Gezegende natie

Het is dat de eindredactie geen koppen toestaat die langer zijn dan drie woorden, anders was misschien boven deze blog komen staan: Something rocking in the state of Denmark.

Wij zijn weer thuis na een verblijf van een paar weken in dit mooie land. Niet voor de eerste keer, en ook niet voor de laatste. Ik had mij ook al voorgenomen om, evenmin voor de eerste keer, iets naar aanleiding van Denemarken te schrijven, over het voorstel van de Deense minister van Volksgezondheid om de heraccreditatie van ziekenhuizen af te schaffen.

Maar op de terugreis kwam hier wat tussen. Op de ferry naar het vasteland hing een bijzondere expositie van hoezen van klassieke langspeelplaten uit de hoogtijperiode van de rockmuziek. Veilig achter glas, want ze zijn intussen best iets waard. Waarbij weer eens opviel dat de beste platen vaak ook de allerbeste hoezen hadden, in zowel fotografie als grafisch ontwerp. Zoals die geweldige hoes van het debuutalbum van Crosby, Stills & Nash. Uit 1969 alweer, maar nog steeds de moeite van het bekijken waard, alleen al vanwege die waanzinnige sofa.

Rockmuziek is voor mij de belangrijkste culturele verworvenheid van de twintigste eeuw. En wat aan die veerboot-expositie zo bijzonder was, is vreemd genoeg juist hoe doodgewoon en vanzelfsprékend het in Denemarken is om rockmuziek serieus te nemen. De afgelopen jaren kwam ik hiervoor steeds weer aanwijzingen tegen. Op zichzelf soms bescheiden en incidenteel, maar tezamen een patroon dat mij zeer bevalt.

Zelfs vergeleken met Nederland, waar je als rockliefhebber ook al weinig te klagen hebt. Maar waar we bijvoorbeeld niet één serieus radiostation meer hebben voor uitsluitend rockmuziek. En dan bedoel ik niet alleen online of via de kabel maar ook als etherzender. We hádden hier lange tijd Arrow Classic Rock, maar intussen heeft dat geen etherfrequentie meer. Maar in Denemarken is er, nieuw sinds 2013, myRock. In meer dan de helft van het land te ontvangen; én bovendien geen classic rock-zender, maar eentje voor een jong en modern publiek en met ook veel nieuwe rockmuziek. En juist dat laatste is een blijk van serieus nemen van rock: als een genre niet alleen van toen, maar ook van nu.

Ook op andere Deense radiozenders hoorde ik de afgelopen jaren in de auto veel goeie rockmuziek. En ook zonder de Deense taal goed te beheersen, kan je horen hoe volwassen en informatief de informatie is die presentatoren hierbij geven, in plaats van dat ze alles bederven met zelfingenomen en opgewonden deejay-talk.

Steeds weer stuit je in Denemarken op affiches van lokale rockfestivals. En dan is er natuurlijk Roskilde. Van mij geen kwaad woord over Pinkpop; zeker niet vorig jaar met The Rolling Stones én Metallica, en dit jaar (van 12 t/m 14 juni) met Muse en Foo Fighters. Maar Roskilde Festival is, door alle jaren heen, toch van net nog wat meer allure.

En dan is er natuurlijk Lars Ulrich (voor niet-liefhebbers: de zeer ‘aanwezige’ drummer van Metallica). Natuurlijk: wij hebben de broertjes Van Halen. Maar toen die in 1962 met hun ouders vanuit Nederland naar Californië verhuisden, was Eddie pas zeven. Toen Lars met zijn ouders diezelfde stap maakte, in 1980, was hij al 17 jaar oud. En was hij al lang en breed gevormd als rockfanaat, opgroeiend in een voorstad van Kopenhagen. Nadat hij op zijn tiende met zijn vader meemocht naar een Deep Purple-concert, en vanaf zijn dertiende in bezit van zijn eigen drumstel.

Een rockminded natie dus, die Denen, en dat sluit ook goed aan op wat nou eigenlijk de essentie van rockmuziek is. Die ligt niet, zoals je wel hoort zeggen, in de sfeer van protest en rebellie. Dat kwam er sóms bij kijken, maar alleen als marginaal en weer snel vergeten nevenaspect. Want in werkelijkheid is rock, als hoogst ontwikkelde stadium van popmuziek, vóór alles een zaak van ongeremde en ontketende levensvreugde – van ‘lust for life’. En daarom ook onverbrekelijk verbonden met onze moderne tijd, van na de Tweede Wereldoorlog. Voor het eerst in de geschiedenis konden toen, althans in ons gedeelte van de wereld, grote delen van de bevolking een leven gaan leiden in welvaart, vrede en veiligheid. Met voor jongere generaties het historisch nieuwe en revolutionaire concept van ‘jeugd’, als levensfase om tot op de bodem, en zo lang mogelijk, van te genieten – met rockmuziek als bijpassende soundtrack pur sang.

Ofwel: rock als pendant van een levensgevoel van ‘gelukkig zijn’. Waarmee de cirkel rond is, en we opnieuw vanzelf belanden in Denemarken. Het land immers dat bijna altijd nummer één scoort in onderzoek naar tevredenheid met het leven. Wat behalve met de Deense welvaart, en met een extreem gelijkwaardige positie van vrouwen en mannen, ook veel te maken heeft met die factor veiligheid.

Want ook dat is Denemarken: een land waar mensen zich veilig voelen, in een mate die ook elders in West-Europa niet wordt geëvenaard. Wat weer samenhangt met een alom beleefd gevoel van vertrouwen in je medeburgers, ofwel Denemarken als ‘trust society’, op alle niveaus van het leven. Vanaf het niet op slot hoeven zetten van je fiets, tot aan de steevast laagste score op wereldwijde corruptie-indexen.

Dus ook dat afschaffen van die heraccreditatie wordt interessant om te blijven volgen. Want ook dit is in wezen een zaak van goed vertrouwen; in dit geval in het zelfcorrigerende vermogen van de medische wereld. Hoe dit afloopt, weet ik niet. Maar dit weet ik wel: als er één land is waar zo’n experiment kans van slagen heeft…

Delen