Fimose
Het was voor het eerst dat ik besefte dat twee woorden die precies hetzelfde betekenen, een heel verschillend gevoel kunnen oproepen. Later heb ik dat veel vaker ervaren, maar toen was dat echt voor de eerste keer. Ik was lid van de voetbalclub in het dorp waar ik opgroeide. ASV’33 heette de club. En het dorp was Aarle-Rixtel, dat tegenwoordig vooral Laarbeek heet, omdat het een fusiegemeente is.
Ik was jong, 14 of daaromtrent. En de voetbalclub stelde eens in de twee jaar een sportkeuring verplicht. Daartoe moest ik naar de grote stad, die voor mensen uit Aarle-Rixtel Helmond was. Daar wachtte in een oud gebouw een vrouwelijke keuringsarts op me.
Ik zal de details hier weglaten; die bewaar ik voor een cabaretvoorstelling die ik dit najaar speel (titel Associëren; komt allen), maar binnen 10 minuten had ze me volledig van slag gemaakt met de mededeling dat ik ‘voorhuidvernauwing’ had en geopereerd moest worden. Veel toelichting volgde er niet, maar de indruk werd gewekt dat ik er ernstig aan toe was.
Die operatie was nodig omdat ik anders gedoemd zou zijn te zwijgen
De volgende dag toog ik naar de bibliotheek in Helmond om meer te weten te komen over die rampzalige ziekte waaraan ik scheen te lijden. Na lang zoeken – het was nog het computerloze tijdperk – was ik erachter. Met een moeilijk woord bleek mijn aandoening ‘phimosis’ te heten. Tegenwoordig is ‘fimose’ volgens de woordenboeken gangbaarder, maar destijds was het ‘phimosis’, met ‘ph’, een lettercombinatie die ik vooral kende van de ‘photografie’ en de daaruit voortvloeiende photo’s. Ik ben van 1954, maar ik heb ze meegemaakt die ph-woorden. Misschien waren ze officieel al verbannen in mijn jeugd, maar ze doken nog geregeld overal op. Ik had ook een oom die zich met philatelie bezighield. Hij was philatelist, waarmee hij destijds veel aanzien had, mede dankzij die ‘ph’, denk ik.
Maar ik kwam dus bij het woord ‘phimosis’ uit, dat meteen al prettiger aanvoelde dan het pijnlijke ‘voorhuidvernauwing’. Het voelde als zalf. Tegenwoordig schijnen ze juist ook in veel gevallen zalf te gebruiken als middel om het probleem dat hier aan de orde is op te lossen, maar mijn keuringsarts sprak nog onverbiddelijk van een operatie. In die bibliotheek kwam ik er ook achter wat ik nou precies mankeerde, want achter het woord ‘phimosis’, dat van Griekse herkomst was, stond dat het van het werkwoord ‘phimoun’ kwam, met als betekenis ‘knevelen’. En dat woord ging dan weer terug op ‘phimos’ in de betekenis ‘muilkorf’. Zo zat het dus: ik was gekneveld, gemuilkorfd. Die operatie was nodig omdat ik anders gedoemd zou zijn te zwijgen, binnen te blijven. Maar in het elftal waarin ik voetbalde, was ik de spits. Ik moest scoren. Natuurlijk had het één niks met het ander te maken, maar een jonge jongen maakt zichzelf al snel van alles wijs. Die operatie kwam er dan ook. Van enige positieve invloed op mijn scorings-vermogen bij ASV’33 bleek uiteraard geen sprake te zijn, maar ik herinnerde me dat de keuringsarts ook het woord ‘later’ had gebruikt. ‘Later zul je er voordeel van hebben.’ Daar hoopte ik dan maar op.