Zorgen voor later

De verantwoordelijkheid voor sociale zekerheid en zorg wordt steeds meer bij de burgers teruggelegd. Dat geldt ook voor de oudedagsvoorziening.

Tekst: Daan Marselis | Beeld: Shutterstock

 

 

De toekomst lacht ons toe. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn. Althans voor wie de toekomst al in het heden een warm hart toedraagt. Want de toekomst, dat is toch vooral een combinatie van slim investeren en een beetje geluk. Eerst scholing, dan liefde, een baan, pensioen en tot slot de uitvaart als een dramatisch slotakkoord. Maar oplettendheid is cruciaal, zeker voor wat betreft het pensioen.

Dat heeft alles te maken met het Pensioenakkoord 2015. Het akkoord voorziet in een versobering van de jaarlijkse opbouwruimte tot ten hoogste 1,875 procent voor middelloonregelingen. Voor eindloonregelingen en beschikbare premieregelingen geldt een vergelijkbare vermindering. Ook wordt het maximale pensioengevend inkomen waarover pensioen kan worden opgebouwd beperkt tot € 100.000,-.

Compensatie aftopregeling
De Federatie van Medisch Specialisten en de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD) willen dat werkgevers hun werknemers compenseren voor de aftopregeling. Daarover bereikten de belangenbehartigers inmiddels een akkoord met de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU). Met de NVZ vereniging van ziekenhuizen zit het overleg vast.

De compensatieregeling is nodig omdat werknemers als gevolg van de aftopregeling geen pensioen kunnen opbouwen voor het inkomensdeel boven de € 100.000,-. Dat betekent dat artsen in loondienst die bijvoorbeeld € 140.000,- per jaar verdienen, slechts voor € 100.000,- pensioen via een pensioenfonds mogen opbouwen. De rest moeten ze zelf dekken via bijvoorbeeld lijfrente-verzekeringen.

Een gevolg van de regeling is dat werknemers meer nettoloon krijgen: de vrijgevallen werknemersbijdrage. Dat raakt de kern van het dispuut met de NVZ: de ziekenhuizen houden het werkgeversdeel namelijk zelf, zo zegt woordvoerder Lilian Jansen van de Federatie. Dit stuit de belangenbehartigers tegen de borst. Zij wijzen erop dat de werknemers recht hebben op dat bedrag, omdat het uitgesteld loon betreft.

De opbouwpercentages kunnen overigens verschillen per pensioenfonds. Dat geldt ook voor de bovengrens die aan het inkomen wordt gesteld. Pensioenfondsen Zorg en Welzijn en ABP, waarbij veel zorgprofessionals in loondienst zijn aangesloten, hanteren de bovengrens van een ton. De Stichting Pensioenfonds Huisartsen hanteert voor vrijgevestigde huisartsen een bovengrens van Ä 126.000,- en bij de Stichting Pensioenfonds Medisch Specialisten blijft het getrapte systeem van kracht. Dit is mogelijk omdat deze twee fondsen een afwijkende pensioenopbouw kennen waardoor de maximale opbouw binnen de fiscaal gestelde grenzen blijft.

Nog weer anders is het voor bijvoorbeeld tandartsen. Tandartsen vallen niet onder een verplicht pensioenfonds. Zij regelen hun oudedagsvoorziening veelal via een lijfrenteverzekering, die met ingang van dit jaar dus ook wordt afgetopt op € 100.000,-.
Tijdig anticiperen
“Met de wijzigingen van de afgelopen twee jaar is het extra belangrijk om het Uniform Pensioen Overzicht goed te bestuderen”, zegt financieel planner Elma van Vulpen van VvAA. “Op dat overzicht is te zien wat de gevolgen zijn van de lagere opbouw. Inzicht in de totale financiële positie is belangrijk om tijdig te kunnen anticiperen. Zeker nu de overheid zich terugtrekt en men steeds meer zelf voorzieningen dient te treffen”, stelt Van Vulpen.

Gelukkig zijn er wel mogelijkheden om het pensioen aan te vullen. Het eventueel ontstane pensioengat kan (deels) opgevuld worden door bij te sparen voor het pensioen.

Ook komt het Rijk mensen met een inkomen boven de € 100.000,- tegemoet in de vorm van een netto- lijfrente of nettopensioen. Op die manier is het mogelijk om op vrij-willige basis fiscaal vriendelijk bij te sparen. “Voorwaarde is wel dat het gespaarde bedrag wordt gebruikt als periodieke aanvulling op de oudedagsvoorziening”, zegt Van Vulpen. “Dit kan een nadeel zijn omdat dit vermogen niet flexibel kan worden ingezet.”

Bij beoordeling van de eigen pensioenzekerheid is het volgens Van Vulpen ook belangrijk om aan de eventuele partner en kinderen te denken. “De verlaagde opbouwpercentages en het aftoppen boven een ton betekenen dat de oudedagsvoorziening naar beneden gaat. Men moet zich realiseren dat het partner- en wezenpensioen een afgeleide zijn van dat oudedagspensioen. Die worden dus ook lager. Een tekort in het nabestaandenpensioen kan (deels) opgevangen worden met een overlijdensrisicoverzekering.”

Delen