Gastvrouw
Ik heb nog nooit in het ziekenhuis gelegen. Wel ben ik in mijn jeugd talloze malen in het ziekenhuis geweest. Mijn middelbare school stond tegenover het Erasmus MC waar mijn vader werkte als patholoog-anatoom. Als ik extra zakgeld nodig had, stak ik de straat over, nam de lift naar de veertiende verdieping en liep de kamer van mijn vader binnen. Meestal had hij een witte jas aan, soms was hij ook aan het snijden. “Wat is dat?”, vroeg een klasgenoot die ik had meegenomen ooit aan hem. Mijn vader antwoordde: “Dat is een stukje adamsappel.” Ik kreeg een briefje van tien mee, maar de klasgenoot liet zich de door mij betaalde tosti niet meer smaken.
Mijn moeder werkte ook in het ziekenhuis. Ze was een tijdlang gastvrouw. Dat betekende dat ze mensen de weg wees naar de juiste polikliniek of dat ze een praatje maakte met patiënten die daarom verlegen zaten. Soms deed ze ook meer. Mijn moeder is vroeger verpleegster geweest. Wie last had van zijn grote teen, werd op een stoeltje neergezet en gevraagd zijn schoen en sok uit te doen. Mijn moeder keek dan op haar hurken naar de grote teen en zei: “Goed wassen, nog beter afdrogen en een tijdlang geen schoeisel meer dragen.” Maar het meest was ze in de weer met mensen die met een sigaret voor de schuifdeuren van het ziekenhuis stonden. Ze vond het onacceptabel dat patiënten rookten. “Ik laat u niet binnen”, zei ze als gastvrouw van het Erasmus MC. “Ik laat u echt niet naar binnen.” Soms moest de bewaking erbij worden gehaald. Zij moesten dan de patiënt het ziekenhuis in trekken.
Een enkele keer gooide mijn moeder het over een andere boeg. “Mijn man is patholoog-anatoom op de veertiende verdieping,” riep ze dan naar de roker. “Zal ik u meteen naar hem toe brengen?” Mijn vader heeft in de tijd dat mijn moeder in het ziekenhuis werkte een dozijn patiënten ontvangen die eigenlijk niet meer hadden dan een verstuikte voet of een suizend oor.
‘Maar ik ben chirurg’, zei de man. ‘Ik moet opereren’
Het verhaal doet de ronde dat mijn moeder ook een keer een arts de toegang tot het ziekenhuis heeft ontzegd. “Maar ik ben chirurg”, zei de man. “Ik moet opereren.” Mijn moeder geloofde hem niet. De man moest zijn ziekenhuispasje laten zien. Het klopte dat de man chirurg was, maar mijn moeder hield voet bij stuk. “Alleen als u stopt met roken, laat ik u binnen.” En ze stak haar hand uit, zoals ze dat ook bij patiënten deed. De chirurg legde uiteindelijk zijn pakje sigaretten op de handpalm van mijn moeder en rende toen het ziekenhuis in.
Tegenwoordig werkt mijn vader in het University Health Network in Toronto. Mijn moeder doet ook hier vrijwilligerswerk als gastvrouw. “Er wordt veel minder gerookt in Canada”, vertelde mijn moeder onlangs in een telefoongesprek. “Maar de mensen zijn zo dik.” Er klonk ergernis in haar stem, maar ook vastberadenheid.