De kinderen van Käthe

Moeders die hun kinderen proberen te beschermen tegen onheil. Het is een terugkerend thema in het werk van grafisch kunstenaar en artsenvrouw Käthe Kollwitz (1867-1945), die woonde en werkte in Berlijn. De armoede van haar tijd en de tragiek van twee wereldoorlogen drukken een zwaar stempel op haar werk.

Tekst: Riki Simons | Beeld: Käthe Kollwitz Museum Köln

In 1889 tekent Käthe Schmidt een zelfportret: het laat een vrolijk lachende jonge vrouw op straat zien, in de zon, met twinkelende ogen. Ze is dan 22, een geboren tekenaar en een van de talentvolste leerlingen van de Berlijnse Künstlerinnenschule. In de loop van haar meer dan vijftig jaar lange kunstenaarsloopbaan blijft ze zelfportretten maken. Maar lachend is ze nooit meer te zien. De onderwerpen in haar werk blijven recht uit het leven gegrepen en vol met mensen. Maar zonder het heldere licht en de vrolijke dynamiek van straten, cafés, terrassen, parken en tuinen zoals die uit Parijs ook naar Berlijn overwaaide. Haar werk werd synoniem met tragiek, melancholie, duisternis, wanhoop en dood.

Werk van Käthe Kollwitz werd synoniem met tragiek, wanhoop en dood

Käthe wordt namelijk al snel bekend door haar aangrijpende tekeningen, etsen en houtsneden over armoede, werkloosheid, alcoholisme en prostitutie; thema’s die ze afwisselt met verzetsthema’s. In 1891 trouwt ze met gepassioneerd sociaaldemocraat en huisarts Karl Kollwitz, die een praktijk opent in het proletarische Noord-Berlijn. Samen zullen ze daar meer dan vijftig jaar wonen en werken. Käthe gaat regelmatig met haar man mee op visites, die ze soms zelfs deels overneemt. Zo komt ze op de meest directe manier in contact met de harde leefomstandigheden van gewone arbeiders. Als ze een plakkaat ontwerpt uit protest tegen de woningnood in Berlijn – een stad waar zeshonderdduizend mensen met vijf of meer personen op één kamer wonen en kinderen letterlijk geen plaats hebben om te spelen –, weet ze waar ze het over heeft.

Lees verder (pdf).

AA03-2016p072-073

Delen