Vrouw met een missie

De Vlaamse hematoloog Tessa Kerre uit het Universitair Ziekenhuis (UZ) Gent houdt van kunst. Zóveel, dat ze ook patiënten er graag mee in contact brengt. Ze schreef Kunst op voorschrift, een boek waaruit iedereen inspiratie kan opdoen. “Ziekenhuizen moeten (nóg) warmere plekken worden.”

Tekst: Adri van Beelen | Beeld: Thomas Verfaille

Eén van de opvallendste verhalen uit Kunst op voorschrift van hematoloog Tessa Kerre (49) is dat van Astrid, een patiënt met leukemie die in een kunsthandel werkte en zich ook in haar isolatiekamer in het Gentse UZ met kunstwerken wilde omringen. Na de zoveelste chemokuur en een stamceltransplantatie had Astrid vier maanden lang een werk van kunstenaar Honoré d’O bij zich: 9 smiling faces of healing, Chinese poppetjes die kinderliedjes speelden en zo de klinische kamer van Astrid omtoverden tot een plek die ze de hare kon noemen. 

Het is illustratief voor hoe de Vlaamse medisch specialist het graag ziet. Zelf heeft ze het over ‘een roomservice voor kunst en cultuur’. Haar idee is dat iedere patiënt, vanuit de ziekenhuiskamer, via een digitaal platform kunst moet kunnen bestellen. Wat voor een kunst dan ook. “Ziekenhuizen moeten zo (nóg) warmere plekken worden.”

Zelf heeft Tessa Kerre vaak de behoefte ‘om met kunst vervuld te raken’. “Het is als met eten: als je honger hebt, moet je de maag vullen. Ik kan soms echt hongeren naar kunst en in een museum krijg ik dan een vervuld, verzadigd gevoel.”

‘Ik kan soms echt hongeren naar kunst’

Toch is ze arts geworden. Die roeping voelde ze al op jonge leeftijd. “We woonden op het platteland, vlak naast een boerderij. Er waren altijd dieren in de buurt: koeien, varkens, kippen. En ons huis was een opvangplaats voor weggelopen honden en katten. Voor mij stond het vast dat ik dierenarts ging worden. Totdat de kinderarts een ruis hoorde op mijn hart. Er zat een opening tussen mijn aorta en de longslagader. Mijn ouders stonden voor de keuze: opereren of niet. Goddank kozen ze voor de operatie. Dat was toen in 1976 best een heel grote ingreep.” 

En daar in het ziekenhuis was er ineens een klik: ze wilde mensendokter worden. “Later op mijn achttiende vroeg ik me wel in alle ernst af of ik het nog steeds wilde. Zo deed ik ook graag wiskunde. Mijn vader is wiskundige en intussen is ook mijn zoon master in de wiskunde. Ik heb zelf ook het ‘wiskunde-gen’. Maar ik wilde meer voor mensen betekenen. Dat bleek ook uit de beroepentest aan het einde van de middelbare school. Mijn studieadvies was pastoor of dokter worden. Dus werd het geneeskunde.”

Ze koos uiteindelijk het vakgebied hematologie. “In dat specialisme kun je echt een band met patiënten opbouwen. En hematologie is intellectueel uitdagend. We zitten nog steeds wekelijks minstens één keer met de handen in het haar omdat we iets niet begrijpen. Dan discussiëren we en duiken we in de literatuur. Het is wel een mentaal zwaar specialisme met veel uitdagingen.”

En altijd was er ook de kunst. “Mijn moeder is kunsthistoricus; dat is het andere gen dat aan me werd doorgegeven. Mijn moeder heeft me de liefde voor kunst bijgebracht. Ze werkte bij een archeologische dienst en moest scherven dateren. Ik zat er vaak met mijn neus bovenop. Later werd ze directeur van de cultuurdienst van de provincie. We hebben veel musea bezocht. Ik kreeg het met de paplepel ingegoten.” 

Ze vertelt dat ze ook altijd veel heeft getekend. “Mijn ouders hebben nog dozen vol tekeningen. Toen ik aan mijn doctoraat werkte, begon ik tegelijk aan de kunstacademie in Gent, ’s avonds en in het weekend. Dat was best wel pittig, maar ik deed het allemaal supergraag. Ik heb er veel geleerd, ook allerlei schildertechnieken.”

Tessa Kerre heeft nóg een passie: muziek. “Van pop en disco tot experimenteel klassiek, en alles daartussen. Jazz, spoken-word, noem maar op. Ik heb ook nog twee jaar contrabas gespeeld. Helaas moest ik daarmee stoppen want ik kreeg peesontstekingen, en dat is niet handig als je vaak puncties moet verrichten.”

‘Ik moet altijd iets te doen hebben’

Kerre schreef Kunst op voorschrift niet alleen voor patiënten, maar ook als zoektocht naar zichzelf. “Terwijl ik aan het boek werkte, vroeg ik mezelf af waar mijn droom vandaan komt. Waarom wil ik zo graag kunst aan het bed brengen? Is het zendingsdrang of wil ik mensen puur inspireren? Is het een vorm van leed verzachten? Ik zag bijvoorbeeld hoe een jonge vrouw die zelf cello speelde en er helemaal doorheen zat na een zeer langdurige opname in isolatie, voor het eerst in heel lange tijd weer glimlachte toen een jonge kerel een cellosuite van Bach kwam spelen op haar kamer. Niet alleen zij ervoer wat het betekende, ook die jonge cellist zag met eigen ogen wat zijn muziek kon betekenen voor mensen. We zien dus allemaal hoe kunst en cultuur het verschil kunnen maken voor zwaar zieke mensen. Uit al die ervaringen rijpte het idee voor een roomservice voor kunst en cultuur.”

Kerre is een gedreven mens. Ze weet zelf niet precies waar dat vandaan komt. “Ik heb intussen wel beseft dat ik nooit niks kan doen. Ik kwam eens langs een wasserette en zag een man de hele tijd staren naar de was die ronddraaide. Ik dacht: ik zou dat nooit kunnen. Ik moet altijd iets te doen hebben. Als kind ging ik nooit op pad zonder boek, want stel je voor dat ik eens ergens moest wachten, en ik dan geen boek had. Zonder boek voelde ik me bloot.”

Misschien schrijft ze zelf nog weleens een roman. Ze vertelt dat ze momenteel het het leven van haar overgrootmoeder beschrijft. “Een zeer boeiende, innemende vrouw die heel veel heeft meegemaakt.”

“Weet je, ik hoop dat mensen die anders nooit in aanraking komen met kunst, veel aan ‘kunst aan bed’ zullen hebben,” besluit ze mijmerend. “Het is net als met voeding, je moet dingen léren eten. En daarom moet je van alles aangeboden krijgen.”

Delen