“Waren er in jouw tijd ook al vrouwelijke stu­denten?”

toen & nu / Rijk de Haas en Bonnie van Rooijen

In het VvAA-jubileumjaar brengt Arts en Auto zorgprofessionals van toen en nu samen. Deze keer: dierenartsen Rijk de Haas en Bonnie van Rooijen.

Rijk (79): “Als kind kwam ik vaak op de boerderij van mijn grootouders, het liefst als de dierenarts er was. Ik vond zijn werk fascinerend en vroeg of ik af en toe een dagje mee mocht. Dat kon toen nog gewoon.”

Bonnie (28): “Ik wist ook al heel jong dat ik dierenarts wilde worden. Op mijn negende regelde ik voor een schoolwerkstuk een ministage bij onze eigen dierenarts. Ik weet nog hoe trots ik was dat ik de behandeltafel mocht schoonmaken. De dierenarts liet me zelfs bij een sterilisatie meekijken. Vol enthousiasme toonde hij me de eierstokken van een kat. Toen moest ik wel even slikken.”

Rijk: “In de jaren ’60 focuste diergeneeskunde zich vooral op landbouwhuisdieren. Maar we kregen ook onderwijs over kleine huisdieren en paarden. De studie was heel breed.”

Bonnie: “Tegenwoordig kies je een specialisatie. Ik heb nog even over paar­den getwijfeld, maar de afwisseling van het werken met kleine huisdieren trok me over de streep. Waren er in jouw tijd trouwens ook al vrouwelijke stu­denten?”

Rijk: “Jazeker, maar niet veel. Ik weet dat een van onze professoren zijn colleges steevast begon met ‘Mijne heren’. Hij vond vrouwelijke studenten maar niets. Dierenartsen moesten wat hem betreft stoere mannen zijn die fysiek sterk genoeg waren om bijvoorbeeld verloskunde bij vee te doen.”

Bonnie: “Nu is het omgekeerd: 80 procent van de studenten diergeneeskunde is vrouw.”

Rijk: “Na mijn afstuderen in 1969 heb ik met een goede vriend uit hetzelfde studiejaar een gemengde praktijk overgenomen. Als broekies moesten we alles zelf uitvinden.”

Bonnie: “Dat lijkt me best spannend! Ik werk in een praktijk met twintig andere dierenartsen. Het is fijn en geruststellend om zo nodig altijd met een collega te kunnen overleggen.” 

Rijk de Haas (79) had van 1969 tot 2004 samen met een collega een gemengde dierenartspraktijk in Bergambacht.
Bonnie van Rooijen (28) studeerde in 2020 af als dierenarts voor kleine huisdieren. Zij werkt in een praktijk in Nijkerk en bij de spoedkliniek van de Universiteit Utrecht.

Rijk: “In het begin was ik vooral bezig met landbouwhuisdieren. Voor kleine huisdieren hadden we twee keer per week een half uur inloopspreekuur. De eerste keer kwam er één kat. Gaandeweg werd het spreekuur drukker en ging ik meer huisdieren doen.”

Bonnie: “Ons vak is in al die decennia natuurlijk enorm veranderd. Hoe deed je vroeger diagnostiek zonder apparatuur?”

Rijk: “Grondig onderzoek doen en veel op gevoel. Wel zijn we al snel begonnen met bloedafname. De bloedmonsters stuurden we per post naar de regionale gezondheidsdienst. In 1979 kregen we ons eerste röntgen­apparaat. Uiteraard had ik er geen benul van hoe dat werkte, dus ik ben toen een week naar de universiteit gegaan om er alles over te leren.”

Bonnie: “Wat dat betreft hebben we het nu veel makkelijker. Veel is ook geprotocolleerd, bijvoorbeeld wanneer je waarvoor welke test aanvraagt.”

Rijk: “Wat kleine huisdieren betreft was het voor mij echt pionieren. Ik heb veel bijscholingen gevolgd. Verder was het vooral een kwestie van doen. Zo oefende ik operaties op katten en honden die we hadden moeten laten inslapen.”

Bonnie: “Ik heb veel praktijkervaring opgedaan toen ik tijdens mijn studie bij verschillende klinieken als dierenarts­assistente werkte. Eén daarvan blonk uit in persoonlijke aandacht. Een consult duurde er een halfuur, terwijl dat elders meestal maximaal vijftien minuten is. En eigenaren kregen een sleutelhanger met de naam van hun dier. Van mijn ervaring daar heb ik bijvoorbeeld geleerd om regelmatig klanten na te bellen. Mensen waarderen dat enorm.”

Rijk: “In de loop van de tijd zijn klanten wel veel mondiger geworden, en ook veeleisender.”

Bonnie: “Klopt. Zeker bij de spoed­kliniek bellen mensen regelmatig met klachten die prima kunnen wachten. Maar dan willen ze toch meteen komen. En met behulp van internet denken ze soms zelf een diagnose te kunnen stellen. Toch vind ik dat niet alleen maar negatief. Het zorgt voor meer interactie met eigenaren. Dan kun je echt samen een besluit nemen.”

Rijk: “Ik heb wel moeite met het moderne maakbaarheidsdenken. Alsof een dier een auto is die je eindeloos kunt oplappen. Vroeger hoorde de dood gewoon bij het leven. Het lijkt alsof veel mensen dat niet meer willen ac­cepteren.”

Bonnie: “Er kan natuurlijk ook zo veel meer. In de spoedkliniek hebben we bijvoorbeeld CT- en MRI-scanners en doen we bloedtransfusies. Maar niet alles wat kan moet.”

Rijk: “Je hebt twee banen en werkt meer dan fulltime. Hoe zie je je toekomst?”

Bonnie: “Ik zou het fantastisch vinden om uiteindelijk een eigen praktijk te hebben. Het blijft wel een aandachtspunt hoe ik werk en privé in balans kan houden.”

Rijk: “Steeds meer praktijken worden door investeerders overgenomen. Hoe kijk jij daarnaar?”

Bonnie: “Daar heb ik een dubbel gevoel over. Investeringen creëren mogelijkheden, bijvoorbeeld voor nieuwe technieken en opleidingen. Maar het is lastig als er mensen aan het roer staan die zelf geen feeling hebben met de praktijk.”

Rijk: “Het is jammer als dit soort ontwikkelingen afleiden van waar het echt om gaat: het ambacht van dierenarts. Want dat is en blijft een prachtig beroep.”

Delen