Handeling weigeren

Om de maand laten Annemarie Smilde (senior jurist gezondheidsrecht/teammanager bij VvAA rechtsbijstand) en Lieke van der Scheer (filosoof/ethicus) in Arts en Auto hun licht schijnen op een medisch dilemma. Hieronder kunt u meediscussiëren over hun antwoorden.

Wilt u zelf een dilemma aan dit panel voorleggen? Mail dan naar redactie@artsenauto.nl o.v.v. dilemma. De redactie neemt dan contact met u op.

Een verpleegkundige heeft grote moeite met een opdracht van de dienstdoende arts en weigert de handeling uit te voeren. De verpleegkundige meent krachtens de Wet BIG in haar recht te staan. 

Door een fusie tussen twee verpleeghuizen heeft het ene verpleeghuis in de dienst (soms) te maken met een christelijk- gereformeerde arts uit het andere verpleeghuis en wordt het verpleeghuis met streng gereformeerde signatuur geconfronteerd met geaccepteerde en gehanteerde normen met betrekking tot leven, dood en behandeling in het andere verpleeghuis.

Op een dag draagt de gereformeerde arts tijdens haar dienst een verpleegkundige op onder dwang een maagsonde in te brengen bij een stervende, demente vrouw die weigert te eten en te drinken. De ‘eigen’ behandelend arts heeft in een eerder stadium al met de familie afgesproken dat geen gedwongen behandeling (voeding en vocht) meer zal plaatsvinden als de vrouw in de terminale fase van haar leven zou raken. De verpleegkundige heeft dus grote moeite met de opdracht van de dienstdoende arts, beargumenteert deze moeite uitgebreid en weigert uiteindelijk de handeling uit te voeren. Ze komt daarmee in een rechtstreeks conflict met de arts, maar ze volhardt, erop vertrouwend dat ze krachtens de Wet BIG, haar eigen, autonome verantwoordelijkheid heeft richting de patiënt/bewoner. Klopt dat? Had deze situatie voorkomen kunnen worden?

Lieke-van-der-scheer

Ethicus
Lieke van der Scheer

Dit is een heel onaangename situatie voor zowel de verpleegkundige als de arts. Ik heb begrip voor beider overtuiging, maar toch lijkt de verpleegkundige mij hier het meest in haar recht te staan. Er zijn afspraken gemaakt met de familie. Als het goed is, staat dat behandelbeleid genoteerd in het dossier. De verpleegkundige kan zich daarop beroepen. Het is wel uiterst ingrijpend om daar op het laatste moment van af te wijken met een dwangbehandeling.

Bovendien geldt de WGBO voor iedereen. Er is toestemming nodig van de patiënt of – indien die niet wilsbekwaam is – van een vertegenwoordiger. De arts mag de beslissing van de vertegenwoordiger naast zich neerleggen indien hij/zij die in strijd acht met goed hulpverlenerschap en bij ernstig nadeel voor de patiënt. Ook al is deze arts daar in dit geval van overtuigd, overrulen mag nooit lichtvaardig gebeuren. Dergelijke ingrijpende beslissingen moeten in overleg met vertegenwoordigers en collega’s worden genomen en niet solitair tijdens een dienst.

Maar het eigenlijke probleem verdwijnt natuurlijk niet met het toepassen van de regels. Het gaat hier om de diepste overtuigingen van arts en verpleegkundige over leven en dood. Vanuit hun levensbeschouwing verschillen zij fundamenteel van mening over wat goed is in gevallen als deze. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor het bestuur van de verpleeghuizen. Zijn de fusiebesprekingen ook gegaan over de vraag hoe mensen vanuit die verschillende levensbeschouwingen kunnen samenwerken? Is er aandacht voor de consequenties ervan voor de zorg? Uit de formuleringen van de verpleegkundige lijkt dat niet zo te zijn. Zij claimt dat haar verpleeghuis werkt met ‘geaccepteerde en gehanteerde normen met betrekking tot leven, dood en behandeling’. De betrokken arts komt mogelijkerwijs in gewetensnood als er geen sondevoeding wordt gestart en wil daarvoor niet verantwoordelijk zijn. De verschillende opvattingen zijn duidelijk niet ‘gefuseerd’.

Er dient beleid te zijn over hoe in deze gefuseerde verpleeghuizen om te gaan met fundamenteel verschillende visies. En als dat er niet is, moet het worden opgesteld, liefst in samenspraak met alle betrokkenen. Als er op een goede en veilige manier wordt overlegd door patiënten, vertegenwoordigers, artsen, verpleegkundigen en verzorgenden, dan is er een kans dat men dichter tot elkaar komt. Lukt dat niet, dan is een uiterste consequentie wellicht dat artsen geen diensten kunnen draaien in het andere verpleeghuis. In ieder geval zal minimaal moeten worden gestreefd naar draagvlak voor en bekendheid met de afspraken.

Annemarie-smilde

Jurist
Annemarie Smilde

Als een patiënt weloverwogen afziet van eten en drinken, zullen behandelaars dit moeten respecteren. Dit volgt uit het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt. Deze heeft bovendien recht op zorg die zijn lijden zo veel mogelijk verlicht. De KNMG en V&VN hebben in een gezamenlijke handreiking (Zorg voor mensen
die bewust afzien van eten en drinken om het levenseinde te bespoedigen) uitgewerkt wat dit voor behandelaars betekent. Bijvoorbeeld voor behandelaars met gewetensbezwaren: zij moeten de zorg overdragen aan een collega.

In het geval van een demente patiënt is het aan de behandelaars om samen met de naasten te onderzoeken waarom de patiënt eten en drinken afweert. De richtlijn Omgaan met afweergedrag bij
eten en drinken van bewoners met dementie (Kenniskring Transities in Zorg, Hogeschool Rotterdam, 2009) biedt handvatten voor een zorgvuldige besluitvorming. Volgens deze richtlijn kan een structurele weigering in een terminale fase leiden tot de beslissing geen voedsel en vocht meer toe te dienen.

In deze casus leggen de behandelend arts en de familie (onder wie zo neem ik aan de wettelijke vertegenwoordiger van de patiënt) de weigering van de patiënt kennelijk zo uit dat er in de stervensfase geen voedsel en vocht onder dwang moeten worden toegediend.

De dienstdoende arts doorkruist met haar opdracht om een sonde te laten inbrengen het afgesproken beleid. Bovendien handelt zij in strijd met de wet door deze handeling te laten verrichten zonder toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger van patiënt.

De verpleegkundige heeft een eigen verantwoordelijkheid. Deze kan inhouden dat zij geen uitvoering geeft aan een opdracht van een arts. Wel volgt uit de Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden dat zij aan de opdrachtgever motiveert waarom zijniet achter de opdracht staat. In dit geval neemt de verpleegkundige haar verantwoordelijkheid in acht door de opdracht te weigeren onder verwijzing naar de gemaakte afspraken.

Bij gewetensbezwaren zal de dienstdoende arts de zorg voor patiënt moeten overdragen aan een collega. Kan zij zich om andere redenen niet vinden in het beleid van haar collega, dan ligt het voor de hand dat zij deze met de behandelend arts bespreekt en tussentijds het lijden van de patiënt zo veel mogelijk beperkt. Zij mag in elk geval geen sonde (laten) inbrengen zonder toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger.

Het is de verantwoordelijkheid van de gefuseerde instellingen om in overleg met de behandelaars een duidelijk beleid te bepalen over de zorg aan (al dan niet wilsbekwame) patiënten, die eten en drinken weigeren. En hierbij afspraken te maken over de overdracht van de zorg door behandelaars met gewetensbezwaren als ook de communicatie met patiënten en hun naasten.

 

Delen