‘Patiënt is zo actief nog niet’
Jany Rademakers, onderzoeker van het Nivel en bijzonder hoogleraar Gezondheidsvaardigheden en patiëntparticipatie, stelt dat veel patiënten geen actieve rol kunnen, willen of durven spelen bij het zorgproces. “Zorgverleners moeten hen bij de hand nemen.”
Tekst:Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp
Ze laat een stilte vallen. Voor het eerst, na ruim een uur. Jany Rademakers (56) weegt haar woorden zorgvuldig alvorens ze antwoord geeft op de vraag of ze gelooft in marktwerking in de zorg. “Er zitten goede intenties achter, maar de aannames in het beleid kloppen niet”, zegt ze uiteindelijk. “De actieve patiënt, de patiënt als partner of als coproducent in de zorg, zelfmanagement, eigen regie; het zijn sleutelbegrippen in beleidsdocumenten van de laatste jaren. Ik ben een groot voorstander van het betrekken van patiënten bij het zorgproces, maar het positivisme over wat zij zelf willen en kunnen is te groot. Uit onderzoek dat we bij het Nivel (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, red.) hebben gedaan in 2014 blijkt dat een op de twee volwassen Nederlanders moeite heeft om zelf de regie te voeren op het gebied van gezondheid, ziekte en zorg.”
Dat Rademakers onderzoeker zou worden, lag niet erg voor de hand. Ze komt uit een ondernemend nest. “Mijn oma had een winkeltje dat later de eerste Hema-franchise is geworden. Mijn ouders baatten een hotel uit in het West-Brabantse Roosendaal. Daar heb ik de eerste zeven jaar van mijn leven gewoond.” Jany Rademakers was een nakomertje. Haar broer is elf jaar ouder, met haar zus scheelt ze zeven jaar. In het dankwoord van de rede die ze uitsprak bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar, zegt ze: “Bij mij hadden mijn ouders gelukkig minder de drang om op te voeden en meer te vertrouwen dat het allemaal wel goed zou komen.” En dat kwam het. “Op de basisschool wilde ik schrijver worden. Van fictieboeken. Op de middelbare school switchte ik naar non-fictie, dat voelde veiliger. Een bestaan als arts zag ik ook wel zitten, maar ik had moeite met wiskunde. Daarom ging ik gymnasium-alfa doen, waarmee een studie geneeskunde was uitgesloten.”
‘Positivisme over wat patiënten zelf willen en kunnen is te groot’
De studie psychologie behoorde nog wel tot de mogelijkheden en paste bij de vraag die haar al langer fascineerde: waarom doen mensen wat ze doen? Rademakers wilde aanvankelijk hulpverlener worden. De keuze voor het doctoraal ontwikkelings- en klinische psychologie was in dat kader een logische. Haar onderzoeksstage deed ze bij het Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek (Nisso, nu Rutgers) en ging over de seksuele ontwikkeling van meisjes. “Daar kwam ik erachter dat onderzoek doen veel meer mijn ding was. Als hulpverlener help je een individu. Ik had het idee dat ik met onderzoek meer impact kon hebben. Dat ik grotere groepen kon helpen.” Dat ze nog maar 25 jaar oud was toen ze afstudeerde, speelde ook een rol. “Ik voelde me te jong en te onervaren om iemand bij de grote problemen van het leven te helpen.”
Lees verder (pdf).