Favoriete pil: IJstweeling

Mariëtte Boon (Alkmaar, 1988) is internist in opleiding in het Leids Universitair Medisch Centrum. Haar favoriete pil: de thriller IJstweeling van de Britse schrijver S.K. Tremayne (pseudoniem van Sean Thomas).

Tekst: Frank van Kolfschooten | Beeld: De Beeldredaktie/Arno Massee

IJstweeling is een spannende psychologische thriller die veel indruk op me heeft gemaakt”, vertelt Mariëtte Boon, internist in opleiding bij het Leids Universitair Medisch Centrum. “Het is een vlot geschreven maar heftig verhaal waarbij de auteur je, tot de ontknoping, steeds op het verkeerde been weet te zetten.”

Het boek van thrillerschrijver S.K. Tremayne speelt zich af op een winderig en duister Schots eiland, waar de familie Moorcroft zich heeft teruggetrokken na de dood van hun dochter Lydia, de tweelingzus van hun andere dochter Kirstie. 

Lydia is een jaar daarvoor overleden na een val uit het raam. Het echtpaar raakt in grote verwarring als Kirstie ineens beweert dat zij eigenlijk Lydia is en dat Kirstie dood is. “Kirstie en Lydia leken zo sterk op elkaar, dat ook hun ouders hen niet uit elkaar konden houden. En de zusjes deden zelf ook soms of ze de ander waren”, legt Boon uit. “Door dit spel met identiteiten lijkt niets meer zeker over de dag van het ongeluk. Er blijken ook allerlei geheimen te spelen binnen de familie. Verder verklap ik niets.”

‘Tot aan de ontknoping zet de auteur je steeds op het verkeerde been’

Het fenomeen tweeling fascineert Boon al vanaf haar basisschooltijd. “Ik vond het zo bijzonder dat twee mensen precies op elkaar lijken en wilde alles weten over dat natuurwonder. Ik heb er op mijn tiende ook een spreekbeurt over gehouden, met uitleg over chromosomen waar mijn klasgenoten vast niks van konden volgen. Vanaf dat moment wist ik dat ik iets biomedisch wilde studeren.”

Het werd uiteindelijk geneeskunde en op dit moment is Boon in opleiding tot internist. “Maar ik doe daarnaast ook veel wetenschappelijk onderzoek naar obesitas, vet en stofwisseling. Ik wil graag begrijpen hoe fundamentele processen in elkaar steken, wat aangeboren is en wat uit omgevingsfactoren voortkomt.”

Bij de beantwoording van dit nature-nurture-vraagstuk zijn tweelingstudies heel nuttig, omdat daaruit de verhouding tussen erfelijkheid en omgeving is af te leiden. “Mensen denken vaak dat gewicht bijna geheel bepaald wordt door omgevingsfactoren, zoals hoeveel iemand eet, hoe stressvol iemands bestaan is en hoeveel hij/zij beweegt”, zegt Boon. “Maar gewicht is voor een groot deel – tussen 40 en 70 procent – afhankelijk van genetische aanleg. Denk aan genen betrokken bij het verzadigingsgevoel en genen die bepalen in hoeverre iemand van stress dikker wordt. Dat weten we dan weer via tweelingstudies. Tweelingen zullen me wel altijd blijven intrigeren.”

Delen