De Eysink van dokter Klos

auto / Oudste artsenauto van Nederland

In de eerste decennia van de twintigste eeuw maakten artsen een heel groot deel uit van alle automobilisten in ons land. Autojournalist Bart van den Acker dook in de geschiedenis van de eerste ‘artsenauto’ van ons land.

en automobiel was destijds een moderne machine waarmee welgestelden graag pronkten. Een groeiend aantal artsen realiseerde zich al snel hoe praktisch het voertuig was voor het bezoeken van patiënten aan huis.

Een van de huisartsen die dit al in een vroeg stadium besefte, was Willem Hendrik Klos, zoon van een oesterhandelaar uit Yerseke. Het zware werk op een vissersboot was niks voor hem. Hij ging naar de hbs in Goes en studeerde op verzoek van zijn ouders voor priester, maar ging daarna alsnog medicijnen studeren. In 1908 legde Klos zijn artsen­examen af in Utrecht en vestigde hij zich als huisarts in Hulst. Hij reed toen een motorfiets, waarvoor hij het provinciale en persoonlijke nummerbewijs K-326 kreeg. Zo’n persoonlijk kenteken werd op alle motorvoertuigen gevoerd, tot in 1951 de landelijke kentekenregistratie werd ingevoerd.

Tegen het einde van 1912 kon Klos de huisartsenpraktijk overnemen van een collega in het gehucht Nisse, vlakbij Goes. Het doktershuis van zijn voorganger, Huize Wilhelmina, nam hij eveneens over. In de aanloop naar die overstap zag Willem in dat een automobiel wel heel handig zou zijn, want veel van zijn patiënten woonden relatief ver van hem vandaan.

Amersfoorts topmerk

In het naburige dorp Kapelle had ene P. Louisse een bedrijf in fietsen en motorfietsen. Hij was formeel agent voor het Nederlandse merk Eysink, decennialang een belangrijke naam in de productie van motorfietsen. De Eysink-fabriek in Amersfoort was een vooruitstrevende onderneming die al vanaf 1898 ook auto­mobielen bouwde. Dat is zelfs eerder dan het veel beken­dere merk Spyker.

Deze Louisse had weinig ervaring met auto’s, maar op verzoek van Willem Klos bestelde hij een gloednieuw type 10/12 pk. In de offerte van Eysink aan Louisse staat dat de auto, compleet met ‘voorglas’ (voorruit!), een opvouwbaar dak, verlichting, enzovoorts, precies 3.500 gulden kostte. Daar kwam nog wel onder meer twee gulden bij voor een officieel NL-plaatje, omdat de auto ook buiten de provincie zou rijden.

Wat Willem Klos exact aan Louisse heeft betaald, is niet bekend. Laten we ons niet vergissen: 3.500 gulden was anno 1912 een kapitaal, voor veel mensen een jaarinkomen. Mooi detail: Eysink berichtte Louisse dat de afleverdatum 12-12-1912 zou zijn. Het kenteken werd uiteraard weer K-326.

Wereldreis

Het wegennet in ons land was in die jaren afgestemd op paarden en wagens, en de bewegwijzering was minimaal. Auto’s afleveren bij een ‘dealer’ was nog niet gebruikelijk. De Eysink moest dus gewoon in Amersfoort worden opgehaald. Maar dokter Klos kon als net aangestelde huisarts onmogelijk weg. Louisse vroeg daarom aan een bevriende boerenzoon, Piet Kloosterman, om het transport te verzorgen.

Als gezelschap nam Piet zijn 11-jarige broertje Gerard mee. Het was hartje winter en per trein via ’s-Hertogenbosch bereikte het tweetal op 12 december Amersfoort. Zeer waarschijnlijk had Piet het aankoopbedrag contant bij zich.

De reis terug met de nieuwe Eysink werd een enorme onderneming. Van Amersfoort naar Goes is zo’n 180 km, een afstand die wij vandaag de dag in een paar uur afleggen, maar Piet en Gerard deden er drie dagen over. Vooraf hadden ze geregeld dat ze drie keer konden overnachten bij familie, want motels langs snelwegen waren er natuurlijk nog niet. Daarbij hadden oom en neef het enorm koud. Het vroor een paar graden en de Eysink had uiteraard geen kachel maar wel open zijkanten. Om op te warmen, deed het tweetal menig dorpskroeg aan. Dit hele verhaal is overigens bekend dankzij Gerards dochter Janna Kloosterman, die het vele decennia later heeft opgetekend.

Unicum

De Eysink van huisarts Klos is het enige exemplaar van het merk dat nog bestaat, en dat is op zich al wonderbaarlijk. Klos ruilde de auto in 1917 in voor een nieuwe T-Ford, opnieuw bij Louisse.

De ingeruilde Eysink had een probleem: als de motor warm was, kon hij niet opnieuw starten en moest hij eerst afkoelen, iets wat we tegenwoordig vapour lock noemen. Als occasion was de Eysink daarom niet te verkopen. Hij bleef nog tientallen jaren in bezit van Louisse, ook na overname van het bedrijf door diens zonen. Bij allerhande speciale gelegenheden haalden deze de Eysink tevoorschijn, zoals bij het bezoek van H.M. Koningin Juliana aan Goes, in 1960.

In 1976 werd de auto via een stichting ondergebracht in het toenmalige Auto­tron in Drunen. Tien jaar later verhuisde hij naar het Streekmuseum in Goes en vervolgens naar museum Flehite in Amersfoort. In 2001 is de Eysink grondig gerestaureerd door Volvo-specialist Toncar. Zes jaar later werd hij ter beschikking gesteld aan het Louwman Museum, dat toen nog was gevestigd in Raamsdonksveer. Sinds 2010 heeft de unieke Eysink een ereplaatsje in het huidige Louwman Museum in Den Haag. Een terechte plek voor de oudste, aantoon­bare artsenauto in ons land.

Met dank aan het Louwman Museum, Den Haag.

Delen