‘Nadruk op leren, niet op presteren’

interview / Vicedecaan Christa Boer (VU)

Ze schafte cum laude af, lanceerde een app om grensoverschrijdend gedrag uit te bannen en maakt zich nu sterk voor minder focus op de witte jas in de opleiding. Christa Boer, vicedecaan onderwijs van het Amsterdam UMC, locatie VU, heeft er geen moeite mee tegen heilige huisjes te schoppen. “Als ik kansen zie, dan ga ik ervoor.”

Weerstand, daar is Christa Boer (51) als niet-arts in een medische omgeving wel aan gewend. Als ze in het begin van haar carrière als onderzoeker haar opwachting maakt in het ziekenhuis, laten dokters duidelijk blijken dat zij ‘slechts’ biomedicus is. “Ik was gewoon minder. Soms werd ik echt beledigd.”

Ook al doet ze grote patiëntenstudies, wordt ze opleidingsdirecteur van een researchmaster en begeleidt ze meer dan 120 wetenschappelijke stages; het stempel van niet-arts blijft. “Pas toen ik hoogleraar werd, veranderde dat enigszins.” Maar zelfs nu nog als vicedecaan onderwijs bij het Amsterdam UMC, locatie VU, wordt Boer op basis van haar achtergrond weleens uitgesloten. “Ik word bijvoorbeeld niet verkozen tot voorzitter van een commissie omdat ik dat ene vinkje mis. Dat men dan niet naar mijn competenties kijkt, verbaast me. Het krenkt me weleens. Soms denk ik: ‘wat kortzichtig’, maar ik vind het niet de moeite waard om daar energie in te steken. Het gaat niet om mij, het gaat om de inhoud, daar zet ik me voor in.”

‘Het oude, beetje monomane idee van wat een arts is, daar moet wat variatie in komen’

Bovendien heeft het in deze functie ook voordelen dat ze zelf geen dokter is. “Ik zit niet gevangen in een ziekenhuisomgeving”, zegt Boer. “Ik hou van de brede blik op de univer­sitaire campus en ontmoet mensen met verschillende achtergronden, uit allerlei velden. Daar leer je van, daar word je creatiever van. En juist omdat ik geen arts ben, kan ik wat makkelijker tegen heilige huisjes schoppen.”

Dat doet ze af en toe. Niet om beroemd te worden (“Dat boeit me helemaal niet”), maar omdat ze ervan overtuigd is dat studenten, opleiding en/of maatschappij daarbij gebaat zijn. Door weerstand laat ze zich niet tegenhouden. “Er zijn altijd mensen die het niet met je eens zijn, maar als je voor je visie voldoende draagvlak vindt, moet je lef tonen, besluiten nemen en niet bang zijn om af en toe in de sloot te vallen.”

Boze berichten

Dat lef toont Boer kort na haar aantreden als opleidingsdirecteur in 2018, als ze samen met studenten de campagne #zouikwatzeggen optuigt, nadat er klachten binnenkwamen over een student die zich misdroeg. “Omdat die meldingen anoniem waren, konden we daar niks mee. In de Wet op het Hoger Onderwijs staat dat iedereen, ongeacht het gedrag dat iemand vertoont, remedieerbaar is. Ik dacht: als die wet zo rigide is, dan moeten we de mensen empoweren die te maken krijgen met dit soort gedrag.”

Dat leidt uiteindelijk tot een app waarmee studenten van de VU onder meer op verschillende niveaus (anoniem) melding kunnen doen van grensoverschrijdend gedrag. “Ik heb echt heel boze berichten gekregen van mensen die ons bemoeizuchtig vonden, van mensen die zeiden: ‘Dit komt bij ons niet voor, jullie creëren iets wat niet bestaat’.”

De beruchte uitzending van Boos over de misstanden bij The Voice verandert alles. “Daarvoor hadden we de app al aan meerdere instellingen aangeboden, maar niemand had interesse. Nu hebben het Amsterdam UMC, het Erasmus MC en het Albert Schweitzer ziekenhuis de app doorontwikkeld voor medewerkers en liggen er meer dan tien aanvragen van andere instituten bij de ontwerper.”

‘De grootste winst van #zouikwatzeggen is de bewust­wording, dat het niet normaal is als je met dit soort gedrag wordt geconfronteerd’

Hoeveel meldingen er op de VU exact binnen­komen, weet Boer niet, vanwege de verschillende meldroutes, maar het zijn er ‘meerdere per maand, van klein tot groot’. “De meeste gaan over pesten, misplaatste grappen, discriminatie, intimidatie, maar soms ook over seksueel grensoverschrijdend gedrag en stalking. De grootste winst van deze campagne is de bewust­wording, dat het niet normaal is als je met dit soort gedrag wordt geconfronteerd. Het is bespreekbaarder geworden. We zien dat studenten, soms met hulp van medestudenten, vaker het gesprek durven aan te gaan en dat lost vaak al veel op. Tegelijker­tijd zijn er nog steeds veel studenten die in de kroeg een weerwoord zouden hebben, maar bij eenzelfde voorval in de opleidingsomgeving hun mond houden, uit angst voor een slechte beoordeling of consequenties voor de loopbaan.”

Al gebeurt nu ook weleens het omgekeerde: iemand die een onvoldoende krijgt en dan meldt dat er sprake was van een onveilige omgeving. “Voor ons is het in zo’n situatie ontzettend lastig om uit te zoeken wat daarvan klopt. Daarom zijn goede procedures met hoor- en wederhoor extreem belangrijk. Wat je nu in de maatschappij ziet, dat mensen al aan de publieke schandpaal worden genageld nog voordat bekend is wat er precies is gebeurd, willen wij echt voorkomen. We willen ook niet dat er een cultuur ontstaat waarin je geen grap meer kunt maken. Als iemand de hele nacht heeft staan opereren, met veel stress, moeten we diegene dan direct veroordelen als hij een keer emotioneel uit zijn slof schiet? Ik vind van niet.”

Fouten durven maken

De app is het eerste initiatief waarmee Boer een gevoelige snaar raakt, maar niet het laatste. Als de vicedecaan in 2022 bekendmaakt dat de VU de cum laude-regeling afschaft in de master, blijkt dat nog gevoeliger te liggen: “Dat maakte zo veel emoties los.” Voor Boer is het afschaffen een logisch gevolg van een weg die ze eerder zijn ingeslagen op de universiteit. “Cum laude legt de nadruk op presteren in plaats van leren. Dat zorgt voor stress, terwijl studenten júist fouten moeten durven maken en daarop moeten reflecteren om zichzelf te verbeteren.”

De bachelor kunnen studenten nog wel cum laude afronden. “Daar maken ze kennistoetsen, dan kun je studenten met excellente cijfers belonen voor het harde werken. Maar werkplek­leren, zoals bij de coschappen, is lastig te becijferen. Het is sterk afhankelijk van subjectieve maten welk cijfer je krijgt. Blijkt ook uit onderzoeken: wie een goede band heeft met z’n opleider, krijgt een hoger cijfer. Daarom hebben wij eerder al gekozen voor programmatisch toetsen, waarbij de focus ligt op het leerproces, de cijfers zijn verdwenen en we alleen nog werken met ‘pass’ of ‘fail’. Heeft een coassistent voldoende groei laten zien of niet?”

De vrees dat het afschaffen van cum laude zou leiden tot minder aanmeldingen blijkt in elk geval ongegrond. “We hadden er dit jaar zelfs meer. De meeste studenten vinden het eerlijker dat we het cijferdenken overboord hebben gegooid in de master.”

“Bij ons kun je met een 6 gemiddeld ook geneeskunde studeren”

Bij de selectie van geneeskundestudenten focust de VU ook niet op cijfers. “Bij ons kun je met een 6 gemiddeld ook geneeskunde studeren.” Boer vindt dat elke geneeskundeopleiding haar eigen selectiemethode moet kunnen kiezen, passend bij de filosofie en het beoogde uitstroomprofiel. “In Amsterdam wonen 180 verschillende nationaliteiten, dat matcht niet met een witte college­zaal. Wij proberen kansenongelijkheid zo klein mogelijk te maken. Iemand met een migratie­achtergrond haalt op het vwo misschien lagere cijfers omdat er thuis geen Nederlands wordt gesproken, maar dat zegt niets over of iemand een goede dokter kan worden. Daarnaast proberen we te voorkomen dat mensen uit welvarende gezinnen door betaalde programma’s te volgen hun kansen vergroten. Zo hebben we de kennistoets in de selectieronde afgeschaft, omdat sommigen zich daar betaald voor lieten bijscholen.”

Dat zijn principiële keuzes, erkent Boer, waar niet iedereen zich in kan vinden. “Er zijn boze ouders die juridische procedures starten, omdat we hun kind niet geselecteerd hebben. Maar we zien nu een mooie verdeling van verschillende mensen in de collegezaal, en die diversiteit hebben we ook echt nodig in de zorg. Het oude, beetje monomane idee van wat een arts is, daar moet wat variatie in komen.”

Blik naar buiten

De selectiemethode sluit ook aan bij de wervings­campagne #artsenvoorhetleven, waar Boer zich nu voor inzet. “De maatschappij investeert veel in geneeskundestudenten. Als zij dan alleen maar focussen op die heilige witte jas – waarvoor een overschot aan kandidaten is, terwijl artsen­beroepen buiten het ziekenhuis met tekorten kampen – dan doe je als opleiding iets niet hele­maal goed. Met deze beweging spelen we in op het veranderende zorglandschap; studenten moeten de blik naar buiten ontwikkelen.”

Hoe precies is best ingewikkeld. Dat het onderwijs geen rol speelt in het Integraal Zorgakkoord helpt niet mee. “Ik vind het bizar dat er in het IZA geen aansluiting is gezocht bij de nieuwe generatie zorgprofessionals. Bij de inhoudelijke plannen is totaal geen rekening gehouden met de consequenties voor zorgopleidingen. Als alle zorg op de juiste plek wordt verleend, reizen patiënten van de ene naar de andere zorgverlener en komen ze nauwelijks nog in het ziekenhuis, maar daar is de opleiding niet op ingericht.”

‘Bizar dat er in het IZA geen aansluiting is gezocht bij de nieuwe generatie zorgprofessionals’

Boer en collega’s ‘stoeien nu met allerlei ideeën’ om daar met de coschappen op in te spelen. “Zoals een jaar lang doorbrengen in de eerste lijn of sociale geneeskunde en vandaaruit uitstapjes maken naar de tweede en derde lijn. In plaats van zoals het nu is, dat een coassistent soms in de derde lijn zit en alleen in het dossier leest over de verwijzing.” Boer is zich ervan bewust dat er allerlei haken en ogen zitten aan zo’n radicale ommezwaai. “Als je nieuwe opleidingsplekken creëert, moet je ook mensen opleiden om te kunnen opleiden. En kijk naar de huisartsen, daar zou je willen beginnen met de opleiding, maar die zijn al enorm overbelast.”

Hoe ingewikkeld de vraagstukken ook zijn; de vicedecaan gaat wél gewoon aan de slag. “We kunnen niet wachten. Nu al komt het voor dat onze coassistenten weinig patiënten zien in het ziekenhuis, omdat ze er gewoon niet zijn. We willen niet in de situatie belanden dat ze daardoor niet aan hun eindtermen kunnen voldoen.” Daarom start de VU dit collegejaar nog proef­tuinen in de regio Alkmaar, waarbij het onderwijs aansluit bij de IZA-regioplannen.

“We gaan het niet vanachter een bureau bedenken, maar vragen de regio: ‘hoe reist de patiënt langs alle zorgonderdelen en hoe kan de coassistent van die elementen leren?’ Dat zijn we niet gewend, dat is spannend, maar ik zie ook kansen; zo kunnen we echt interesse kweken voor die mooie generieke vakken buiten het zieken­huis. En als ik kansen zie, dan ga ik ervoor.”

Curriculum vitae

Christa Boer (1971), geboren in Lisse

  • 1990 – 1996 biomedische wetenschappen, Universiteit Leiden
  • 1996 – 2001 PhD fysiologie, VU Amsterdam
  • 2002 – 2005 onderzoeker en universitair docent fysiologie en anesthesiologie, VUmc
  • 2005 – 2007 medisch adviseur, Abbot International
  • 2007 – 2014 universitair (hoofd)docent anesthesiologie, VUmc
  • 2014 – 2018 hoogleraar perioperatieve zorg, anesthesiologie, VUmc
  • 2014 – 2018 opleidingsdirecteur cardiovasculaire research master
  • 2017 – 2022 editor British Journal of Anaesthesia
  • 2018 – 2021 opleidingsdirecteur geneeskunde Amsterdam UMC, locatie VU
  • 2021 – heden vicedecaan onderwijs Amsterdam UMC, locatie VU
  • 2022- heden lid raad van toezicht Saxion Hogeschool              

Delen