Klassieke stijl

Wie deze blog een beetje volgt, vraagt zich misschien af wat ik heb met Steven Pinker. Best veel, is het antwoord. Twee keer eerder al noemde ik hem hier, steeds naar aanleiding van zijn in 2014 verschenen boek The Sense of Style.

Steven Pinker is psycholinguïst en cognitiewetenschapper, en hoogleraar aan Harvard University. De ondertitel van The Sense of Style luidt ‘The Thinking Person’s Guide to Writing in the 21st Century’. Komende week verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact de Nederlandse vertaling, met als titel Gevoel voor stijl. Een goed moment om stil te staan bij de kern van wat Pinker te zeggen heeft.

Die eerdere keren dat ik over hem schreef, ging dit over alleen zijn slothoofdstuk, dat focust op zuiverheid van discussiëren en dat redelijk los staat van de rest van zijn boek; en gebruikte ik hem als opstap naar mijn eigen antwoord op de vraag waarom hoger opgeleiden vaak zo onleesbaar schrijven. Daarom dit keer nog één keer Steven Pinker, met uitsluitend focus op diens eigen antwoord op de vraag: Goed schrijven – hoe doe je dat?

The Sense of Style/Gevoel voor stijl is een uitstekend boek, dat ik elke hoogopgeleide professional kan aanraden. Want ook als schrijven geen dagelijkse bezigheid is, bijna iedereen met een kennisintensief beroep moet af en toe dingen op papier of scherm zetten die bedoeld zijn om door anderen te worden gelezen. Maar hoe voorkom je dat die anderen al na één of twee alinea’s afhaken vanwege de manier waaróp dingen zijn opgeschreven?

Door, vanzelfsprekend, een heleboel foute dingen niet te doen. Iedereen kent ze wel, die lijstjes, gidsen, stijlboeken, vol verboden en geboden. En iedereen kent ze wel: die taal- en schrijfgidsen die tot in detail uitspellen hoe dingen wel en niet moeten, in een eindeloze serie hoofdstukken, paragrafen, subparagrafen, elk met weer en nieuw stukje theorie, systematiek en taalkundige regelgeving en finesse.

Gevoel voor stijl is anders. Ook Steven Pinker is zich bewust van de ‘formele’ kant van zijn onderwerp. Sterker nog: hij besteedt een compleet hoofdstuk, naar mijn smaak iets te lang en diepgravend, aan een korte opfriscursus grammatica en syntaxis. Maar de essentie van zijn boodschap heeft met regels en voorschriften niks te maken. Want (goed) schrijven, vindt Pinker, is geen kwestie van blind toegepaste techniek; geen zaak van eenduidige, voor iedereen gelijke criteria van goed en slecht. Natuurlijk zijn er onmisbare basisregels – maar echte kwaliteit, en echt bijzonder resultaat, vergt nog méér.

U komt al een heel eind door alleen de eerste twee hoofdstukken van Gevoel voor stijl te lezen¸ die focussen op dat ‘kwalitatieve’ aspect. Natuurlijk, schrijft Pinker in hoofdstuk 1 (‘Goed schrijven’), er zijn dingen die je beter meestal niet kunt doen. Maar soms moet je die juist wél doen – en dan haalt dat strenge rode potlood, van bijvoorbeeld een rigide eindredacteur, de kwaliteit van een tekst juist omlaag. Iets in de lijdende vorm formuleren kán, in specifieke gevallen, juist heel functioneel zijn. Alinea’s van maar één zin lang moeten geen gewoonte worden, maar dat dit helemaal nóóit zou mogen, is een simplistisch misverstand. Een zin zonder werkwoord: idem dito.

Een tekst, vindt Pinker, wint juist aan aantrekkelijkheid als een auteur regelmatig buiten boekjes en standaardoplossingen gaat. Een onverwachte of elegante wending; een zelfbedacht neologisme; een originele metafoor; een beetje flair; een puntige zin; een moment van humor; een ongegeneerde alliteratie… Mag allemaal, mits op een bewuste manier gekozen en gedoseerd.

Maar de ware essentie van Pinkers boodschap zit in hoofdstuk 2 van Gevoel voor stijl. Dat heet ‘Een venster op de wereld’, en is een pleidooi voor wat Pinker ‘klassieke stijl’ van schrijven noemt. Dit klinkt misschien een beetje als ‘stijl van vroeger’, zo van: ‘Toen wisten de mensen nog wat goed schrijven was’; maar dit is gelukkig niet wat wordt bedoeld. Want de positieve kwaliteiten waar Pinker op doelt, zorgen voor teksten die nou net het tegendeel zijn van archaïsche, stoffige, gedateerde stijl. Klassieke stijl, schrijft hij, vormt juist ‘the strongest cure I know for the disease that enfeebles academic, bureaucratic, corporate, legal, and official prose’. (Elders noemt hij ook medicalese als ontspoorde vorm van taal.)

Natuurlijk bereik je een goed resultaat niet vanzelf, door gewoon maar je creativiteit en inspiratie de loop te laten. Pinker geeft een leerzaam overzicht van slechte maar hardnekkige gewoontes waaraan je veel ‘slecht schrijven’ – vooral door hoger opgeleiden – herkent. Gewoontes die ik zelf maar even parafraseer als: omhaal van woorden; nodeloze herhaling; versleten woordkeuze en clichés; gebruik van ‘lege’ woorden en ‘lege’ abstracties. En nog zo wat dingen die je vooral niet moet doen.

Maar eerst en vooral is klassieke stijl een positief concept: van dingen die je juist wél moet doen. Leest u vooral zelf wat Steven Pinker hierover zegt, een korte samenvatting kan daar geen recht aan doen. Maar waar het speciaal om gaat, zijn twee dingen. Schrijven, schrijft Pinker, is iets dat mensen niet van nature doen, en heeft daardoor al gauw iets kunstmatigs. Dit geldt niet voor spreken en zien: dat zit als het ware al ‘in’ ons als we geboren worden. Wie optimaal prettig en effectief wil communiceren, ook in geschreven woord, handelt steeds naar dit belangrijke inzicht. Kiest daarom voor een ‘conversatie-achtige’ toonzetting, in plaats van voor onpersoonlijke en afstandelijke monoloog. En probeert dingen voor lezers zo veel mogelijk ‘zichtbaar’ te krijgen, door concreet, levendig, beeldend taalgebruik.

In Pinkers eigen woorden: ‘Classic style can pull writers away from many of their worst habits, because it makes the unnatural act of writing seem like two of our most natural acts: talking and seeing.’

Delen