Jaarverantwoording on hold, maar weerstand blijft

wtza / ‘Deze wet kan zelfs averechts effect hebben’

Zorgaanbieders die dit jaar voor het eerst aan de openbare jaarverantwoordingsplicht zouden moeten voldoen, hoeven dat in 2023 en 2024 tóch nog niet te doen. Na een storm van kritiek drukt demissionair minister Conny Helder op de pauzeknop, maar dat neemt de weerstand tegen de Wtza en deze verplichting niet weg.

Afgelopen mei startte praktijkhoudend huisarts Arno Krijgsman een petitie waarmee hij ‘de minister wil aansporen om de Wtza te herzien en vertrouwen te tonen in de kwaliteit van de huisartsenzorg’. Op het moment van schrijven staat de teller op ruim 3.600 ondertekeningen. Krijgsman wil de petitie overhandigen aan Conny Helder wanneer zij zijn praktijk bezoekt, maar pas in de tweede helft van juli zal de minister reageren, zo is hem toegezegd, op de twee brieven met uit­nodiging die de huisarts stuurde. “Ik zoek contact en discussie”, zegt Krijgsman, “in een poging de kloof tussen huisartsenzorg en politiek te overbruggen.”

Vanuit het veld is er al lange tijd kritiek op de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza). Deze spitst zich met name toe op de openbare jaarverantwoordingsplicht Wmg, die indirect voortvloeit uit de Wtza (al zijn er meer bezwaren, zie kader). Zo’n verplichting was er al voor instellingen die onder de voorganger – de Wet toetreding zorginstellingen (Wtzi) – vielen, maar nu moeten alle zorgaanbieders (dus ook kleine eerstelijnspraktijken) vanaf 2023 elk jaar vóór 1 juni hun financiële jaarcijfers over het voorafgaande kalender­jaar aanleveren en twee vragenlijsten invullen.

De Eerstelijnscoalitie (bestaande uit eerstelijnsberoepsorganisaties) ageerde hier hevig tegen, omdat het instrument het oorspronkelijke doel (het bestrijden van zorgfraude) voorbij zou schieten en tot extra regeldruk zou leiden, maar de wet trad – met wat aanpassingen – toch in werking. Accountants- en administratie­kantoren gespecialiseerd in de zorg stelden, onder mede-aanvoering van VvAA, de onuitvoerbaarheid aan de kaak. Voor hen zou het onmogelijk zijn in zo’n korte periode voor zo veel zorgaanbieders de jaarcijfers op te leveren.

Ondanks deze bezwaren blijft minister Helder – onder meer in haar antwoorden op schriftelijke vragen van diverse Tweede Kamerfracties afgelopen juni – de beleidslijn en de daarvoor ingezette middelen verdedigen (zie ook het artikel over (Ont)Regel de Zorg). “De minister surft in ruime bochten om de inhoud heen”, zegt VvAA-adviseur Erik van Dam daarover. “Met haar ontwijkende reacties op de vragen over nut, noodzaak, privacy en uitvoering geeft ze aan de problematiek in de praktijk niet te onderkennen.”

Toch komt de minister de eerste lijn uiteindelijk enigszins tegemoet. Tijdens het Commissiedebat over de eerstelijnszorg op 5 juli gaf Helder aan ‘de ogen en oren niet te sluiten voor de geluiden die er zijn’ en daarom ‘de pauzeknop te willen indrukken’ voor zorgaanbieders die zich dit jaar voor het eerst financieel zouden moeten verantwoorden.

Wtza-onderdelen

Naast de plicht tot openbare jaarverantwoording, bestaat de Wtza zelf uit drie onderdelen: een (aan)meldplicht, een vergunningsplicht (voor wie met meer dan tien zorgverleners werkt of medisch specialistische zorg verleent) en het aanstellen van onafhankelijke toezichthouders (voor wie met meer dan 25 zorgverleners werkt, of tien in geval van medisch specialistische zorg).

Omdat de huisartsengroep van Arno Krijgsman boven die 25 zit, moet die een raad van toezicht en een cliëntenraad aanstellen. “En dus zijn wij genoodzaakt nog vaker te vergaderen”, schrijft de huisarts in zijn brandbrief aan de minister (LinkedIn). “Huisartsen dienen de cliëntenraad en de raad van toezicht te belonen, maar een passende vergoeding voor de huisarts om dit te bekostigen ontbreekt. Deze wet levert ons dus niet alleen meer werkdruk, maar ook een financiële tegenvaller op.”

Eerder had de minister al uitstel aangekondigd voor de nieuwe groep jaarverantwoordingsplichtigen (in 2023 tot 31 december en in 2024 tot 1 oktober), maar nu zal de eerste verplichte aanlevering dus pas over twee jaar zijn, om ‘de rust terug te brengen in het proces’. VvAA-adviseur Van Dam spreekt van ‘een tijdelijke oplossing voor een structureel probleem.’

Problemen aanpakken

Mogelijk kan deze pauze wel worden benut, zo geeft Van Dam aan, om problemen aan te pakken. Zoals uitvoeringsproblemen die al voor de zomer aan het licht kwamen toen de eerste zorgaanbieders (zij die al onder de Wtzi jaarverantwoordingsplichtig waren en zij die een onderneming zijn gestart na 1 januari 2022) voor 1 juni hun jaarcijfers op jaarverantwoordingzorg.nl openbaar maakten.

“Het intikken van de cijfers zelf is wellicht niet zo moeilijk”, zegt de VvAA-adviseur, “maar waar haal je die cijfers vandaan? Wat moet je wel en niet meerekenen? Wat valt onder zorgverzekeringswetopbrengsten en wat niet? Neem een fysiotherapeut die deels basis- en grotendeels aanvullend verzekerde zorg levert, die heeft vaak geen idee wat hij waar moet aangeven. Deze opbrengstenstromen zijn in de regel niet te splitsen, terwijl dat voor de verantwoording wel verplicht is.”

Een boekhouder of accountant die op de hoogte is, kan daarbij helpen, maar dan nog, zegt Van Dam, “kost het de zorgprofessional veel tijd, want die zal het nodige moeten opzoeken en elders moeten navragen.” Daarbij zijn er zorgaanbieders die, om kosten te besparen, zelf hun jaarverantwoording aanleveren. “Met als gevolg dat de meest opmerkelijke zaken voorbijkomen op het portaal, zoals ratio’s van 700 of 7.000 procent. Er is een exotische verzameling van rapportages aan het ontstaan.”

In theorie kan de NZa een last onder dwangsom opleggen, maar daarvoor hoeven deze zorgaanbieders niet direct te vrezen. “Eerst zal er een waarschuwing volgen”, zegt Van Dam, “maar het feit dat je het opnieuw moet doen of alsnog een boekhouder in de arm moet nemen, is frustrerend en zo gaat er nóg meer tijd in zitten.”

Op het feit dat iedereen jaarrekeningen van zorgaanbieders kan inzien, is volgens Van Dam ook wel wat af te dingen. “De redenatie is dat publieke middelen publiek verantwoord moeten worden, maar zorg die onder de aanvullende verzekering valt, is niet van publiek geld en tóch valt de praktijk van een tandarts of fysiotherapeut onder deze regelgeving. Ook al verlenen zij maar een snippertje basiszorg, ze moeten over alle opbrengsten publiekelijk verantwoording afleggen.”

En dus kan Jan en alleman van veel praktijken (uitgezonderd eenmanszaken) zien wat ze omzetten. De minister benadrukt dat het resultaat niet direct te herleiden is naar een natuurlijk persoon, maar Van Dam zegt: “Zeker bij een wat kleinere maatschap is het eenvoudig in te schatten wat eenieder eraan overhoudt. Daar kunnen leken maar ook kwaadwillenden allerlei ongenuanceerde conclusies uit trekken. Ik vind het gevaarlijk dat alles op straat ligt.”

Schadelijk voor motivatie

Zo lijken de verplichtingen die voortvloeien uit de Wtza op verschillende manieren van invloed op het praktijkhouderschap, dat al onder druk staat. “Een verdere stijging van de werkdruk door de Wtza zou schadelijk zijn voor het enthousiasme van huisartsen in opleiding”, schrijft huisarts Krijgsman in zijn brief aan de minister. “En de motivatie van startende huisartsen om een huisartspraktijk over te nemen van de vergrijzende groep collega’s is al zorgwekkend laag.”

Van die groep stoppen er bovendien steeds meer vroegtijdig, voegt Van Dam toe. “Niet zelden omdat ze klaar zijn met alle regels die ze over zich heen gestrooid krijgen.” Dat zou er volgens de VvAA-adviseur zelfs toe kunnen leiden dat de wet een averechts effect heeft. “Van de eerste lijn weten we dat fraude daar nauwelijks voorkomt. Maar nu er steeds minder praktijkhouders zijn, springen commerciële partijen in dat gat, waarvan we weten dat daar eerder zorgcowboys tussen kunnen zitten.”

Strohalm

Na de zomer zal de minister een commissie instellen die onderzoek gaat doen naar de (onbedoelde) effecten van de jaarverantwoording en eventuele aanpassingen kan adviseren. “Dat geeft iets van hoop, het is een strohalm”, zegt VvAA-adviseur Van Dam. Eerder deed een extern bureau in opdracht van VWS een administratieve lastendruktoets, waarop veel kritiek was, onder meer omdat het praktijkonderzoek een interview met slechts één zorgaanbieder omvatte.

Huisarts Arno Krijgsman hoopt nog altijd dat huisartsen helemaal vrijgesteld worden van de Wtza. De Eerste­lijnscoalitie blijft aandringen op reparatiewetgeving. Van Dam wil in ieder geval een structurele oplossing: “In algemene zin is er niks mis met verantwoorden van publiek geld, maar dat moet wél op een manier die passend en haalbaar is voor het veld én voor de accountants- en administratiekantoren. Ook in 2025 kunnen we niet de jaarrekeningen voor alle jaarverantwoordingsplichtige klanten in zo’n korte tijd ophoesten.” Of het rapport van de Commissie Jaarverantwoording voor de jaarwisseling verschijnt, is nog maar de vraag.

Delen