Geboortezorg onder druk

verloskunde / Verloskundigen eerste lijn worstelen met capaciteitsproblemen in ziekenhuizen

De capaciteitsproblemen op verloskundeafdelingen spelen in steeds meer ziekenhuizen en zijn groter dan ooit. Verloskundigen in de eerste lijn worstelen daar dagelijks mee. “De rek is er wel een beetje uit.” 

Eerst een telefoontje naar het regioziekenhuis, het Amsterdam UMC, locatie AMC. Nee, daar kan verloskundige Maria Hoenderdos (46) met haar cliënt niet terecht. Alle verloskamers zijn bezet. Volgende poging: het Bevalcentrum West, een eerstelijnsvleugel met vier kamers in het OLVG West. Er is wel plek, maar de medische achtervang in het ziekenhuis zelf is te druk, dus nee, helaas. Het OLVG Oost dan? Ook vol. 

“Dit is eerder regel dan uitzondering”, verzucht Hoenderdos, sinds 2009 mede-eigenaar van Verloskundigen Vida in Amsterdam Zuidoost. “Ik voel me soms een soort van telefonist. Het is frustrerend, het is tijdsintensief én het is niet goed voor de zwangere vrouw die zich zorgen maakt. En door al dit gedoe heb ik als verloskundige minder tijd voor de cliënt.” Dat verklaart mogelijk (voor een deel) de uitkomst van een Nivel-onderzoek naar niet-cliëntgebonden taken van eerstelijnsverloskundigen: dat percentage groeide van 18 procent in 2018 naar 29 procent in 2021. 

Het komt geregeld voor dat Hoenderdos’ cliënten niet in een Amsterdams ziekenhuis kunnen bevallen, maar moeten uitwijken naar Haarlem, Zaandam, Almere of Blaricum. Een tijdje terug moest een collega met een bevallende vrouw zelfs helemaal naar Den Helder rijden. Of een cliënt moet toch thuis bevallen, tegen de oorspronkelijke wens in.

“Laatst beviel een mevrouw thuis omdat er echt nergens plek was”, vertelt Hoenderdos. “Er was sprake van een plaatsindicatie, maar niet van een officiële spoedindicatie. Wat kon ik doen? Ik kan iemand moeilijk in de auto zetten naar niks. Toen het een niet vorderende uitdrijving bleek, heb ik niet meer gebeld met de vraag óf er plek was, maar medegedeeld: we komen er nú aan.” 

Ik kan iemand moeilijk in de auto zetten naar niks

Bij spoedindicaties kan de verloskundige doorgaans nog wel terecht in het  
ziekenhuis, al gaat dat soms ook moeizaam. “Als regioziekenhuis moet het AMC ons bij spoedindicaties in principe accepteren, maar sinds de fusie met het VUmc komen daar ook alle derdelijnsindicaties. Daardoor is er soms ook voor spoed geen kamer beschikbaar, maar de mensen in het ziekenhuis zijn dan gelukkig wel heel behulpzaam. Dan toveren ze een onderzoekskamer om of zij gaan voor ons rondbellen naar andere ziekenhuizen. Dan merk je dat zij toch wat meer druk kunnen uitoefenen en meer voor elkaar krijgen.” 

Stijgingen in stops 

De capaciteitsproblematiek in de geboortezorg is niet nieuw, maar speelt volgens de beroepsvereniging van verloskundigen (KNOV) ‘in steeds meer regio’s en is nu groter dan ooit’. “Een landelijk meetsysteem bestaat niet, maar in een aantal regio’s houden ze de volmeldingen van verloskamers bij en daar zien we overal stijgingen in het aantal stops”, zegt Job Paulus, directeur van de KNOV. “We merken het ook aan signalen die we krijgen van verloskundigen, uit alle regio’s en in wat voor setting ze ook werken.”  

De IGJ krijgt die signalen ook binnen, maar ziet geen ‘structurele tekortkoming van zorg’. “Het kan zijn dat de verloskundige zorg niet helemaal verloopt zoals zorgverleners en/of ouders graag hadden gewenst”, zegt een woordvoerder. “We begrijpen dat dat erg vervelend kan zijn. Dat wil alleen niet zeggen dat er geen goede en veilige zorg is geboden. Wel moet er voor acute verloskunde altijd plek zijn. Van zorgverleners verwachten we dat ze in gezamenlijkheid in de regio afspraken maken over welke acute situaties niet geweigerd mogen worden, en waar uitwijken naar een ander ziekenhuis nog verantwoord is.”  

De voorspelling van het CBS dat – na een daling in 2022 ten opzichte van 2021 – het aantal geboorten de komende jaren weer gaat stijgen, is niet bepaald geruststellend. Hoenderdos: “Ik ben al 18 jaar verloskundige en er zijn altijd periodes geweest dat het wat drukker is, maar dan weet je: het wordt ook weer rustiger. Alleen wordt het nu niet meer rustiger, terwijl de rek er wel een beetje uit is. Dat baart me zorgen.” 

Inzicht geen oplossing  

Wel zijn er initiatieven om verloskundigen te ontlasten. Zo zijn inmiddels alle ROAZ-regio’s gestart met het (implementeren van het) Landelijk Platform Zorg-coördinatie (LPZ)-dashboard voor de geboortezorg, waarop de actuele beddencapaciteit op de ziekenhuisafdelingen verloskunde en neonatologie wordt getoond. “De vraag is hoe actueel dat dashboard is”, zegt Hoenderdos. “Mijn ervaring is dat het vaak niet klopt. Daarom kijk ik niet meer op het dashboard, ik bel gewoon weer rond.” KNOV-directeur Paulus hoort dat vaker: “Soms zijn ook alle ziekenhuizen in de regio rood, en dan moet je alsnog bellen. Het dashboard biedt een vorm van inzicht, maar inzicht is geen oplossing. Ons inziens kunnen we beter inzetten op het aanpakken van de problematiek dan op het verkrijgen van inzicht.” 

De KNOV presenteert op haar website een ‘menukaart interventies’. Grofweg zijn er twee oplossingsrichtingen te onderscheiden: zorg verplaatsen van tweede naar eerste lijn, en tweedelijnszorg voorkomen door in te zetten op preventie. Hoenderdos knikt: “Preventie zit ’m voor mij vooral in goede voorlichting en eerlijke communicatie. Vrouwen worden tegenwoordig heel erg bang gemaakt voor van alles en nog wat, waardoor ze sneller maar niet volledig geïnformeerd kiezen voor pijnstilling of inleiding.”  

Het verplaatsen van zorg gebeurt al, vertelt Hoenderdos. Een voorbeeld: “Bij meconiumhoudend vruchtwater moeten wij eigenlijk overdragen, maar in overleg met de arts of verloskundige in het ziekenhuis blijven wij erbij, zodat zij iets anders kunnen doen. Alleen is ons tarief daar nog niet op aangepast.” Paulus: “Het verplaatsen van zorg kent altijd een financieel element dat ingewikkeld is, maar gelukkig zijn er nu vanuit het Integraal Zorgakkoord transformatiegelden beschikbaar. Wij gaan ervan uit dat verloskundigen hier aanspraak op kunnen maken.”  

De beroepsvereniging ziet toekomst in het opzetten van eerstelijns bevallocaties

De KNOV heeft een lijst gemaakt van tweedelijnszorg die in aanmerking kan komen voor verschuiving naar de eerste lijn. Daarnaast ziet de beroepsvereniging toekomst in het opzetten van eerstelijns bevallocaties, zoals het Bevalcentrum West in het OLVG of als losstaand centrum. In Amsterdam inventariseert het samenwerkingsverband van Eerstelijns Verloskundigen in Amsterdam-Amstelland (EVAA) momenteel of zo’n geboortecentrum haalbaar is. “Met alle faciliteiten, zoals een bad en lachgas”, zegt Hoenderdos. “We zijn nu bezig met een businessplan. De belangrijkste vraag is of zorgverzekeraars over de brug gaan komen.”  

Normpraktijk verlagen  

Verschuiving van zorg betekent wel dat de werkdruk van eerstelijnsverloskundigen verder zal toenemen. “Een terecht punt”, zegt Paulus. “Daarom moeten we met elkaar in de regio’s verkennen wat wel en niet kan. In theorie scheelt het natuurlijk ook rondbel- en reistijd als we de druk op het ziekenhuis kunnen verlichten. Maar los daarvan moeten verloskundigen meer tijd krijgen voor de cliënt, ook voor preventie. Uit onderzoeken blijkt immers dat meer tijd voor de cliënt uiteindelijk leidt tot demedicalisering en minder verwijzingen.” 

Om meer tijd voor de cliënt te realiseren, pleit de KNOV voor verlaging van de normpraktijk. Die ligt nu op 106 zwangere vrouwen per fulltime werkende verloskundige; de KNOV vindt dat de norm naar 60 moet. Dat lijkt een forse stap. “In Nieuw-Zeeland ligt de norm nog een stuk lager”, trekt Paulus een vergelijking. “Het is iets waar je stapsgewijs naartoe werkt. Het lijkt wellicht een forse verlaging, maar de positieve effecten van een lagere normpraktijk leveren betere kwaliteit, tijd, geld en menskracht op. En laten we het werkplezier van verloskundigen daarbij niet vergeten; dat is heel belangrijk om ze te behouden voor het vak [zie kader, red.].”  

Voor Hoenderdos en haar praktijk is verlaging van de norm voorlopig niet aan de orde. “Wij zouden geld voor een pilot kunnen krijgen om twee verloskundigen op acht tot tien zwangeren te zetten, om zo de effecten op betere uitkomsten en tevredenheid te meten. Daar hadden we graag aan mee willen doen, maar we moeten zeer waarschijnlijk nee zeggen, simpelweg omdat we daar geen personeel voor kunnen vrijmaken.”  

Hoge uitstroom 

Relatief veel verloskundigen verlaten vroegtijdig het vak. Uit een Nivel-rapport uit 2022 blijkt dat tien jaar na het afstuderen 20 procent van de verloskundigen is gestopt met het werk. Na vijftien jaar heeft zelfs 40 procent het vak verlaten. Werkomstandigheden zoals onregelmatige diensten, motivatie, regelgeving en werkdruk zijn de belangrijkste vertrekredenen.

Ondanks die uitstroom verwacht het Nivel dat het aantal verloskundigen in de komende 20 jaar iets zal toenemen: van 3.940 in 2022 naar 4.300 in 2042. Wanneer de uitstroom kan worden beperkt, zal dat aantal verder toenemen naar ongeveer 4.700 verloskundigen. 

Delen