De oudste en jongste orthopeed van het Amphia ziekenhuis

toen & nu / Peter Joosten en Rogier Gerards

In het kader van het 100-jarig bestaan van VvAA dit jaar brengt Arts en Auto binnen verschillende beroepsgroepen heden en verleden samen. In deze eerste aflevering: de oudste én jongste orthopedisch chirurg van het Amphia ziekenhuis in Breda.

In 1997 trad Peter Joosten (64) als zevende orthopeed toe tot de vakgroep orthopedie in wat toen nog het Sint Ignatiuszieken­huis heette. Ruim een kwart eeuw later is er, op z’n zachtst gezegd, nogal wat veranderd. Het Ignatius is in 2001 opgegaan in Amphia. Als vakgebied heeft de orthopedie zich enorm ontwikkeld, vooral op het gebied van patiëntveiligheid en verkorting van de opnameduur. En in toenemende mate richten orthopeden hun blik naar buiten. “In 1997 zette ik mijn communicatieve vaardigheden vooral in om de maten on speaking terms te krijgen”, zegt Joosten. “Nu ben ik voorzitter van de regieraad ‘Bewegen’, waarmee we verbindingen proberen te leggen in de regio.”

De vakgroep telt nu zeventien orthopedisch chirurgen. Afgelopen september trad Rogier Gerards (38) als jongste lid toe, nadat hij eerder een deel van zijn opleiding in Amphia deed. In de wachttijd voor zijn coschappen klopte Gerards al aan bij de orthopedie, omdat hij ervan overtuigd was dat dit zijn vakgebied moest worden. “Ik kan mijn sociale ei er in kwijt en het is een praktisch vak; ik ben een doener.” Als student kreeg hij de kans een aantal promovendi te helpen, waarna hij zelf ook een promotietraject kon volgen. Wat weer hielp om in opleiding te komen. 

“Ik heb nog een brief van een opleider die terugschreef: ‘Solliciteer over tien jaar nog eens”

In Joostens tijd was een promotie­onderzoek ‘niet zo’n harde eis’. Wat niet wil zeggen dat het makkelijker was om in opleiding te komen. “Ik heb nog een brief in mijn archief van een opleider die terugschreef: ‘Solliciteer over tien jaar nog eens.’” Elders lukte het Joosten wel in opleiding te komen, al moest hij na zijn chirurgische voor­opleiding negen maanden wachten voordat hij bij de orthopedie verder kon. “Want mijn voorganger was nog niet weg. De opleiding zat toen een beetje houtje-touwtje in elkaar. Nu is er veel meer structuur. Het ligt vast in welk stadium van de opleiding de aios zich bevindt en op welke onderdelen hij of zij aantoonbaar klaar is.”

Leermomenten

Het meester-gezelmodel van weleer heeft, zoals bij alle medisch-specialis­tische opleidingen, plaatsgemaakt voor ‘aios in de lead’. “Al lopen aiossen bij ons toch wel weer wat langer een-op-een mee,” zegt Joosten, “omdat de meer impliciete leermomenten dan beter tot hun recht komen.” Gerards over die wat langere ‘vaste koppeling’: “Als je met meerdere orthopeden een tijdje meeloopt, kun je van iedereen wat meesnoepen.”

Wat heeft hij van Joosten ‘meegesnoept’? “Doe je oren even dicht, Peter”, lacht hij. “Wat ik het mooiste vind: hij is nog steeds kinderlijk enthousiast over het vak. Dat straalt hij uit in zijn eigen werkplezier, maar ook in het team. Hij heeft niet de titel van opleider, maar hij ís het wel. Sommige mensen kunnen lesgeven, uitdagen, inspireren; die hébben dat gewoon.”

Wat Joostens geheim is voor behoud van dat kinderlijke enthousiasme? “Door te denken dat je iedere dag wel iets kunt leren”, besluit de orthope­disch chirurg na een moment van bezinning. “Van iedereen. Vandaag had ik een student van de faculteit sociale wetenschappen op de poli, die de opdracht heeft om vanuit sociaal perspectief een spreekuur mee te draaien. Daar leer ik dan toch weer wat van. Zoals ik ook leer van Rogier en andere jonge collega’s.”

“Wat ik het mooiste vind: hij is nog steeds kinderlijk enthousiast over het vak”

Wat niet betekent dat ze elkaar altijd met fluwelen handschoenen behandelen. “We kunnen elkaar ook echt wel de waarheid zeggen”, vertelt Gerards. “Als er in Peters ogen iets niet goed is gegaan, zegt hij: ‘Loop even mee.’ Dat is niet erg, dat is alleen maar goed. Kritiek is een kans om jezelf te ver­beteren.”

De manier waarop kritiek wordt geuit, staat tegenwoordig volop in de schijnwerpers, na diverse publicaties over grensoverschrijdend gedrag in ziekenhuizen. Joosten vindt het ‘heel goed en belangrijk’ dat dit aan de orde wordt gesteld. “Tegelijkertijd moeten we oppassen dat we niet doorslaan, dat we helemaal niets meer durven te zeggen. Zolang het over de zaak gaat en níet over de persoon, moet je elkaar kunnen aanspreken. Vroeger werd het vaak op de persoon afgerekend. Dat kan niet, daar gaan mensen aan onderdoor.”

Uitlopen

Een ander verschil is de vanzelfsprekendheid om parttime te werken. Ook dat vindt Joosten een goede ontwikkeling, al is hij ook weleens getuige van de keerzijde. “Als je door afspraken thuis niet kunt uitlopen op een onverwacht moment, komt het neer op de maten die wel wat meer ruimte hebben. Dat kan op den duur tot frustratie leiden.” Voor Gerards gaat dit in elk geval niet op. “Ik ben één dag thuis met de kinderen, maar het thuisfront weet: als ik werk of dienst heb, dan kunnen ze thuis alles verwachten, maar géén tijdstip.”

“We kunnen elkaar ook echt wel de waarheid zeggen”

Het jongste vakgroepslid vindt het mooi om te zien dat steeds meer oudere collega’s in navolging van de jongere een gezonde werk-privébalans nastreven. “Omdat ze zien dat het een positief effect kan hebben op jezelf, maar ook op je praktijkvoering.” Joosten heeft zich ook laten inspireren: “Vanaf 1 januari ben ik iets minder gaan werken. Ook staat er een sabbatical van twee maanden op de planning.” Op 1 juni 2026 is Joosten van plan te stoppen met werken. “Ik ben al wat aan het loslaten. Eerder had ik het gevoel dat ‘onze winkel’ zou instorten als ik zou stoppen. Nu stap ik er straks met een gerust hart uit.”

Delen