Jonge praktijkhouders – uitstervend ras?
Of ze ambiëren het niet of de mogelijkheden zijn er niet. Feit is dat steeds minder jonge zorgprofessionals praktijkhouder (willen) worden, maar ze zijn er nog wel én ze zien meer plussen dan minnen. “Ik ben flexibeler dan een waarnemer.”
Tekst: Martijn Reinink Beeld: Tamar Smit
Niet hoeven investeren, niet 24/7 stand-by zijn. Geen berg aan regels en administratie, geen gedoe met personeel. Wél: de vrijheid om te bepalen wanneer en hoeveel je werkt én de fiscale voordelen van een ondernemer. Het zijn redenen voor jonge huisartsen en tandartsen om een bestaan als zzp’er te verkiezen boven het praktijkhouderschap. “Vroeger was het bijna de norm dat je uiteindelijk praktijkhouder werd”, zegt Erik van Dam, adviseur en programmamanager ‘Succesvol Ondernemen’ bij VvAA. “Nu lijkt er een cultuur te ontstaan waarin het juist minder gebruikelijk is om een praktijk over te nemen.”
Mariët Deen (32) heeft dat wel gedaan. De in Hardenberg woonachtige huisarts nam in 2020 een apotheekhoudende praktijk over in het nabijgelegen dorpje Beerzerveld. Op het moment van spreken, heeft ze zwangerschapsverlof; 3,5 week geleden beviel ze van haar derde kind. “We zitten met zijn tweeën in een maatschap. Mijn collega heeft ook een groot gezin en zegt: ‘Neem de tijd, geniet ervan’. Mijn voorganger neemt waar voor mij.” Deen heeft altijd de ambitie gehad om een praktijk over te nemen, maar het kwam sneller dan verwacht. “Ik was nog in opleiding toen deze kans zich voordeed. Eigenlijk wilde ik eerst een tijdje als hidha of waarnemer aan de slag, maar ik dacht: een gesprekje kan geen kwaad. Daar werd ik toch wel enthousiast van. Mijn man, ook ondernemer, zei: ‘Ga er gewoon voor, zo spannend is het allemaal niet’. Sommige huisartsen denken dat ze een verbintenis voor het leven aangaan, maar zo sta ik er niet in. Als je het niet meer ziet zitten, dan stop je toch?”
Webinar
Onlangs organiseerde VvAA in samenwerking met Huisartsenvereniging Regio Zwolle een webinar over praktijkhouderschap. Daarin vertelden onder anderen vier jonge praktijkhoudende huisartsen over hun ervaringen. Via vvaa.nl/praktijkvestigen kunt u het webinar terugzien en vindt u meer informatie over praktijkovername.
Nadat Deen klaar was met de huisartsenopleiding, werkte ze eerst een paar maanden in de praktijk om te kijken of het beviel. “Dat deed het, meer dán zelfs.” Alle redenen om als huisarts níet voor het praktijkhouderschap te kiezen, veegt zij van tafel. “Ik ben flexibeler dan een waarnemer. Ik plan mijn eigen spreekuren. Om 17.00 uur trek ik de deur achter me dicht. Moet ik een ziek kind van school halen, dan vraag ik een collega om even waar te nemen. Diensten draai ik mee op de huisartsenpost.”
En alle regels en administratie? “Ik kan niet ontkennen dat het veel is. Sommige taken vind ik uitdagend: personeelsmanagement, declaratieverkeer. Daartegenover staat dat ik ruimte heb om projecten op te zetten waarvan ik energie krijg. Én je kunt je laten helpen: we hebben een praktijkmanager die ons veel werk uit handen neemt.” VvAA-adviseur Van Dam: “Oudere praktijkhouders die de berg administratie met de jaren hebben zien groeien, zijn soms wat mopperig. De nieuwe generatie weet dat het veel is, stapt er met een andere mindset in en besteedt bepaalde zaken makkelijker uit.”
Werk-privébalans
Een praktijkmanager hebben ze ook bij de veterinaire kliniek waar varkensdierenarts Tom Verbrugge (33) in januari van dit jaar als zevende lid is toegetreden tot een maatschap. Al is voor hem de werk-privébalans wel degelijk veranderd. “Ik ben medeverantwoordelijk voor de apotheek bij ons op de praktijk, ik stuur de assistenten aan, ik ben voorzitter van het managementteam varkens. Al met al zitten er nu meer uren werk in de week. Komt ook omdat ik vind dat je als mede-eigenaar een voortrekkersrol hebt.” Maar dat alles is het meer dan waard, vindt de dierenarts. “Ik heb gekozen voor autonomie en die heb ik nu. Ik kan zelf beslissingen nemen. Verder dragen al die nieuwe taken bij aan mijn ontwikkeling en ik werk dagelijks samen met varkenshouders die ondernemer zijn. Op ondernemersgebied praat ik nu makkelijker mee.”
‘Ik heb gekozen voor autonomie en die heb ik nu’
Toch verkiezen de meeste jonge dierenartsen een (parttime) loondienstverband boven het ondernemerschap. “Van mijn studievriendengroep maakt nu ongeveer de helft deel uit van een maatschap, maar dat zijn allemaal mannen. Bij vrouwen ligt dat percentage over het algemeen veel lager en zij zijn oververtegenwoordigd.”
Een andere reden om niet voor praktijkhouderschap te kiezen, zijn de zogenaamde ‘verouderde’ maatschappen, onder andere door fusies. Verbrugge: “Als je associeert in een maatschap met enkel maatschapsleden tussen de 50 en 60 jaar, dan weet je dat je er veel moet uitkopen de aankomende jaren. Dat kan een reden zijn om er niet in te stappen.”
Ook ketenvorming is een van invloed zijnde ontwikkeling in de veterinaire sector. Doordat grote ketens praktijken opkopen, hebben jonge dierenartsen die het praktijkhouderschap wél ambiëren, minder kans. “Voor onze maatschap is verkopen aan een keten absoluut geen optie”, stelt Verbrugge. “Anders was ik hier geen maat geworden. Maar voor sommige praktijkhouders is dat interessant. Ze kunnen nog een paar jaar blijven werken, terwijl ze verzekerd zijn van een goede overnameprijs.”
Ketens winnen terrein
In andere zorgsectoren winnen ketens eveneens terrein: in de fysiotherapie, al langer in de mondzorg en al helemaal in de apothekerssector. Ook in de huisartsenzorg lijkt deze ontwikkeling op gang te komen. “We gaan het niet tegenhouden”, denkt huisarts Deen. “Zeker niet zolang huisartsen geen praktijkhouder willen zijn.”
Vooralsnog liggen echter ‘de huisartsenpraktijken voor het oprapen’, om met de woorden van Deen te spreken, maar wel in de periferie en daar wil niet elke huisarts de Randstad voor verlaten. “Je kunt hier hartstikke mooi wonen voor relatief weinig geld”, promoot Deen haar provincie. “En voor de partner die al een baan heeft: tijdens corona hebben we wel geleerd dat je heel veel vanuit huis kunt doen. Ik denk dat mijn generatie soms misschien iets meer water bij de wijn mag doen. We hebben met z’n allen een ideaalbeeld in ons hoofd: we moeten gereisd hebben, kinderen krijgen, een mooi huis hebben en dan een praktijk overnemen die perfect is. Alleen: de perfecte praktijk bestaat niet. Maar als eigenaar kun je de praktijk wél inrichten zoals jij dat wil.”
Voor jonge dierenartsen, tandartsen en apothekers met ‘eigen praktijkambities’ is dat anders. Door de opkomst van de ketens met bijbehorend prijsopdrijvend effect, is het voor hen – zoals eerder opgemerkt – lastig om een praktijk over te nemen. Van Dam: “Praktijkhouders die willen stoppen, moeten voor zichzelf de afweging maken: draag ik over aan een collega die mijn visie voortzet of kies ik voor een keten die meer geld biedt? Alle goede bedoelingen ten spijt: bij ketens ligt de primaire focus toch op marges. Zorg is het product. Investeerders stappen er niet in voor gezonde burgers of gebitten, maar voor geld. Dat is bij een zorgverlener in de regel anders. Natuurlijk moet je ook als zorgverlener een gezond bedrijf hebben, maar de zorg staat op één.”
Apotheker Luca Emmer: ‘Je moet mazzel hebben’
Tijdens zijn vervolgopleiding tot openbaar apotheker beseft Luca Emmer (32) dat hij ‘eigen baas’ wil zijn. “In mijn opleidingsapotheek was weinig ruimte voor eigen initiatieven en voor elke kleine uitgave moest ik met iemand overleggen.” Maar vind maar eens een maatschapsplek als apotheker. “Ik ben mezelf gaan detacheren en tegen elke vertegenwoordiger die ik sprak, zei ik: ik heb een droom. Je moet mazzel hebben dat er wat op je pad komt en dan moet het je gegund worden. Want met een grote keten concurreren, is lastig. Die zijn bereid meer te betalen én kunnen op de transactiedatum in één keer het volledige bedrag overmaken.”
Via een vertegenwoordiger komt Emmer in contact met een apotheek in Kampen. Na wat wisselingen van de wacht, maakt hij daar nu deel uit van een maatschap van vier apothekers, “met een mooie leeftijdsopbouw”. Alle vier zijn ze verantwoordelijk voor een vestiging in de regio. “Ik ben blij met de vrijheid die ik nu heb”, zegt Emmer. “De vrijheid om zelf te beslissen dat ik in een werkgroep ga. De vrijheid om na te denken over kansen in de regio. De vrijheid om accenten te leggen op bepaalde patiëntengroepen. Mijn targets zijn feitelijk gezien hetzelfde als die van een apotheker van een keten, maar ik kan 10 euro marge laten liggen voor een tevreden patiënt.”
Op zijn privéleven is het ondernemerschap wel van invloed. “Ik ben me ervan bewust dat ik kan verdrinken in het werk, dus probeer echt de balans te bewaken. Zo heb ik een aparte werktelefoon aangeschaft die ik uitzet als ik vrij ben.”
1 reactie
Het starten of veranderen van een praktijk is een actie die de meeste huisartsen slechts 1 of enkele keren in hun carrière waarschijnlijk zullen doen. Het is echter een afgrijselijk bureaucratisch gedrocht, vele malen groter dan de meeste mensen zich kunnen voorstellen. Het is een actie die je als jonge huisarts de moed in de schoenen zou kunnen doen zakken en overwegen niet aan een praktijk te starten. Ik zit gelukkig aan de andere kant: Op 60 jr leeftijd ben ik blij van solo- naar duopraktijk te kunnen gaan met een jonge collega. Maar ik sta verbaasd hoe nu al wekenlang dagelijks de paarse krokodillen me om de oren vliegen.
Ik hoor van een andere jonge collega die de praktijk van haar vader recent heeft overgenomen (naam, adres etc alles hetzelfde, alleen eigenaar wijzigen bij KvK?) dat het haar een volledig jaar (!) gekost heeft voor alles eindelijk goed stond en goed functioneerde. Ik geloof het.
Verzekeraars en overheid roepen dat ze de toekomstbestendigheid van de huisarts willen borgen. Waarom dan eerst de mount everest beklommen moet worden voordat je iets werkelijk kan gaan doen?
Ontregel de zorg? Wederom een item van zorgmanagers die elkaar aan het werk houden zonder essentiele wijzigingen in de bureaucratie. De zorg zit er vol van. Misschien weer tijd voor pilot of projectje….?
Avinus Baas
11 september 2021 / 11:12