‘Meer consulteren, minder verwijzen
KNOV-voorzitter Mieke Beentjes: ‘Ik verwonder me nog altijd als ik bij een zwangere thuiskom’
Integrale zorg en een integraal tarief. Bedacht om de perinatale sterfte verder terug te dringen. Maar er zijn verloskundigen die vrezen dat de hervormingen het einde van de eerstelijnsverloskunde inluiden. KNOV-voorzitter Mieke Beentjes ziet dat anders. “Ik geloof in onze positie.”
Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp
Ze is verkleed. Net als de rest van de feestgangers in het café. Het is carnaval. Er komt een man op haar af. Ondanks haar pruik herkent hij de verloskundige onmiddellijk. De man spreekt haar aan. Vol trots: ‘Hij is zo mooi geworden. Nu zestien jaar oud.’ De warmte waarmee Mieke Beentjes (51) deze anekdote vertelt, zegt veel over haar liefde voor het vak. “Een zwangere en haar partner begeleiden op weg naar en tijdens een bevalling, zo’n persoonlijk en intiem moment, zorgt voor een speciale band.”
Sinds mei dit jaar vertegenwoordigt Beentjes haar beroepsgroep. Na drie jaar vicevoorzitter te zijn geweest, volgt ze Linda Rentes op als voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Organisatie voor Verloskundigen (KNOV). “Ik heb wel getwijfeld”, bekent ze. “Het is een turbulente tijd. De geboortezorg is in transitie en onze achterban is verdeeld. Er zijn regio’s waar verloskundigen al prima samenwerken met andere zorgverleners in innovatieve samenwerkingsverbanden. Maar er zijn ook verloskundigen die zich daar minder positief over uitlaten. Die zijn bang dat verloskundigen hun positie weggeven. Dat ze worden opgeslokt door grote ziekenhuisorganisaties.”
Het is niet Beentjes’ doel om de neuzen binnen de KNOV allemaal dezelfde kant op te krijgen. “We zijn geen eenheidsworsten. Van mening verschillen is goed. Het houdt je scherp. We moeten de discussie alleen wel intern voeren. Als één verloskundigenclub naar buiten treden. Laten zien waar we met z’n allen voor staan: kwaliteit en continuïteit van zorg en een bevalling met zo min mogelijk onnodige interventies.”
‘Ik heb een mening. Druk graag mijn stempel. Dan moet je ook verantwoordelijkheid nemen’
Dat is niet altijd de boodschap waarmee de beroepsgroep vandaag de dag in het nieuws komt. Als het in de media over verloskundigen gaat, zijn perinatale sterfte en de moeizame samenwerking met gynaecologen doorgaans de onderwerpen. “De focus is zo eenzijdig”, zegt Beentjes. “De pers lijkt uit op polarisatie en focust alleen op slechte uitkomsten.” Want met gynaecologen wordt volgens haar wél goed samengewerkt. “Over sommige dingen zijn we het oneens, ja. Maar we hebben elkaar keihard nodig. Beide partijen zijn onmisbaar en zijn zich daarvan bewust.” Wel geeft Beentjes toe dat er nog ruimte is voor verbetering. “Nu vindt overleg plaats als dat nodig is. We moeten toe naar meer structureel overleg.”
Over de perinatale sterfte zegt ze: “De cijfers moesten beter. Daar werken we al jaren ontzettend hard aan. We zetten vol in op preventie, samenwerking, kwetsbare zwangeren en het opsporen van groeivertraging. En we boeken resultaat. De sterftecijfers nemen jaarlijks af. Wat natuurlijk niet wegneemt dat elk sterfgeval er een te veel is.”
De sterfgevallen die Beentjes zelf als verloskundige in bijna 25 jaar heeft meegemaakt, kan ze zich nog zo voor de geest halen. “Het is heel heftig. Een drama voor het gezin en voor de verloskundige. Wat is er gebeurd? Hadden we het kunnen voorkomen? Die vragen blijven je bezighouden. Ook als zeker is dat het niet te voorkomen was. Gelukkig is er nu de perinatale audit, waarbij alle betrokken zorgverleners bij een perinatale sterfte het hele proces analyseren. Daar leren we veel van en het helpt bij de verwerking.”
De KNOV heeft de media een poosje niet te woord gestaan over perinatale sterfte. “Niet om het te verzwijgen, maar omdat de pers het vaak zo ongenuanceerd brengt.” Afgelopen zomer reageert Beentjes wel op een artikel in de Volkskrant over onvoldoende samenwerking en vermijdbare babysterfte. In een ingezonden brief weerlegt ze misverstanden hierover. “Ik vond dat ik dat moest doen. Die misvattingen leiden tot angst onder zwangeren. Terwijl wij zwangeren juist vertrouwen willen geven in de bevalling en in ons unieke, veilige systeem in Nederland.” Die brief schrijft ze een maand na haar aantreden als voorzitter van de KNOV. Want ondanks haar twijfels zegt Beentjes dus ja tegen het voorzitterschap. “Ik heb een mening. Druk graag mijn stempel. Dan moet je ook verantwoordelijkheid nemen.”
Niemand boven me
Die instelling heeft Mieke Beentjes altijd gehad. “Op de middelbare school wist ik al dat ik later een zelfstandig medisch beroep ging uitoefenen. Ik wilde niemand boven me.” Het liefst wilde ze dierenarts worden. Vanaf haar vijftiende hielp ze de dierenarts in het dorp in de Betuwe waar ze woonde. “Ik assisteerde bij operaties en als hij ’s avonds naar de bevalling van een koe moest, ging ik mee.”
Werd ze daar op de boerderij gegrepen door het baringsproces? “Nee, zo’n romantisch verhaal is het niet”, zegt Beentjes met een lach. “Voor diergeneeskunde gold een strenge numerus fixus en ik was slecht in natuurkunde. Ik moest reëel zijn en op zoek naar een alternatief.” Dat werd verloskunde. “Een zelfstandig medisch beroep en werken met een gezonde populatie; die combinatie sprak me aan.” Probleem was dat er in die periode zes- tot zevenhonderd aanmeldingen en maar zeventien opleidingsplaatsen waren. Ze viel buiten de boot. “Toen ben ik eerst HBO-V gaan doen. Daarna werd ik wel ingeloot.” Voor de verpleegkundeopleiding trok Beentjes van de Betuwe naar Eindhoven. Inmiddels woont ze er 32 jaar. “Ik ben verbrabantst. Ik vier carnaval en ik heb een seizoenkaart van PSV.”
Acht jaar heeft Beentjes een eigen verloskundigenpraktijk gehad. In 1999 deed ze die over. “Een verloskundigenpraktijk is een 24-uursbedrijf. De tent moet altijd draaien. Destijds waren er veel te weinig verloskundigen. Ik had kleine kinderen, maar er was geen waarneemster beschikbaar. Nu zijn er gelukkig meer verloskundigen opgeleid en is de praktijknorm verlaagd van 120 naar 90.” Nadat ze was gestopt met haar praktijk, ontwikkelde Beentjes zich op andere vlakken, maar ze bleef praktiseren als waarnemend verloskundige, ook nu nog als KNOV-voorzitter. “Na al die jaren verwonder ik me nog altijd als ik bij een zwangere thuiskom. De vrouw, de buik, en dat er een paar uur later een kindje op die buik ligt, het blijft zo fascinerend en mooi.”
Keuze voor thuisbevalling
Beentjes noemt de Nederlandse thuisbevalling een ‘groot goed dat behouden moet blijven’. “Thuis bevallen is geen doel op zich. Dat een vrouw de keuze heeft om thuis te bevallen is dat wel.” Feit is dat steeds minder vrouwen daarvoor kiezen. Beentjes heeft daar meerdere verklaringen voor. “Als vrouwen om je heen in het ziekenhuis bevallen, kies jij daar ook eerder voor. Het is meer de norm geworden.” Daarnaast wijst ze op de Verloskundige Indicatielijsten. “In de loop der jaren zijn er steeds meer indicaties bijgekomen die worden aangemerkt als risicovol en waarbij zwangeren worden doorverwezen.” Te veel indicaties? “We moeten meer consulteren en minder verwijzen. Wit is eerste lijn, zwart is tweede lijn, maar er valt een grote groep zwangeren in het grijze gebied daartussen. De gynaecoloog moet zo’n cliënt misschien een keer zien, maar als er niets aan de hand is, kan ze voorlopig terug naar de eerste lijn. We moeten de handen na verwijzing ook niet aftrekken van een cliënt. Ziek, gezond of een risico: elke zwangere heeft een verloskundige nodig die de bevalling zo normaal mogelijk houdt.”
‘De Nederlandse thuisbevalling is een groot goed dat behouden moet blijven’
Ook legt Beentjes een verband tussen de afname van de thuisbevalling en de toename van pijnbestrijding. “Dat is tweeledig. Omdat er meer vrouwen in het ziekenhuis bevallen, wordt er meer pijnbestrijding toegepast. Als het op afdelingen druk is, wordt het middel sneller ingezet. Maar ook zwangeren zelf kiezen ervoor. Die zeggen: geef mij maar iets, bevallen hoeft geen pijn te doen.”
In een interview in Volkskrant Magazine doet Nederlands bekendste vroedvrouw Beatrijs Smulders controversiële uitspraken over die ontwikkeling: “Lijden loutert. Vrouwen beulen zich af in de sportschool, maar laten de marathon die een bevalling is, verdoofd aan zich voorbijgaan. Ik snap daar niets van. Het is maar één dagje pijn.” Beentjes zegt: “Ik ben dolblij dat het er is, maar ik ben geen voorstander van standaard pijnbestrijding.” Wat vindt ze er eigenlijk van dat Smulders zich nog opwerpt als spreekbuis van de verloskundigen? “Doet ze dat? Vind ik niet. Ze vertelt een heel persoonlijk verhaal, over haar ervaringen en haar visie. De een zal het met haar eens zijn, de ander niet. Ik zou haar woorden niet gebruiken.”
Aangepaste Zorgstandaard
In datzelfde interview spreekt Smulders haar zorgen uit over de toekomst van de eerstelijnsverloskunde. Veel KNOV-leden delen die zorgen. In maart stemmen zij massaal tegen de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg. Grootste struikelblok is de gezamenlijke risicoselectie van alle zwangeren. Verloskundigen vrezen voor meer interventies, minder zorg op maat, minder keuzevrijheid waar te bevallen en geen zinnige en zuinige zorg.
De Zorgstandaard wordt aangepast en in juni geaccepteerd door de KNOV. Nu staat er in de standaard dat een multidisciplinaire bespreking over een zwangere alleen plaatsvindt als een van de zorgverleners daar aanleiding toe ziet. Verder is de KNOV blij dat de integrale bekostiging – één integraal tarief voor de verschillende onderdelen van de geboortezorg – niet wordt opgelegd maar alleen beschikbaar komt voor VSV’s (Verloskundige Samenwerkingsverbanden, red.) die er helemaal klaar voor zijn. Beentjes: “Vanaf 1 januari 2017 gaat een aantal VSV’s experimenteren met integrale bekostiging. Er komt veel bij kijken. De basis is een gezamenlijke visie op de geboortezorg in de regio. Maar er moet ook een juridische entiteit met verdeelsleutels worden opgetuigd.” De KNOV ondersteunt VSV’s die ‘de nek uitsteken’ en zal ze nauwlettend volgen. “Wat gaat goed en wat niet? Daar kunnen andere regio’s van leren. Het hele traject kost tijd en die is er, want de minister noemt geen einddatum voor de invoering. Dat was een van onze eisen.”
Daarnaast pleitte de KNOV succesvol voor het behoud van de zelfstandige eerstelijnspraktijk en de keuzevrijheid voor zwangeren om te bepalen waar zij willen bevallen. Hoewel de zelfstandige praktijk blijft bestaan, roept Beentjes verloskundigen wel op om zich te verenigen. “Als eenpitter red je het niet. Je kunt nog wel in je eentje een praktijk runnen, maar in het multidisciplinair overleg ben je dan geen onderhandelingspartner. Samen behoud je je positie.”
‘De cliënt wil kleinschalige zorg dicht bij haar leefomgeving’
In tegenstelling tot Smulders is Beentjes ervan overtuigd dat verenigde verloskundigen hun professionele autonomie – “het allerbelangrijkste” – zullen behouden in een integraal georganiseerde geboortezorg. “Ik geloof in onze positie en in onze meerwaarde. Die moeten we stevig inbrengen in overleggen met andere zorgverleners. We kunnen aantonen en onderbouwen waarom wij een zwangere begeleiden.” Angst dat verloskundigen worden opgeslokt door ziekenhuisorganisaties heeft Beentjes niet. “Op organisatorisch gebied wordt de zorg grootschaliger, maar de cliënt wil kleinschalige zorg dicht bij haar leefomgeving. Niet tien gezichten aan haar bed, maar één gezicht, van degene die de hele zwangerschap naast haar staat, de verloskundige.”
Curriculum vitae
Mieke Beentjes (1965) geboren in Bunnik
1984-1988 HBO-V, Eindhoven
1989-1992 Vroedvrouwenschool, Amsterdam
1992-1999 maatschapslid verloskundigenpraktijk in Tongelre, Eindhoven
1999-2001 docent Vroedvrouwenschool, Kerkrade
1999-heden verloskundig waarneemster
2000-2004 bestuurslid Verloskundige kring Eindhoven
2000-2006 medewerkster vragenrubriek Ouders van Nu
2001-2002 verloskundig beleidsmedewerker KNOV,
2005-2008 MSc Verloskunde UVA/AMC, epidemiologie
2007-2009 lid accreditatiecommissie KNOV
2008-2009 docent en bege-leider afstudeeropdrachten Verloskunde Academie Rotterdam
2009-2013 KNOV-kwaliteitsmedewerker
2013-2016 vicevoorzitter KNOV
2016-heden voorzitter KNOV