Nee durven zeggen
Dat artsen de ruimte moeten hebben om beredeneerd af te wijken van de behandelrichtlijnen die voor hun beroepsgroep bestaan, weten we. Tot afspraken komen over de behandeling hoort immers een uitkomst te zijn van shared decision making, waarbij de wens van de patiënt een rol hoort te spelen in de afweging.
Maar het moet wel gaan om beredeneerd afwijken. En het is de vraag in hoeverre hiervan sprake is als een arts voor hoesten, neus-bijholteontsteking of blaasontsteking antibiotica voorschrijft als daar volgens de richtlijn geen indicatie voor bestaat. Volgens het NIVEL gebeurt dit in een aantal gevallen echter wel, omdat de patiënt het zegt te willen en dat is geen goede zaak. De arts komt hiermee weliswaar tegemoet aan de wens van de patiënt, maar maakt het zichzelf te gemakkelijk.
Het argument dat het eenvoudiger is om maar gewoon dat receptje uit te schrijven is niet valide
Iedere arts weet dat gebruik van antibiotica om milde infecties te bestrijden de antibioticaresistentie onder de bevolking vergroot. Het RIVM is duidelijk over wat hiervan de gevolgen kunnen zijn en waarschuwt dus terecht voor terughoudendheid in antibioticatoediening. Van artsen mag worden verwacht dat ze in de spreekkamer naar deze kennis handelen, als ze worden geconfronteerd met een patiënt die vraagt om antibiotica zonder dat voorschrijven hiervan verantwoord is. Het argument dat het eenvoudiger is om maar gewoon dat receptje uit te schrijven omdat de patiënt zo aandringt, is niet valide. De arts is de professional, die positie hoort hij ook te benutten.
7 reacties
SDM is dan wel een lastige. Als de arts vindt dat het niet zinvol is AB voor te schrijven en het daarom niet doet, is er geen SDM bij. Overigens FvW, in het commentaar onder je vorige blog vond je zo’n houding van de arts die weet wat goed is, nog paternalistisch. Is dat hier anders?
Alberts
15 februari 2017 / 09:53Volledige uitleg geven – ook over waarom iets geen gewenste behandeloptie is – is alles behalve paternalistisch.
Frank van Wijck
15 februari 2017 / 10:28Frank, Arts & Auto, als jij naar de garage gaat en je ruitenwisser is kapot, wil jij dan dat de monteur er een nieuwe op zet of wil je ook horen dat ‘ie er een goeie tweedehands op kan plaatsen…!?
Jurriën Wind
15 februari 2017 / 17:08Sorry Jurrien, die reactie begrijp ik niet.
Frank van Wijck
15 februari 2017 / 17:49Slaat ook deels op de ‘discussie’ die we voeren in het stukje ‘second doubt’. Artsen zijn gewend om aan ‘hulpvraagverheldering’ te doen. belangrijk deel van ons werk waarin we de vraag van de patiënt boven tafel halen (‘dokter, ik ben bang dat ik longontsteking heb..’). Wanneer ik dan als arts naar de longen luister – en ik vind aanwijzingen voor zo’n ontsteking – dan schrijf ik antibiotica voor en ga ik niet alle andere opties (allen second best) bespreken. Zoals het voor de hand ligt dat er bij de garage een nieuwe ruitenwisser wordt geplaatst…
Jurriën Wind
15 februari 2017 / 19:04Veel artsen die ” nee” durven te zeggen hebben een 1 op ZKN.
E.Kriek
15 februari 2017 / 21:00Artsen die dingen doen omdat de patiënt dat wenst, zoals afwijken van een protocol omdat de patiënt en zijn wens moet worden gehonoreerd. Het blijft een moeilijk verhaal. Toch zit er iets heel gezonds in die manier doen, want protocollen, net zo als al die prachtige planningen in organisaties, zijn er voor om van af te wijken. Ieder mens blijkt toch altijd net even anders. En schuilt in daarop inspelen niet de werkelijke kwaliteit van goede gezondheidszorg?
Altijd weer die AB’s als voorbeeld, zijn me te gemakkelijk. Veel interessanter en relevanter zijn het gedrag, de leefwijze van patiënten. Op termijn zijn die veel dodelijker voor de persoon, bovendien kosten ze tot het zover is, ook veel meer geld. En juist in die sector scoren dokters matig tot slecht. Liever spelen ze de meebuigende partij spelen of zwijgen. Voldoen de ‘gestoorde’ wens van de patiënt is nu eenmaal makkelijker, kost in ieder geval minder tijd. Oorzaak van dit alles?
Ga eens zoeken in het (on)vermogen van de dokter om zijn minder gewenste boodschap effectief uit te dragen naar de patiënt. Daarbij hoort de kunst van het confronteren, dat beheersen en kunnen verkopen is de ware kunst.
Soms vraag je je af: waar is die dokter van toen gebleven met zijn witte jas, zijn heldere instructies en zijn vanzelfsprekende autoriteit?
Natuurlijk, ze schoten weleens door, ik herinner me ze levendig. Het hieronder beschrevene is een treffend voorbeeld en speelt zich af ergens begin jaren zeventig vorige eeuw.
Een fietsmakker uit de regio – groot talent bij de amateurs – iedere kenner schatte zijn mogelijkheden in op ten minste het niveau van Joop Zoetemelk of Hennie Kuiper, stond op het punt om een profcontract te tekenen. Het enige dat nog ontbrak was een gezondheidsverklaring van een arts. ’s Morgens heel vroeg stapte Arie daarom op de fiets om van Neede (zijn woonplaats) naar Norg te rijden. Daar zat een dokter die voor de KNWU keuringen deed. Gewoon een huisarts want sportartsen bestonden toen nog niet. Daar aangekomen en onderzocht, hoorde de betreffende dokter iets in zijn longen dat hem niet beviel. Hij verwees naar een longarts en regelde onmiddellijk een afspraak bij een specialist in Enschede (dichtstbijzijnd voor Neede). Arie hees zich in de fietskleding en vervolgde zijn rit van Norg naar Enschede. Daar werd hij aan het eind van die middag onderzocht en kon gelijk blijven. Hij bleek een vorm van TBC te hebben.
Na een paar maanden ziekenhuis mocht hij naar huis. Hoewel onderin die longen nog niet alles schoon was. Zou het waarschijnlijk ook niet meer worden. Oké, een operatie was een optie. Toen zijn ploegleider Herman Krott, die Arie begeleidde, vroeg wat de dokter zou doen als het zijn eigen zoon betrof, was het antwoord duidelijk. Herman Krott was dat ook: niet opereren dus.
Nee, dat fietsen kon Arie verder vergeten, kreeg hij nog mee als instructie en thuis zou hij alleen maar rust mogen houden.
Maar wat doe je als je amper 21 bent, dagelijks gewend bent om te trainen? Arie had een idee, vroeg aan zijn moeder om ballonnen te kopen. Hele dagen blies hij ze op. Als ze te slap waren, moesten er nieuwe komen.
Na 2 maanden terug bij de longarts. Die nam X foto’s, luisterde en beklopte en viel van verbazing bijna van de stoel. Er werd een collega bij gehaald, opnieuw een foto gemaakt, want die longen bleken helemaal schoon. Tot Arie op biechtte wat hij in die maanden thuis had gedaan.
De reactie van de dokter blijf ik een mooi voorbeeld vinden van wat je toen meer zag en hoorde. Met de glimlach van ruim 45 jaar later proef je daarin een supprioriteitsgevoel waaraan zelfs OLH een puntje kon zuigen.
De dokter deelde mee dat hij Arie niet langer als patiënt wenste, want daarvan verwachtte hij dat ze zich hielden aan zijn instructies.
Natuurlijk ging Arie weer fietsen, won bij de amateurs alles wat er te winnen viel, maar werd nooit prof. Herman Krott, die het wielerprofmilieu te goed kende, raadde het hem af. Arie had al een keer veel mazzel gehad en dat gerommel met foute medicatie/preparatie (wat bijna standaard was in die tijd) zou alleen maar de goden verzoeken zijn.
Joep Scholten
15 februari 2017 / 22:18