Aardig zijn loont

Nieuwsgierig en inlevend zijn, empathie tonen. Niet alleen de patiënt, maar óók de zorgprofessional zelf en de maatschappij zijn daarbij gebaat. “Aardig zijn is geen soft business meer, maar hard science.”

Tekst: Martijn Reinink  Beeld: Tamar Smit

Tijdens een consult laat een patiënt terloops iets vallen. Dat ze vanmiddag nog met de hond naar de dierenarts moet, dat haar kind wordt gepest op school of dat het niet goed gaat met haar vader in het verpleeghuis. “Als zorgverlener kun je dat laten passeren, maar je kunt er ook op ingaan, en – helemaal goed – bij een volgend consult vragen hoe het met de hond, het kind of de vader gaat”, zegt Frans Derksen, oud-huisarts en onderzoeker aan het Radboudumc. “Nieuwsgierig zijn en je inleven in de situatie van de patiënt, gebaseerd op authentieke interesse, dát is empathie.”

Met die houding zouden niet alleen huisartsen, maar alle (para)medici hun patiënten tegemoet moeten treden, vindt Derksen. “Van medisch specialisten tot fysiotherapeuten tot wijkverpleegkundigen. Empathisch werken heeft zoveel positieve effecten. Patiënten zijn minder angstig en geven meer informatie, waardoor je gerichter oplossingen kunt aandragen en echt aan shared decision making kunt doen. Uit onderzoek is al bekend dat empathisch gedrag van artsen zelfs samenhangt met lagere waardes van het HbA1c en LDL-cholesterol bij patiënten met diabetes.”

Derksen baseert zich op zijn eigen promotieonderzoek naar empathie onder huisartsen (2016) en op internationale wetenschappelijke studies vanaf 2012. Hierop is ook het boek Empathie in de spreekkamer geënt, dat eerder dit jaar van zijn hand verscheen. In dit leerboek, gericht op aiossen, beschrijft de oud-huisarts ook wat empathisch werken de zorgprofessional zélf oplevert.

“Er wordt, vooral in de specialistenwereld, nog weleens een negatieve correlatie verondersteld tussen empathie en burn-out. Het fenomeen van compassion fatigue: wie te dichtbij de patiënt komt, kan overspoeld raken door diens zorgen en leed. Maar empathie is iets anders dan sympathie of compassie, waarbij je zo betrokken kunt raken bij de situatie van een patiënt, dat je zo veel mogelijk het lijden wilt verlichten. Dan wordt het een probleem voor de zorgprofessional zelf.

Bij empathie is er veel meer sprake van de wat-als-gedachte: je leeft je in, je bent betrokken, maar het blijft het probleem van de patiënt

Bij empathie is er veel meer sprake van de wat-als-gedachte: je leeft je in, je bent betrokken, maar het blijft het probleem van de patiënt. Als je je empathisch vermogen traint, als je leert waar jouw grenzen liggen, wat jij binnen kan laten komen zonder je professionele distantie te verliezen, dan ontwikkel je je persoonlijkheid als zorgprofessional. En dát levert juist bescherming op tegen het ontwikkelen van een burn-out, blijkt ook uit onderzoek. Daar komt nog bij dat patiënten positief reflecteren naar empathische zorgprofessionals, en dat bevordert het werkplezier.”

Jeanette van Dongen-Melman, klinisch psycholoog-psychotherapeut in de medische psychologie en verbonden aan het LUMC, zit op hetzelfde spoor. In haar boek Aardige dokters helpen belicht zij – vanuit de affectieve neurowetenschappen – wat zich tijdens een behandelrelatie in het hoofd van de patiënt en 
de dokter afspeelt, en welke neurale en hormonale mechanismen daarbij betrokken zijn. “De behoefte aan zorg en continuïteit is vastgelegd in ons brein. Daarom willen we bij onzekerheid, angst en pijn het gevoel hebben dat we in goede handen zijn.

Aardig zijn zorgt voor verbinding en vertrouwen; dé basis voor goede, menselijke zorg.

De patiënt heeft behoefte aan een kundige dokter die kan helpen om – soms letterlijk – te overleven, maar vooral aan een aardige dokter die de mens achter de patiënt ziet. Aardig zijn zorgt voor verbinding en vertrouwen; dé basis voor goede, menselijke zorg. Dat heeft zin en gééft zin. We hebben een primair emotiesysteem diep in onze hersenen dat is gericht op het geven van zorg. Iemand daadwerkelijk kunnen helpen geeft voldoening en diepere betekenis aan de beroepsuitoefening. De wederkerigheid in de behandelrelatie maakt dat er positieve gevoelens ontstaan bij patiënt én arts. Je krijgt immers nergens zoveel dopamine van als het gevoel dat je ertoe doet.”

Triple win

Die prettige stofjes, gaat Van Dongen verder, zorgen ervoor dat de bezieling voor het vak behouden blijft, dat zorgprofessionals minder snel uitvallen en minder snel geneigd zijn de sector te verlaten. De klinisch psycholoog-psychotherapeut spreekt van een triple win: de patiënt, de zorgprofessional en de maatschappij profiteren van ‘menselijke zorg’. “Aandacht en tijd lijken geld te kosten. Op de korte termijn is dat zo, maar op de lange termijn leidt het tot minder zorgconsumptie en zorgkosten. Nog los van de welzijnswinst die patiënten ervaren als ze zich gezien en gehoord voelen.” Derksen: “Op den duur levert empathisch werken tijd op. Omdat je een band hebt met de patiënt en meer details weet, kom je sneller to the point.”

Dit besef lijkt inmiddels door te dringen tot politici en beleidsmakers, afgaande op initiatieven als Meer Tijd Voor De Patiënt (MTVDP). Een goede stap vindt Van Dongen, maar ze maakt zich ook zorgen. “Met het Integraal Zorgakkoord zet men in op passende zorg. Dat klinkt mooi, maar marktwerking en passende zorg gaan niet goed samen. Zolang men blijft sturen op efficiëntie en snel resultaat, zal de enorme druk op de zorg en zorgverleners niet afnemen.”

En dat heeft een negatieve invloed op ‘menselijke zorg’. “Empathie komt in het gedrang door druk en stress”, zegt Derksen. “Dan ben je als zorgverlener sneller geneigd je aan protocollen vast te houden en zit je minder vrij in het consult.” Al vindt de oud-huisarts het te makkelijk om het gebrek aan empathie dat patiënten soms ervaren alleen aan het systeem te wijten. “Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat medisch studenten heel empathisch zijn, maar dat die empathie grotendeels verdwijnt tijdens hun opleiding tot specialist. Dat heeft te maken met medisch-technische kennis die ze opdoen, met protocollen, met het zoeken naar zekerheden, met de vrees voor compassion fatigue.”

Marktwerking en passende zorg gaan niet goed samen

Maar hoe zit het dan met het gegeven dat in de Nederlandse (vervolg)opleidingen veel aandacht is voor communicatie? Het is onderdeel van de zeven CanMEDS-competenties. “Aiossen zijn erg afhankelijk van hun opleider”, stelt Derksen. “Wie een empathische oncoloog of internist treft als opleider, zal daar ontzettend veel van leren. Maar helaas zijn er ook genoeg slechte voorbeelden, en dan wordt dat in de versnipperde medisch-specialistische opleidingen niet gecompenseerd. Dat is jammer, want de nieuwe generatie, zo heb ik gemerkt in werkgroepen, staat er enorm voor open. Veel twintigers zijn erg gemotiveerd om aardige, menselijke dokters te worden, omdat ze zien dat de afstand tussen dokter en patiënt te groot wordt door digitalisering en protocollering.”

In vergelijking met de opleidingen tot medisch specialist is er binnen de huisartsenopleiding wel veel aandacht voor het onderwerp, weet Derksen, tevens voormalig huisartsenopleider, al ziet hij ook daar nog wel ruimte voor verbetering. “Empathie is nog vaak verpakt in het communicatieonderwijs, het zou explicieter aandacht mogen krijgen. Uit onderzoeken blijkt dat empathische vaardigheden het best behouden blijven wanneer expliciete training wordt gecombineerd met kennis over empathie.”

Neurowetenschappen

Klinisch psycholoog-psychotherapeut Van Dongen zou graag zien dat ‘vanuit nieuwe kennis over de werking van het brein wordt uitgelegd waarom een zorgverlener zo ongelooflijk belangrijk is voor de patiënt’. “De emotie-neurowetenschappen tonen aan waarom aardig zijn essentieel is voor patiënten en wat dat zorgverleners zelf oplevert.” Een concreet voorbeeld: “Wanneer je begrijpt dat angst en emotionele reacties tijdens een kankerbehandeling primair vanuit de hersenstam en het limbisch systeem komen en dat de neocortex die gevoelens maar beperkt kan beïnvloeden, dan geeft dat de arts handvatten om daar met rust en begrip op te reageren. Daarmee is aardig zijn geen soft business meer, maar hard science.”

Nu lijkt aardig zijn toch niet zo ingewikkeld en voor sommigen wellicht vanzelfsprekend, maar volgens Van Dongen is het best complex. “Al is het maar omdat slechts 10 procent van de interactie tussen twee mensen bestaat uit woorden, 90 procent gaat non-verbaal. Maar wat tussen de regels wordt gezegd, vóelen we wel en speelt wel mee in hoe zorgverleners en patiënten op elkaar reageren. Daarom is het belangrijk voor zorgverleners om te weten hoe je aardig kunt zijn. Wat zou kunnen werken en waarom. Daarom zou dat in alle zorgopleidingen vanaf dag één aan bod moeten komen.”

Delen