‘We hebben elkaar nodig’

Technisch geneeskundige Annemijn Jonkman

Als het wetstraject dat minister Bruno Bruins heeft ingezet, positief wordt afgerond, dan krijgen technisch geneeskundigen in 2020 definitief een plek in het BIG-register. Vanaf dat moment mogen ze ook zelf declareren. “Het zal het beroep een enorme boost geven”, verwacht TG Annemijn Jonkman, die als voorzitter van de beroepsvereniging NVvTG ‘vecht voor een volwaardige plek in de zorg’.

Tekst: Martijn Reinink  Beeld: Nout Steenkamp

Annemijn JonkmanVia WhatsApp laat ze weten dat ze misschien iets later is. ‘Moet zo nog even met de familie van een patiënt praten.’ Anderhalf uur later stuurt ze vanuit de trein: ‘On my way!’ Eenmaal aangekomen op de afgesproken plek én op het afgesproken tijdstip, legt Annemijn Jonkman (27) uit dat ze aan de familie van een patiënt die kunstmatig in slaap wordt gehouden, toestemming heeft gevraagd om extra metingen te mogen doen voor wetenschappelijk onderzoek. Het is een van haar taken als technisch geneeskundige, ook wel bekend als TG, op de volwassenen-IC van Amsterdam UMC, locatie VUmc. Ze werkt er als research manager en doet daarnaast klinische werkzaamheden en promotieonderzoek, gericht op kunstmatige beademing en de ademhalingsspierfunctie.

In zo’n gesprek met de familie van een patiënt vertelt de TG doorgaans niet wat haar beroep precies inhoudt. “Het staat op mijn kaartje, maar in mijn witte jas ben ik voor de buitenwereld gewoon een van de dokters. Als je wat langer een band hebt met de familie, dan komt het weleens ter sprake.” Collega’s in het ziekenhuis legt ze daarentegen geregeld uit wat haar vakgebied behelst. Soms spreekt ze een zaal met collega’s toe. Een andere keer wordt ze min of meer gedwongen om uitleg te geven. “Dat was vooral toen ik begon in het VUmc. Ik was een van de eerste technisch geneeskundigen in het hele ziekenhuis. De reacties waren wisselend. De een was heel open, de ander wat sceptisch. ‘Mag jij aan die knoppen draaien?’, kreeg ik te horen. En ik weet nog dat ik een echo aan het maken was en ondertussen aan de familie uitlegde wat ik deed. Zei een verpleegkundige: ‘Ik wil niet dat je met de familie praat, dat doet de arts.’ Bij alles wat nieuw en onbekend is, is er eerst weerstand. Als je uitlegt wat en waarom je als technisch geneeskundige iets doet, dan worden mensen, eigenlijk zonder uitzondering, enthousiast.”

‘Als je uitlegt wat en waarom je als technisch geneeskundige iets doet, dan worden mensen, eigenlijk zonder uitzondering, enthousiast’

Lacune opvullen

Op steeds meer plekken omarmen ze de TG, ziet Jonkman. “De nieuwe generatie medisch specialisten werkt heel graag met ons samen. In de geneeskundeopleiding is weinig aandacht voor technologie; zij zien dat wij die lacune kunnen opvullen. We hebben elkaar nodig. Een technisch geneeskundige kan bijvoorbeeld operaties met 3D-visualisaties virtueel voorbereiden, of met behulp van 3D-printing patiëntspecifieke implantaten maken, waardoor de chirurg sneller en preciezer kan werken. Er komt veel nieuwe, complexe technologie op ons af. Met onze medisch-technische kennis kunnen wij kritisch kijken of iets werkt, of het meerwaarde heeft, of het veilig is en of er misschien meer patiënten baat bij zouden kunnen hebben.”

Toch zijn er ook nog steeds afdelingen waar scepsis de boventoon voert. “Er zijn artsen die nog niet zo openstaan voor samenwerking”, erkent Jonkman. “Ik denk dat ze het lastig vinden dat hun positie verandert door onze komst. Omdat wij zelfstandig handelingen mogen uitvoeren en indiceren, nemen we een stukje van de verantwoordelijkheden van de arts over. Wat trouwens heel efficiënt en veilig is, want de reguliere arts is niet opgeleid om bepaalde complexe technieken toe te passen en kan dus ook niet verantwoordelijk zijn voor handelingen die wij uitvoeren binnen technologisch complexe diagnostiek of therapie.”

Sinds 2014 mag de TG zelfstandig acht voorbehouden handelingen verrichten (katheterisaties, heelkundige handelingen, injecties, defibrillatie, electieve cardioversie, endoscopie, puncties en handelingen met gebruikmaking van radioactieve stoffen of ioniserende straling, red). Het is een proef die loopt tot 1 januari 2019, maar uit onderzoek van het Maastricht UMC+ in opdracht van VWS is een paar maanden terug al gebleken dat zelfstandige bevoegdheid voor vijf van de acht handelingen de zorg efficiënter en effectiever maakt. Voor de overige drie is aanvullend onderzoek vereist. “We krijgen in de opleiding de competenties aangeleerd om ook die handelingen uit te voeren, maar omdat we nog zo’n jonge beroepsgroep zijn, is er meer data nodig om de doelmatigheid hiervan te kunnen evalueren. We zien graag dat er extra tijd komt om die drie handelingen (defibrillatie, electieve cardioversie en endoscopie, red.) verder te onderzoeken.”

VWS-minister Bruno Bruins is in ieder geval van plan voor die vijf handelingen de BIG-registratie definitief te maken. Dat voornemen wordt nu uitgewerkt in een wetsvoorstel, dat vervolgens langs de Tweede en Eerste Kamer moet. Als dat traject positief wordt afgerond, dan krijgen technisch geneeskundigen in 2020 een plek in het BIG-register. Vanaf dat moment mogen ze ook zelf declareren; die afspraak heeft men gemaakt met de NZa. “Het zal het beroep een enorme boost geven”, verwacht Jonkman. “Nu kunnen wij geen dbc’s openen. Veel technisch geneeskundigen zien patiënten op de poli, stellen behandelplannen op, voeren medisch-technische behandelingen uit en doen nagesprekken. Maar om dit declarabel te maken, is er altijd tussenkomst van een arts nodig.”

‘De mogelijkheid om zelf te kunnen declareren zal het beroep een enorme boost geven’

Daardoor kan de TG nu nog niet zijn financiële meerwaarde aantonen. En dat is lastig, geeft Jonkman aan. “Er is veel vraag naar technisch geneeskundigen. Er zijn meer stageplekken dan studenten en afdelingen willen graag mensen in dienst nemen en een opleidingsplek geven, maar geld is vaak het struikelblok.” Technisch geneeskundigen worden op de universiteit vrij breed opgeleid. In klinische fellowships van twee jaar kunnen zij zich verder specialiseren in een bepaald vakgebied, maar niet alle opleidingsverzoeken kunnen worden gehonoreerd. “De fellowships die er zijn, worden momenteel deels door het ziekenhuis betaald en deels door de Universiteit Twente, die dus eigenlijk de vervolgopleiding van oud-studenten mede financiert. Ik hoop dat de BIG-registratie en declaratiebevoegdheden een impuls zullen geven aan ziekenhuizen om opleidingsplekken te financieren en technisch geneeskundigen aan te nemen.”

De huidige situatie is een van de redenen waarom een deel van de circa 350 technisch geneeskundigen die nu aan het werk zijn, niet in de zorg, maar in het bedrijfsleven is beland. “Het is jammer als dat de reden is om voor het bedrijfsleven te kiezen, maar de meesten hebben daar bewust voor gekozen. Bij de Philipsen en Siemensen van deze wereld kun je óók van grote waarde zijn voor de zorg. Technisch geneeskundigen kunnen innovaties vanuit de industrie naar de juiste plek brengen.”

‘Technisch geneeskundigen kunnen innovaties vanuit de industrie naar de juiste plek brengen’

Technisch geneeskundigen die klinisch werken, doen dat meestal in combinatie met (promotie)onderzoek. “Onderzoek is nodig om innovaties te vertalen naar routinebehandelingen”, zegt Jonkman. “En wat je veel ziet, is dat technisch geneeskundigen een beurs krijgen voor onderzoek en naast het onderzoek klinisch worden ingezet. Dat is financieel aantrekkelijk voor een ziekenhuis en het geeft ons de kans om onze waarde in de kliniek te bewijzen.”

Alle interesses samen

Zo is het bij Jonkman ook gegaan. In 2009, als de eerste lichting TG net is afgestudeerd, kiest zij voor de opleiding aan de Universiteit Twente, omdat al haar interesses samenkomen in technische geneeskunde. “Ik houd van exacte vakken, ik ben creatief en de zorg trok me. Dat laatste heb ik, denk ik, van mijn vader meegekregen, die fysiotherapeut is.”

Door een technische bril naar het menselijk lichaam kijken; de opleiding is haar op het lijf geschreven. Ze studeert af op de intensive care in het Radboudumc, waar ze in longarts-intensivist Leo Heunks iemand treft die al de nodige ervaring heeft met TG. In het Radboudumc lopen er een stuk of veertig rond. Als Heunks professor wordt en naar het VUmc vertrekt, vraagt hij Jonkman om hem te volgen. “Een mooie uitdaging om de technisch geneeskundige op de kaart te zetten in een ziekenhuis waar slechts een handjevol TG werkt.” Ze begint er, zoals de meesten, vanuit een onderzoeksbeurs. “Dan probeer je jezelf onmisbaar te maken. En dat is wel gelukt, met dank aan de kansen die ik heb gekregen om mezelf te ontwikkelen op de afdeling waar ik werk. Sinds januari van dit jaar maak ik onderdeel uit van de staf.”

In diezelfde maand wordt Jonkman voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Technische Geneeskunde (NVvTG). Het voorzitterschap kost haar 10 tot 15 uur per week, naast haar klinische werkzaamheden en promotieonderzoek. Hoe zit het met haar energielevel en de werk-privébalans? Eerst is er een veelzeggende lach, dan serieus: “Die variatie geeft me energie, maar het kost natuurlijk ook veel energie. Vooral het steeds moeten schakelen tussen de verschillende rollen – voorzitter, onderzoeker, behandelaar, dochter, vriendin – en hoe je je dan opstelt, kost energie. Maar ik heb bewust gekozen voor het voorzitterschap, omdat ik het zo belangrijk vind dat ons beroep goed wordt ingebed in de zorg. Dat dat soms even ten koste van sociale contacten gaat, het zij zo.”

Dichte deur

Als NVvTG-voorzitter zit Jonkman, met haar 27 jaar, geregeld aan tafel met politici, beleidsmakers en bestuurders die qua leeftijd haar vader of moeder hadden kunnen zijn. “Leuk en leerzaam”, noemt ze dat. “Volgens mij vinden zij het ook wel leuk, zo’n jong iemand die vecht voor een volwaardige plek.” Is het dat, vechten? “Ja, toch wel. De medische wereld is redelijk stug en conservatief. Als nieuwe beroepsgroep sta je geregeld voor een dichte deur. Soms doen we één stap vooruit en weer twee stappen achteruit. Maar ook daar leer je van. En we moeten niet vergeten dat we in de afgelopen tien jaar al veel hebben bereikt.”

Als we tien jaar vooruit kijken, dan zijn er meer dan duizend afgestudeerde technisch geneeskundigen. Het grootste deel zal afkomstig zijn van de Universiteit Twente, maar vanaf 2020 levert ook de opleiding Klinische Technologie, een samenwerking van TU Delft, LUMC en Erasmus MC, technisch geneeskundigen af.

‘De medische wereld is redelijk stug en conservatief. Als nieuwe beroepsgroep sta je geregeld voor een dichte deur’

Jonkman hoopt en verwacht dat TG over tien jaar vast onderdeel uitmaken van behandelteams op elke afdeling in het ziekenhuis. “Over tien jaar herkennen we de zorg van nu niet meer. Kijk alleen al naar de verschuiving van traditionele naar laparoscopische chirurgische ingrepen en robot-gestuurde interventies. En naar de veranderingen door de komst van 3D-printing en augmented en virtual reality op de operatiekamer. Maar ook vanuit de eerste lijn, waar steeds meer technologie wordt ingezet om patiënten vanuit huis te monitoren, neemt de vraag toe. Je kunt slimme pleisters plakken waarmee je van alles te weten komt over patiënten, maar wat doe je met de bak data die dat oplevert? Een technisch geneeskundige kan algoritmen ontwikkelen om die data te analyseren en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan het personaliseren van de zorg. De BIG-registratie en de mogelijkheid om te declareren zullen ons enorm gaan helpen om op allerlei plekken in de zorg zichtbaar van waarde te zijn.”

Curriculum vitae

Annemijn Jonkman (1991), geboren in Raalte

  • 2009-2016 technische geneeskunde, Universiteit Twente
  • 2015-2016 klinische afstudeerstage Intensive Care, Radboudumc
  • 2015-2017 lid pr-commissie NVvTG
  • 2016-heden technisch geneeskundige (klinisch werk en promotieonderzoek), afd. Intensive Care Volwassenen, Amsterdam UMC, locatie VUmc
  • 2017-2018 bestuurslid NVvTG
  • 2017-heden lid Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid
  • 2018-heden research manager, afd. Intensive Care Volwassenen, Amsterdam UMC, locatie  VUmc
  • 2018-heden voorzitter NVvTG

 

Delen