiënt als gelijke partner te betrekken bij de zorg. Nu, als hoogleraar Zorg en samenleving en speciaal gezant Passende zorg, wil Jan Kremer zorgprofessionals ‘met hart en lef’ de transitie naar passende zorg inleiden. “Het wordt alleen een succes als we er een positieve, hoopvolle beweging van maken.”

Tekst: Aliëtte Jonkers | Fotografie: Nout Steenkamp

Op de middelbare school wilde hij dierenarts worden, net als zijn vader. Dat werd niet van tevoren bekokstoofd: zijn moeder, kleuterleidster aan een Montessorischool, gaf haar kinderen alle ruimte om hun eigen keuzes te maken. Dat vertelt de inmiddels 64-jarige Kremer aan een lange eettafel in zijn jarendertigwoning, gelegen in de Indische buurt van Nijmegen. In de huiskamer staat een telescoop en ligt een verrekijker; Kremer is een fervent vogelaar.

Als jonge jongen vond hij het leuk om zijn vader in het Limburgse Venray te assisteren bij keizersneden en bevallingen van koeien, paarden en schapen. Met zijn laarzen stevig in het stro hield hij niet zelden de loodzware baarmoeder van een koe in zijn armen, terwijl zijn vader ondertussen de hechtnaald hanteerde. Uiteindelijk koos Kremer tóch voor geneeskunde, ook al werd hij pas bij de vierde poging ingeloot. In de tussentijd studeerde hij biologie, iets wat zijn interesse in evolutie en voortplanting nog verder aanwakkerde: hij werd gynaecoloog.

Nieuwe initiatieven

Overigens gingen alle vijf kinderen uit het ‘optimistische katholieke gezin Kremer’, zoals het Katholiek Nieuwsblad het eens verwoordde, de zorg in. Drie werden in Nederland hoogleraar. Allemaal zijn ze bevlogen aanjagers van nieuwe initiatieven en kijken ze kritisch naar de eigen beroepsgroep. Neem dierenarts Wim Kremer, hoogleraar onderwijs bij de faculteit diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht. Al in 2010 wees hij er in zijn oratie op dat de samenleving de huidige manier van omgaan met dieren voor de productie van voedsel niet meer lijkt te accepteren. Veranderingen zijn meer dan ooit nodig, bepleitte hij, en dierenartsen moeten daartoe breder worden opgeleid. Eenzelfde zendingsdrang lijkt zus Leontien te hebben. Zij is kinderarts en hoogleraar Late effecten in de kinderoncologie. Haar missie: de kwaliteit van leven na behandeling van kinderkanker te verbeteren.

Ook Jan Kremer keek als medisch specialist al vroeg in zijn loopbaan kritisch naar processen in de ziekenhuiszorg. Daar was aanvankelijk wel een zacht duwtje voor nodig. “Ik was net vijf jaar gynaecoloog toen ik een managementcursus deed. Voor een project wilde ik in kaart brengen hoe het zorgnetwerk voor mensen met vruchtbaarheidsproblemen in Oost-Nederland nu eigenlijk geregeld was: hoe doen we dat, wat vinden we ervan? Mijn begeleider vond het maar saai dat ik dat door de ogen van dokters wilde doen en zei: ‘Ga nou eens kijken door de ogen van de patiënten.’ Het was 2001, hè? Facebook bestond nog niet, internetbankieren begon net op te komen. Niemand deed dat toen nog.”

‘De nieuwe manier van zorg verlenen, zal soms schuren bij zorgprofessionals’

Kremer organiseerde samen met verpleegkundigen een sessie waarin patiënten hun ervaringen over de zorg deelden. Terugblikkend: “Die sessie was voor mij echt een eyeopener. De patiënten zeiden een aantal dingen waarvan ik schrok: dokters moeten sociale vaardigheden aanleren, er zijn pieken en dalen in kwaliteit, de organisatie is onduidelijk. Maar veel belangrijker nog was dat ze een soort kracht hadden die wij niet hadden en die wij onvoldoende gebruikten. Een kracht die voortkwam uit het hebben van de ziekte: laat ons meedoen.”

Wereldprimeur

Het inzicht betekende een keerpunt in Kremers carrière. Hij richtte de digitale IVF-poli op, een wereldprimeur. Patiënten konden voor het eerst hun eigen gegevens online inzien én met andere patiënten van de afdeling praten op een besloten forum binnen het portaal. Kremer: “Er waren destijds wel kluisjes voor het opslaan van data. Patiënten moesten hun gegevens vervolgens zelf ophalen bij ziekenhuizen. Wij maakten alle data gewoon realtime beschikbaar.”

Daarna ging het snel: andere digitale initiatieven volgden, waaronder MijnZorgnet.nl, het eerste persoonlijk gezondheidsdossier dat hij samen met neuroloog en hoogleraar Bas Bloem (ook Radboudumc) optuigde. Daarmee waren de artsen eerder dan de grote softwareleveranciers, die pas jaren later eigen systemen op de markt brachten. De geest was uit de fles: Kremer sprak in december 2007 als kersverse hoogleraar zijn oratie uit met de titel ‘Patient-power in vruchtbare netwerken’ en stoomde meer dan dertig promovendi klaar op onderwerpen als patiënt­gerichtheid en innovatie.

In de afgelopen jaren was hij onder meer voorzitter van de Kwaliteitsraad en had hij zitting in de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Als speciaal gezant Passende zorg bij het Zorginstituut ontwierp hij het Kader Passende zorg, zorg die bewezen effectief is en waarde toevoegt, die samen met zorgverlener en patiënt tot stand komt en die zich meer richt op gezondheid dan op ziekte. In mei vorig jaar werd bekend dat het ministerie zélf opdrachtgever en facilitator van het gezantschap Passende zorg wordt.

Grote opdracht

Kremer is niet alleen in het werkveld kartrekker van deze jonge zorgbeweging maar nu dus ook als adviseur van VWS. Samen met een aantal koplopers – het Radboudumc heeft er inmiddels al 120 – stimuleert hij zorgprofessionals om zich meer te richten op wijze besluitvorming, met oog voor ontwikkelingen in de samenleving, dan op het blind uitvoeren van interventies. Het is een grote opdracht, beseft Kremer. “Dit is een omslag die vergelijkbaar is met de energietransitie: hoe gaan we in hemelsnaam in een sterk vergrijzende samenleving, waarin steeds meer kan, goed en solidair voor elkaar zorgen?”

Hij vertelt dat het IKNL heeft uitgerekend dat er in 2032 in Nederland 1,4 miljoen mensen met kanker zullen zijn, wat neerkomt op één op de dertien. Eerder becijferde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat, als de zorg niet anders wordt ingericht, één op de vijf mensen dan in de zorg werkzaam moet zijn. Kremer: “We móeten de zorg dus wel anders gaan inrichten, anders krijgen we straks de situatie dat alleen mensen die het kunnen betalen goede kankerzorg kunnen krijgen. Hetzelfde geldt voor andere vormen van zorg.”

Toegankelijkheid leidend

Zijn voorspelling: het komende decennium gaat niet de kwaliteit van zorg leidend zijn, maar de toegankelijkheid van zorg. “Op het gebied van kwaliteit doen we het misschien al best wel goed. Tegelijkertijd zeg ik niet dat die kwaliteit van zorg van een 8 naar een 6 moet, hè. Nee, nee, nee. Het moet van een 8 naar een ándere 8 gaan.” De nieuwe manier van zorg verlenen zal soms schuren bij zorgprofessionals, waarschuwt hij.

“Vaak komt het voorbeeld van dure kanker­geneesmiddelen die nauwelijks overlevingswinst opleveren ter sprake. Maar het gaat veel verder dan dat. We moeten ook kijken naar al die behandelingen die we aanbieden. Voor mij is een deel van het antwoord op het vraagstuk van passende zorg dit: sommige dingen moeten we gewoon niet meer doen.” Als voorbeeld noemt hij Yvonne Schoon, als geriater werkzaam in zijn eigen ziekenhuis. Zij merkte op dat cardiologen vaak op de automatische piloot aortaklepvervangingen uitvoerden bij kwetsbare 75-plussers, terwijl het de vraag was of al die ouderen daar een betere kwaliteit van leven mee zouden krijgen.

Schoon startte een project waarbij er eerst een gesprek plaatsvond tussen de cardioloog, geriater, patiënt en mantelzorgers om samen te beslissen of de ingreep wel moest plaatsvinden. Resultaat van het project was dat er 25 procent minder vervangingen plaatsvonden en patiënten de kwaliteit van leven een hoger cijfer gaven.

Maar ergens anders deed het wel pijn: op de afdeling cardiologie, die door de interventie van de geriater hun omzet zag dalen. Daar moet het ziekenhuis dan iets mee, erkent Kremer. “In dit geval hebben we afspraken gemaakt met zorgverzekeraars, waardoor we minder interventies deden en toch hetzelfde betaald kregen. Maar daarmee is het pleit dan niet beslecht. Want als we minder interventies gaan doen, rijst er een nieuw probleem: halen we de volumenormen dan wel? Maar ja, het kan toch niet zo zijn dat je mensen onnodig een ingreep aanbiedt omdat jij je volumenormen wilt halen. Ook dat is dus iets waar we in het nieuwe systeem anders mee moeten omgaan.”

Geen rechte lijn

De weg naar passende zorg is geen rechte lijn, benadrukt Kremer. “We moeten toe naar een continu lerend en reflecterend stelsel dat koplopers de wind in de zeilen geeft. Ik doe een oproep aan alle zorgverleners om na te denken over de vraag: hoe kan het beter voor patiënt en samenleving? We moeten uitkijken dat die passende-zorgtransitie geen zure, cynische, rantsoenerende beweging wordt. Zorgverleners moeten elkaar ook niet de put inpraten, want dan wil niemand meer verpleegkundige of dokter worden. Nee, we hebben de plicht om hoopvol en optimistisch te blijven.”

Vooral bij jonge zorgverleners ziet Kremer veel enthousiasme voor passende zorg. “Ik merk dat jonge mensen ook behoefte hebben aan een hoopvol verhaal en voor mij is passende zorg dat ook. Ik denk echt dat we de wereld daarmee een beetje mooier kunnen maken, maar het wordt alleen een succes als we er een positieve, hoopvolle beweging van maken. Een tweede succesfactor is dat we ook andere antwoorden weten te vinden op de tragiek van het leven dan alleen maar een professioneel zorgantwoord.” Dat betekent inzet van burgers, in een individualistische maatschappij.

Een half jaar geleden bleek uit de European Values Study dat slechts 19 procent van de Nederlanders bereid was om voor zijn zieke ouders te zorgen. ‘Toch wel schokkende cijfers’, schreef Jan Kremer op LinkedIn, ‘We staan daarmee helemaal onderaan in Europa.’ Gelukkig, vertelt hij nu, ziet hij steeds meer initiatieven om dit tij te keren. “In het dorpje Austerlitz gaat bijvoorbeeld vrijwel niemand naar een verpleeghuis. Daar zorgt iedereen voor elkaar. En Jos de Blok is hard bezig om de zorgzame buurt en wijk als oplossing neer te zetten voor de zorgtransitie. Zo zijn er veel meer voorbeelden.”

Peinzend: “Misschien komt het doordat we een rijk land zijn: we kunnen zorg eenvoudig afkopen. Of misschien werken we heel hard of zijn we toch een heel individualistisch land geworden. Hier naast mij woonde een 106-jarige man die onlangs is overleden. Achteraf denk ik: potverdikke, ik heb wel heel weinig voor die man gezorgd en nooit eens gevraagd of ik een boodschap kon doen. Mijn wens is dat we in deze samenleving niet alleen maar aan onszelf denken, maar ook wat meer voor elkaar gaan zorgen.”

Curriculum vitae

Jan Kremer (1959) geboren in Venray

  • 1971 – 1977  Boschveldcollege, Venray
  • 1977 – 1980 biologie, kandidaatsexamen 1980, Katholieke Universiteit Nijmegen
  • 1977 – 1987 geneeskunde, Katholieke Universiteit Nijmegen
  • 1987 – 1990 promotieonderzoek neuro-endocrinologie van het kraambed, Katholieke Universiteit Nijmegen
  • 1990 – 1996 opleiding tot gynaecoloog, Groot Ziekengasthuis, Den Bosch, en Radboudumc, Nijmegen
  • 1996 – 2011 gynaecoloog, hoofd IVF-afdeling, Radboudumc
  • 2007 – 2011 hoogleraar voortplantingsgeneeskunde, Radboudumc
  • 2011 – heden adviseur en hoogleraar zorg en samenleving
  • 2014 – 2023 lid Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS)
  • 2015 – 2021 voorzitter Kwaliteitsraad, Zorginstituut Nederland
  • 2016 – heden voorzitter raad van toezicht, OLVG, Amsterdam
  • 2016 – 2024  lid raad van commissarissen, Ksyos
  • 2022 – heden speciaal gezant Passende zorg, Zorginstituut/VWS
  • 2023 – heden lid raad van commissarissen, Espria

Delen