Mens
Nog niet eens zo heel lang geleden kwam ik in het ziekenhuis een verpleegkundige tegen van de paaz, de psychiatrische afdeling. Het was een warm weerzien, tot ze afsloot met de mededeling: “Trouwens, ik heb PAAZ gelezen.” Het risico van boeken schrijven is dat ze gelezen worden en als je een waargebeurd boek schrijft over de vijf maanden die je als patiënt op een psychiatrische afdeling doorbracht, dan loop je het risico dat zich onder de lezers ook je behandelaren bevinden. Mensen die daar niet per se heel enthousiast van worden. Ik wilde me dan ook al verontschuldigen, maar dat wuifde ze weg: “Ik wil je er juist voor bedanken.” Ik was stomverbaasd, want hoewel ik een zo eerlijk mogelijk beeld van het leven op onze afdeling had proberen te schetsen, kon ik me voorstellen dat niet iedereen dat kon waarderen.
Een belangrijker boodschap kun je een patiënt niet geven
Ze schudde echter haar hoofd en zei: “Ik heb er echt iets van geleerd en dat wilde ik je nog vertellen. Een paar maanden geleden liepen hier ’s avonds laat allerlei verpleegkundigen en agenten met honden en zaklampen om de paaz heen. Onze patiënten werden daar onrustig van en dus zei ik dat ze zich geen zorgen hoefden te maken, het had niets met hen te maken en dat ik niet meer kon zeggen in verband met de privacy. Het standaard antwoord en natuurlijk bleven ze onrustig, maar meer kon ik ook niet doen. Ik was alweer op weg naar ons kantoor, toen ik ineens terugdacht aan PAAZ, en hoe jij beschreef hoe het was om patiënt te zijn. Plotseling vroeg ik me af hoe ik mezelf in die situatie zou voelen. En ineens besefte ik dat de ‘patiënten’ helemaal niet ‘onrustig’ waren, maar dat het mensen waren die bang waren – angst die ik in die situatie ook zou voelen. Omdat ze niet wisten wat er speelde, er geen enkele controle over hadden en omdat het er akelig veel op leek dat er wel degelijk iets mis was. Met een van hén… Dus ging ik terug en vertelde ze dat een oudere meneer uit het ziekenhuis was gaan dwalen en dat ze hem wilden vinden voor hij de sloot in liep, dat ik niet meer kon vertellen dan dat en dat ik begreep dat mensen bang werden van alle commotie, maar dat dat echt niet hoefde. En dat hielp. Plotseling begreep ik hen en zij begrepen mij. We waren geen verpleegkundige en patiënten meer, maar gewoon mensen, net zoals jij in PAAZ beschreef.”
Ontroerd nam ik afscheid; niet omdat ze PAAZ had gelezen, maar omdat ik eindelijk iets terug had kunnen geven voor alles wat zij voor mij had gedaan tijdens die lange maanden op de paaz. Want hoe depressief, suïcidaal en minderwaardig ik me toen ook voelde; zij en haar collega’s gaven me het gevoel dat ik er mocht zijn. Niet als patiënt, maar als mens. En een belangrijker boodschap kun je een patiënt niet geven.