Schaken is genadeloos

Op zijn achttiende werd hij een van de jongste schaakgrootmeesters ooit in Nederland. Toch verkoos Wouter Spoelman een medische loopbaan boven een professionele schaakcarrière. Hoewel hij nu gelukkig is als huisarts, spookt de vraag hoever hij als schaker had kunnen reiken nog weleens door zijn hoofd. 

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: De Beeldredaktie/Martijn Beekman

Zes jaar oud is Wouter Spoelman (32) als zijn vader een schaakbord pakt en uitlegt hoe de stukken bewegen, en dat Wouter moet proberen de koning te pakken. Datzelfde jaar staat de familie Spoelman op de camping en spelen vader en zoon veel potjes. Het duurt niet lang voordat de zesjarige zijn vader verslaat, keer op keer. “Dat trok wel wat bekijks”, lacht Spoelman. Het doet denken aan The Queen’s Gambit, aan Beth Harmon – vertolkt door actrice Anya Taylor-Joy. De conciërge van het weeshuis leert haar schaken, maar algauw is hij geen partij meer voor het wonderkind. 

De hitserie heeft ervoor gezorgd dat het schaken aan populariteit heeft gewonnen, merkt Spoelman. “Ik zie het om me heen, ik hoor het in mijn directe omgeving: er zijn veel mensen gaan schaken, ook door corona. Daardoor is het online spelen ook populairder geworden.”

In zijn jeugdjaren is schaken op een scherm nog geen optie. Op zijn zevende gaat Spoelman naar een schaakclub in Zwolle. “Eerst een keer per week en af en toe een wedstrijd. Ik kreeg opgaven mee in een boekje en dan ging ik thuis oefeningen maken.” Op zijn negende wordt hij Nederlands kampioen in zijn leeftijdscategorie. “Toen werd het fanatieker. Kwam ik in de landelijke selectie en ging ik dagelijks trainen na schooltijd. Mijn vader zocht schaakboeken voor me. Ik ging er helemaal in op.” Net als Beth Harmon in The Queen’s Gambit: ’s nachts in bed staart zij omhoog en beeldt ze zich in hoe grote schaakstukken razendsnel over het plafond vliegen. Spoelman herkent dat wel. “De aanleg, dat het natuurlijk komt, dat de stukken bijna automatisch bewegen. Schaken is zo toegankelijk, maar tegelijkertijd zit er zoveel diepgang in. Het grijpt je, het grijpt je volledig. Ik droomde erover, vaak genoeg. Al was het bij mij gelukkig niet zo intens als bij Beth in de serie.” Een moment van stilte. Spoelman lijkt even zijn woorden te wegen. “Ik was denk ik wel net zo fanatiek.” 

Met gelijkgestemden 

Na de bassischool gaat hij naar een topsportschool, zodat hij het vwo kan combineren met de sport. “Toernooien duren soms twee, drie weken. Bovendien waren veel toernooien in het buitenland. Op die school kon ik lessen op een ander moment inhalen.” Op zijn vijftiende wordt hij de jongste internationaal meester (IM) ooit in Nederland. Een professionele carrière ligt in het verschiet, maar Spoelman wil ook studeren. “Econometrie of accountancy lag misschien het meest voor de hand, maar ik vind sociale interactie belangrijk.” Zijn keuze valt op geneeskunde. “Daarbij heb je ook wel wat aan schaakvaardigheden zoals ruimtelijk inzicht, analytisch vermogen, problemen oplossen, vooruitkijken.” In eerste instantie komt hij niet door de decentrale selectie. Dat geeft hem de kans om zich een jaar fulltime op het schaken te richten. “Dat was een onwijs bijzonder jaar. Ik was de beste van mijn leeftijd in Nederland, werd op mijn achttiende grootmeester, als een van de jongsten ooit. Speelde geweldige toernooien in Rusland, Spanje, Servië. Sowieso heb ik altijd genoten van het wereldje. Je bent met gelijkgestemden, je begrijpt elkaar, elkaars emoties. Maar na een half jaar dacht ik: is dit het nou? Kan ik niet méér met mijn talent? Vooral de vele uren die je achter de computer moet doorbrengen om openingen te analyseren, begonnen me tegen te staan.”

‘Ik dacht: is dit het nou? Kan ik niet méér met mijn talent?’

In de vierde aflevering van The Queen’s Gambit zegt conciërge Shaibel: ‘Je hebt je gave en je hebt wat het kost.’ Het ‘kost’ Spoelman te veel: hij schrijft zich opnieuw in voor geneeskunde en wordt dit keer wél ingeloot in Leiden, maar hij stopt niet met schaken. “Ik had geen topsportregeling, dus ik combineerde studie, schaken en studentenleven zoveel mogelijk. Het curieuze was: ik speelde beter dan ooit. Misschien omdat de druk er wat af was. Dat zorgde voor een soort luchtigheid. Ik versloeg profs die op papier veel beter waren. Vier jaar achter elkaar deed ik serieus mee om het Nederlands kampioenschap.” In 2013 loopt de student geneeskunde op een haar na de nationale titel mis. “Samen met Dimitri Reinderman bereikte ik de eerste plaats. Vervolgens verloor ik van hem in de snelschaakbarrage. Na afloop zijn er wel wat traantjes gevloeid. Schaken is genadeloos. Het vergeeft niet. Het erge is: achteraf kun je precies zien wat je wanneer verkeerd hebt gedaan. Ik zat zó goed in het toernooi. Wat als ik op dat moment niet díe maar díe zet had gedaan? Je wilt er niet aan denken, maar dat is moeilijk, het blijft rondspoken in je hoofd. De eerstvolgende keer dat ik weer tegen Reinderman moest, won ik gelukkig, dat werkte wel therapeutisch.” 

Offers brengen 

Na de studie gaat Spoelman als anios interne geneeskunde aan de slag. “In het verlengde van het schaken het meest logische specialisme, echt analytische zorg. Maar ik zag bij aiossen hoeveel offers zij moesten brengen, bewust en onbewust. Ik was niet bereid om mijn relatie of het schaken op te offeren. En huisartsgeneeskunde trok me ook altijd. Dat is het geworden.” 

Zijn meest prestigieuze overwinning boekt Spoelman in zijn periode als anios interne. “Ik had overdag gewoon gewerkt en die avond speelde ik tegen Magnus Carlsen. Weliswaar online, maar het was een serieuze partij. Toen wij beiden 12 waren, speelden we al tegen elkaar in Noorwegen en waren we gelijkwaardig. Nu is hij vijfvoudig wereldkampioen en een van de sterkste schakers aller tijden. Maar die avond verschalkte ik hem met zwart. Over het bord was dat misschien niet gelukt. Als je tegenover de wereldkampioen zit, dan ben je toch wat geïntimideerd, maar ik was er niet minder blij om.” 

‘De droom om ooit Nederlands kampioen te worden, geef ik nog niet op’ 

Als je zonder fulltime te spelen de wereldkampioen kunt verslaan, dan komt automatisch de vraag op hoever Spoelman had kunnen reiken als hij volledig voor het schaken was gegaan. “Dat is best een gevoelige vraag”, begint hij zijn antwoord. “Feit is dat er genoeg schakers zijn die onder mijn niveau zaten en nu van de sport leven. Ik heb het er met mijn vrouw ook weleens over. Wat als ik er op mijn achttiende nog een of twee jaar vol voor was gegaan? Toen zat ik nog niet op mijn piek. Waar was het dan geëindigd? Hoe goed was ik geworden? Dat blijft een los eindje.”

Inmiddels werkt de schaakgrootmeester – die titel verliest hij nooit meer – als waarnemend huisarts in Den Haag. In combinatie met een druk gezinsleven (dochter van 2, tweede kind op komst en een vrouw in opleiding tot huisarts) staat het schaken momenteel op een laag pitje. “Voorheen kon ik mijn niveau, ondanks dat ik minder vaak speelde, aardig vasthouden, maar dat lukt niet meer en dat frustreert me enorm. Gewoon van het spelletje genieten lukt me niet, daar ben ik te fanatiek voor. In de toekomst hoop ik het plezier te hervinden. Als ik dan weer meer tijd in het schaken kan steken, wil ik nog wel een keer voor het Nederlands kampioenschap gaan. Die droom geef ik nog niet op.” 

Schakende dokters 

In zijn studietijd, maar ook in zijn werkzame leven, is Wouter Spoelman maar weinig studiegenoten en collega’s tegengekomen die fanatiek schaken. Toch zijn er in een ver verleden wel een aantal artsen geweest die furore maakten in de schaaksport. Zoals Adolf Georg Olland, die net als Spoelman het schaken van zijn vader leerde. Hij werd arts en in 1909 de eerste officiële schaakkampioen van Nederland. Vier jaar later was het Johannes Esser – een van de grondleggers van de plastische chirurgie – die de nationale titel binnenhaalde. Jonkheer en geneesheer Dirk van Foreest werd aan het eind van de negentiende eeuw drie keer de beste schaker van Nederland.

Een ‘medische grootmeester’ die Spoelman vroeger al in zijn schaakboeken tegenkwam, is Siegbert Tarrasch, een Duitse schaker, geboren met een klompvoet. Hij studeerde geneeskunde en werd arts, maar is vooral bekend van de schaakopeningen die hij naliet, zoals de Tarraschverdediging en het Tarraschgambiet.

Delen