Favoriete pil – De stille kracht

Max van der Linden (Utrecht, 1973) is medisch historicus en coördinator van het honoursprogramma Psychologie van de Univer­siteit van Amsterdam. Zijn favoriete pil: de roman De stille kracht van de Nederlandse schrijver Louis Couperus.

Beeld De Beeldredaktie/Sander Koning | Max van der Linden

“De stille kracht is een roman met schitterend neergezette karakters en nog schitterendere natuurbeschrijvingen”, zegt medisch historicus Max van der Linden uit Bilthoven. “Louis Couperus publiceerde zijn boek in 1900, maar het is, zeker in hertaling, heel toegankelijk geschreven, met nog steeds actuele thematiek: de tegenstelling tussen het rationele, objectieve en controleerbare en het meer subjectieve, oncontroleerbare.”

Het boek speelt zich af in Nederlands-Indië, eind 19e eeuw, met de Neder­lander Otto van Odijck als hoofdpersoon. Hij woont met zijn gezin in het dorpje Laboewangi op Java, waar mysterieuze gebeurtenissen plaatsvinden die de lokale bewoners toeschrijven aan een ‘stille kracht’. Van Odijck is een man van de ratio en moet niets weten van wat hij als bijgeloof beschouwt. Maar dan dringt de stille kracht ook door in zijn huis en treft het zijn vrouw Léonie, die verhoudingen heeft met andere mannen.

Er vliegen stenen door de lucht, glazen versplinteren zomaar en Léonie wordt als ze in bad wil gaan uit het niets besproeid met rood sirihsap. “Het dorpje en het gezin vallen uiteen en Van Odijck blijft alleen achter”, vertelt Van der Linden. “Uiteindelijk geeft hij zich over aan de allesoverstijgende kracht van de natuur en trekt hij zich terug in de binnenlanden, met een nieuwe, Indische vrouw.”

‘Schitterend neergezette karakters en nog schitterendere natuurbeschrijvingen’

Van der Lindens proefschrift gaat over de geschiedenis van diepe hersenstimulatie bij psychiatrische aandoeningen (handelseditie: De ultieme lobotomie). Ook binnen de psychiatrie ziet hij een spanning tussen de ratio en het irrationele.

“Ik ben gefascineerd door hoe we met ‘objectieve’ methoden subjectieve, vaak meer irrationele klachten willen verhelpen. Psychochirurgie vind ik daar een extreem interessant voorbeeld van: je wijst op basis van dierexperimenteel hersenonderzoek en klinische bevindingen een klein hersengebiedje aan dat je therapeutisch manipuleert om zoiets complex als een psychiatrische stoornis te verhelpen.”

Uit zijn onderzoek blijkt dat nog steeds onbekend is hoe en waarom diepe ­hersen­manipulatie bij een deel van de patiënten werkt bij aandoeningen zoals obsessief-compulsieve stoornis en depressie. “Dat geldt overigens voor alle biologisch-psychiatrische behandelingen, ook die met antidepressiva. Er zijn geen algemeen geaccepteerde verklarings­modellen. Wat dat betreft zijn we sinds De stille kracht met al onze wetenschap en technologie nog maar weinig opgeschoten in het begrijpen van onze eigen natuur.”

Delen