Inbeelding

 

Marco Kamphuis (1966) is schrijver van zeven romans, waaronder Havik, dat Boek van de Maand bij DWDD was. Zijn laatste roman, Aurore, gaat over een medicijnenstudent in het Parijs van 1880. Kamphuis is medewerker van NRC Handelsblad en Filosofie Magazine.

Tekst: Marco Kamphuis | Beeld: Koos Hageraats

 

Kennelijk is het erfelijk, mijn vader liep de deur bij de huisarts ook al plat. In een goedaardige variant staat het bekend als de kandidatenziekte, maar als je geen geneeskunde studeert, heet het hypochondrie. Ik was een jaar of twaalf toen ik me ernstige ziekten begon in te beelden. Wellicht waren educatieve kinderboeken daar deels schuld aan, want in de atlassen van het menselijk lichaam die mijn moeder goedbedoeld aanschafte, raakte ik verdwaald als in een donker bos. Net als mijn vader begon ik de weg naar onze huisarts met lood in de schoenen af te leggen, om fluitend terug te keren. Nooit is deze rituele weg van de hypochonder mooier verbeeld dan in Woody Allens film Hannah and her Sisters: eerst de wurgende angst, dan de jubelende opluchting – en de existentiële onzekerheid die je eraan overhoudt als je die weg een paar keer hebt afgelegd.

Ik heb altijd veel begrip van huisartsen ontmoet, met één enkele uitzondering. Ik maakte me zorgen om een pukkeltje op mijn rug dat zó klein was dat ik het thuis met blauwe inkt omcirkelde, bang dat ik het in de spreekkamer niet een-twee-drie zou kunnen vinden. Maar dat cirkeltje was nog altijd zo klein, dat ik, achteromkijkend in de spiegel, een pijl toevoegde die de cirkel aanwees. Toen ik dat weer te veel van het goede vond, was het te laat om alles uit te boenen.

Had men mij maar eerder zo streng toegesproken; nu was het echt gedaan met die flauwekul

De dokter was ziek, zei de assistente, ik kreeg een vrouwelijke vervanger. Ik voelde meteen dat dit niet goed af zou lopen: vrouwen kunnen slecht tegen aanstellerij, zeker van mannen (de meeste hypochonders zijn man). En inderdaad, de dokter verloor haar geduld nadat ze met ongeloof de bewegwijzering op mijn rug had bekeken. Misschien had ze net een slechtnieuwsgesprek met een moeder van drie kleine kinderen gevoerd. In elk geval vroeg ze scherp wat een ‘gezonde jonge vent’ in haar behandelkamer te zoeken had. Ik, op mijn beurt, werd niet boos. Ik was het volledig met haar eens en gelouterd liep ik naar huis. Had men mij maar eerder zo streng toegesproken! Nu was het echt gedaan met die flauwekul. Enkele weken later was ik dankbaar dat ik mijn vertrouwde arts weer had, die serieus als altijd luisterde terwijl ik uitlegde waarom mijn dood ditmaal echt nabij was.

Uiteindelijk ging ik naar een psycholoog, die me adviseerde bij wijze van exposure de medische encyclopedie van A tot Z te lezen: medische kennis is de pyromane brandweerman die het vuur van de hypochondrie zowel aansteekt als uitdooft. Deze therapie was de inspiratie voor mijn eerste roman, De medische encyclopedie. Na het verschijnen van dat boek ontving ik een aardig briefje van mijn toenmalige huisarts, en ook een van de dokter uit mijn geboortedorp.

Het verraste me toen ik vernam dat laatstgenoemde arts overleden was. Ja, hij was van de leeftijd van mijn ouders, maar een hypochonder gaat ervan uit dat iedereen in zijn omgeving hem overleeft. Ik had hem graag een keer rechtstreeks gezegd hoeveel zijn ernst, geduld en begrip voor me hebben betekend.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

Delen