Filter tussen huis- en oogarts

Met Oogzorgcentrum Twente (OZCT) levert optometrist en mede-eigenaar Robert van der Moolen vergoede anderhalvelijns oogzorg.  

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: De Beeldredaktie/Rick Nederstigt

In de bijna twintig jaar dat de klinisch geschoolde optometrist Robert van der Moolen (45) zijn spreekuren in het Medisch Spectrum Twente (MST) draait, wordt hij dagelijks geconfronteerd met lange wachtlijsten voor patiënten met oogheelkundige klachten. Door de vergrijzing worden deze alleen maar langer. Er is een tekort aan oogartsen, zeker in het oosten van het land. “Maar”, zegt de optometrist in kwestie, “veel van de patiënten die in het ziekenhuis komen, hebben laagcomplexe oogklachten en hoeven helemaal niet door een oogarts te worden gezien.”

Collega-optometrist Ruud de Koning, werkzaam in het ZGT in Almelo, trekt dezelfde conclusie. De twee gaan om de tafel. Hoe zouden ze deze patiënten uit de tweede lijn kunnen houden? Ze smeden een plan. Na een pilot starten ze in 2017 met een tweejarig oogzorgproject, waarbij een aantal huisartsen, optometristen, een oogarts, zorgverzekeraar Menzis en de Twentse Huisartsen Onderneming Oost Nederland (THOON) betrokken zijn. “Alle partijen waren enthousiast”, vertelt Van der Moolen. “Bijna 80 procent van de patiënten die wij zien, hoeft niet naar het ziekenhuis. Waardoor de druk op de oogarts en daarmee ook de zorgkosten afnemen. Voor de patiënten is het prettig dat zij snel en dicht bij huis terechtkunnen in een van de drie gezondheidscentra waar wij ze kunnen ontvangen.” En dat ook nog eens kosteloos. “We vallen onder de huisartsenzorg.” Dat was ten tijde van het project het geval en dat blijft zo, ook nu de twee optometristen het initiatief als eigen onderneming voortzetten.

Omdat hij ervan overtuigd is dat deze vorm van substitutie toekomst heeft, ruilt Van der Moolen zijn zekerheid in voor het ondernemerschap. “Het was nogal een overgang van alleen spreekuren draaien naar ook bezig zijn met verzekeringen, inkoop en facturering.” Én met het bezoeken van huisartsen in de regio, om hen te overtuigen van deze nieuwe verwijsrichting. “Bij de start liep dat stroef”, zegt de optometrist. “Omdat zij gewend zijn naar de oogarts te verwijzen. En omdat de huisarts in deze constructie hoofdbehandelaar blijft. Wij koppelen ons advies terug. Als een huisarts ons en onze expertise niet goed kent, is dat natuurlijk wel spannend. Maar geleidelijk winnen we het vertrouwen en krijgen we steeds meer verwijzingen.” Totdat COVID-19 uitbreekt.

‘Bijna 80 procent van de patiënten die wij zien, hoeft niet naar het ziekenhuis’

“Toen kregen we het wel eventjes benauwd, met drie locaties huur en nul patiënten. Gelukkig hebben we vanaf het begin liquiditeit weten op te bouwen en dachten Menzis en THOON goed mee.” 

Geen aanzuigende werking 

De pandemie zorgt er wel voor dat Van der Moolen en zijn compagnon nu de mogelijkheden onderzoeken om ook niet-vergoede behandelingen, bijvoorbeeld voor droge ogen, aan te bieden, zodat ze niet afhankelijk blijven van één inkomstenbron. “Omdat we vanuit de huisartsenzorg worden betaald, mogen we geen aanzuigende werking hebben. We zijn ook niet van plan om brillen te gaan verkopen, maar willen wel kijken hoe we onze zorggerelateerde diensten kunnen uitbreiden.”

Inmiddels komt de patiëntenstroom weer op gang en ziet Van der Moolen ook de gevolgen van uitgestelde zorg. “Twee mensen die met spoed geopereerd moesten worden. Dat is óók een voordeel van een filter tussen huisarts en oogarts: we houden patiënten veelal uit de tweede lijn, maar als het urgent is, merken we dat op en adviseren we een directe doorverwijzing naar het ziekenhuis. Dat scheelt maanden op de wachtlijst.”  

Delen