Favoriete pil – Aan de poort van het leven
Hannah van den Ende (Naaldwijk, 1983) is consultatiebureau-arts bij CJG Rijnmond en auteur van Vergeet niet dat je arts bent. Joodse artsen in Nederland 1940-1945 (proefschrift). Haar favoriete pil: Aan de poort van het leven. Herinneringen van een vrouwenarts van de Utrechtse gynaecoloog Mauritz Muller.
Tekst: Frank van Kolfschooten | Beeld: De Beeldredaktie/Robert Vos
“De memoires van de Joodse gynaecoloog Mauritz Muller zijn mij heel dierbaar geworden tijdens het schrijven van mijn proefschrift”, zegt consultatiebureau-arts Hannah van den Ende, die deels in Israël woont met haar gezin. “In Aan de poort van het leven raakt hij met prachtige anekdotes op een ontroerende manier de kern van het beroep van arts.”
Muller (1884-1943) blikt met veel couleur locale terug op zijn leven als stadsdokter in de decennia voor de Tweede Wereldoorlog. Hij werkte in het Utrechtse Diakonessenhuis (dat een paviljoen naar hem heeft vernoemd) en stond dag en nacht klaar voor zijn patiënten, tot hij in 1940 door hartproblemen moest stoppen. Zijn ‘geestelijke begrafenis’ noemt hij dat in het boek, omdat hij zo verknocht was aan zijn vak.
“Volgens de toenmalige ethische standaard moest een arts een mensenvriend zijn; altruïstisch, zorgzaam en op een vriendelijke manier paternalistisch”, zegt Van den Ende. “Muller ging daar ver in en zag het als zijn taak om de zorgen van zijn patiënt op zijn eigen schouders te nemen. Een arts moet het priesterschap van zijn beroep beheersen zodat patiënten alles aan hem durven toe te vertrouwen; hij moet allereerst trooster zijn, schrijft hij.” Dat klinkt vandaag de dag ouderwets, realiseert Van den Ende zich, maar de essentie ervan geldt volgens haar nog steeds. “Het bijzondere van arts-zijn is dat mensen je deelgenoot maken van hun emoties en angsten en dat je de kwaliteit moet bezitten om naast de patiënt te gaan staan en hem tot steun te zijn.”
‘Met prachtige anekdotes raakt Muller de kern van het beroep van arts’
Dat gaat niet alleen op voor een arts die met ernstige zieke patiënten te maken heeft, maar ook voor een consultatiebureau-arts, stelt Van den Ende. Omdat ze veel preventief werk doet en vooral gezonde kinderen ziet die zich goed ontwikkelen, komt het maar zelden voor dat ze ouders moet troosten. “Ik zie wel geregeld ongeruste of wanhopige jonge ouders, uitgeput door een huilbaby of peuterpuber waar ze geen raad mee weten. Mensen zijn erg kwetsbaar als het om hun kinderen gaat en hebben daarbij meer empathie en zorg nodig dan wanneer het alleen henzelf betreft”, zegt Van den Ende, die zelf in verwachting is van haar tweede kind. “Het geeft mij een heel goed gevoel als ik ouders na mijn adviezen met hernieuwd vertrouwen de spreekkamer zie verlaten. Op zulke momenten voel ik me echt een dokter in de traditie van Muller.”