‘Een onmisbare verrijking, maar we moeten Annelies gaan missen’

De vakantieperiode kondigt zich zonnig aan. Ik ga ook, binnenkort. Maar eerst vandaag deze klus. Ik ben verdrietig, want straks moeten we afscheid nemen van onze dierbare collega, kinder- en jeugdpsychotherapeut Annelies. Zij gaat ons verlaten en niet uit vrije wil. Mijn vakantiegevoel is nog ver te zoeken…

De bos bloemen die ik voor haar heb gekocht staat groots en kleurrijk in de vaas. Te wachten om door ons aan haar gegeven te worden. ‘Straks gaan wij, je binnenkort ex-collega’s, jou verwennen met deze bloemen en een praatje’, denk ik. Tja, een praatje, tijdens de zomerborrel met heel ons gezondheidscentrum. Ik bereid me voor. Maar wat zeg je dan, bij zo’n verdrietig afscheid?

We zijn je verloren. We zijn jeugdzorg verloren

“Lieve Annelies, we zijn al zeker twintig jaar collega’s sinds we elkaar hebben leren kennen op een andere werkplek. Toen ik in onze maatschap toetrad, heb ik je gevraagd om de kinder- en jeugdtherapeut binnen ons gezondheidscentrum te worden. Jeugdzorg in huis, in onze multidisciplinaire eerstelijnssamenwerking. Je kwam, zag en overwon. Wat ben je een belangrijke, deskundige, bevlogen toevoeging geworden in ons zorgaanbod, in onze wijk.

Een onmisbare verrijking, maar we moeten je gaan missen. De reden is te absurd voor woorden. Je hebt geen nieuw contract gekregen met de gemeente. ‘Nee, geen aanbesteding voor u’. Met de vervreemdende feedback ‘uw verzoek is te veel gericht op kwaliteit en te weinig op kostenbeheersing’. ‘Werkelijk?’ vroeg ik je. ‘Werkelijk’, zei jij.’ En we zwegen. Het was november vorig jaar. ’

‘Lieve Annelies, hier staan we dan nu in juli. Je hebt je lopende behandelingen afgerond. Het is klaar hier.  Jij bent verdrietig. Ik ben verdrietig. Samen verdrietig, dat is tenminste iets.’

Dat ga ik zeggen. En ik denk wat ik niet ga zeggen straks: ‘Je onvrijwillige vertrek triggert de blauwe plekken die ik de afgelopen jaren heb opgelopen door het absurde beleidsgedoe in de ggz. De marktwerking zorgt voor niet-aflatende tegenwind in ons werk.

Al jaren zorgen, frustratie, uithuilen, elkaar vasthouden, opkrabbelen en weer doorgaan met koers zetten. We hebben verdrietige keuzes moeten maken, zoals contractvrij gaan werken. Contracten afsluiten, niet meer te doen voor ons. Ik heb er al eerder en veel vaker over verteld. Verdrietig, omdat onze cliënten nu een eigen bijdrage betalen. Dat kan niet iedereen. Verdrietig over de dreigingen die maar in de lucht blijven hangen, zoals bijvoorbeeld de koers van de overheid om de Vrije Artsenkeuze nog veel meer het vuur aan de schenen te leggen.

Verdrietig over geluiden van zorgverleners in hele ander takken van zorg, geluiden over immens hoge werkdruk, gemis aan rugdekking en erkenning van de organisatie, geluiden van mensen die uit de zorgverlening stappen omdat ‘het niet meer te doen is’. Nee, dat ga ik maar niet vertellen straks. Dan zouden we ‘de zomerborrel’ straks moeten gebruiken om ons chagrijn te verdrinken. Nee, dat gaan we niet doen.

Je onvrijwillige vertrek triggert de blauwe plekken die ik de afgelopen jaren heb opgelopen door het absurde beleidsgedoe in de ggz

Ik lees diverse publicaties in de media  met de oproep dat ‘we elkaar vast moeten houden’. Dat we niet alleen strijdbaar moeten zijn in onze eigen beroepsgroep, maar multidisciplinair de rijen moeten sluiten tegen de destructieve wind die akelig waait in de zorg. Wanneer je aan de ggz komt, aan de jeugdzorg, aan de fysiotherapie, aan de verloskunde, aan de diëtetiek, aan de huisartsen…., wanneer je komt aan één van ons dus, dan komen we allemaal in actie.

Solidariteit geeft een stem. De rijen sluiten legt het probleem bij hen die aan stoelpoten zagen, zonder langetermijnvisie, zonder inzicht in kwaliteit, verblind door hun mantra: kostenbeheersing. Beroepsverenigingen zouden gezamenlijk optrekken. VvAA zou bij uitstek de verbindende koepel kunnen zijn als multidisciplinaire sterke en deskundige tambour-maître in de strijd.

‘Lieve Annelies, dat zou geweldig zijn hè’, zou ik straks willen zeggen. Maar dan zou ik ook moeten zeggen: ‘Maar vandaag staan we hier, met ons praatje. Ten gelegenheid van jouw vertrek. Het is te laat om jou te behouden voor ons gezondheidscentrum. We zijn je verloren. We zijn jeugdzorg verloren.’

Laat ik dat maar niet doen….Of juist wel?!

Wat ben ik blij dat ik binnenkort vakantie heb. Een paar weken van broodnodige functionele vermijding.

Delen