Ouderengeneeskunde is detectivewerk
Verenso-voorzitter Nienke Nieuwenhuizen:
‘In verpleeghuis is liefde en aandacht niet genoeg’
Eind vorig jaar werd Nienke Nieuwenhuizen herkozen als voorzitter van de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde. Ze maakt zich sterk voor goede palliatieve zorg, scholing en onderzoek. “De black box die verpleeghuizen zijn, moet open.”
Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp
‘Wat er ook gebeurt, ik ga niet naar een verpleeghuis. Nooit. Dan wil ik dood.’ “Stel dat een mevrouw die wens heeft uitgesproken en op een bepaald moment moet ze naar een verpleeghuis. Ze is dement. Haar kinderen zeggen: ‘Dat heeft ze nooit gewild. Haar leven is voltooid.’ Maar mevrouw is opgewekt, ze lacht, ze geniet van een taartje. Het zorgteam ziet geen lijden. Wat dan?”
Verenso-voorzitter Nienke Nieuwenhuizen (40) schetst deze situatie om te laten zien hoe complex vraagstukken over het levenseinde zijn. Ook als er een schriftelijke wilsverklaring is. “In het mediadebat over voltooid leven ligt de focus op: als ik dood wil, moet dat kunnen. Maar men gaat voorbij aan een aantal belangrijke zaken die ten grondslag liggen aan de euthanasiewet; naast barmhartigheid is dat veiligheid. Ten eerste is ondraaglijk lijden vaak moeilijk vast te stellen. Daar komt bij dat we ervan overtuigd moeten zijn dat het om een vrijwillig en consequent verzoek gaat. Als iemand niet tot het laatste moment kan aangeven, op welke manier dan ook, dat het om zijn verzoek gaat, wordt euthanasie verlenen iets anders, namelijk euthanaseren. Dat is een subtiel maar belangrijk verschil.” Uiteindelijk is de groep met een wens tot euthanasie heel klein, weet Nieuwenhuizen. “De meeste mensen willen niet dood. Natuurlijk is er soms sprake van ondraaglijk en uitzichtloos lijden, maar daarvoor hebben we in Nederland gelukkig de euthanasiewet. Die wet volstaat.”
‘Een bewoner van het verpleeghuis waar ik werk, vroeg me: moet ik het ook opschrijven als ik geen euthanasie wil?’
De commissie-Schnabel komt tot dezelfde conclusie nadat zij heeft onderzocht of de juridische mogelijkheden voor hulp bij zelfdoding uitbreiding behoeven. “Dat het kabinet een half jaar na het rapport van die commissie, door haarzelf ingesteld nota bene, doodleuk suggereert dat er wel ‘een oplossing’ te vinden zal zijn voor mensen met een voltooid leven, vind ik verbazingwekkend. Er wordt onderschat wat die discussie doet met ouderen in een kwetsbare positie. Zij krijgen te horen: verpleeghuizen zijn duur, jullie zijn duur. Ze hebben het gevoel dat ze tot last zijn. Tegelijkertijd wordt de zelfgekozen dood verheerlijkt. Zo ontstaat maatschappelijke druk. Een bewoner van het verpleeghuis waar ik werk, vroeg me: moet ik het ook opschrijven als ik geen euthanasie wil? Zij zag al iemand langskomen om haar een spuitje te geven.”
Nieuwenhuizen is van mening dat de massale aandacht die er nu is voor euthanasie en voltooid leven, gericht zou moeten zijn op goede palliatieve zorg. “De dood wordt nu als een product neergezet, waarvoor je kunt kiezen. Maar euthanasie kun je niet los zien van palliatieve zorg, die ook andere wegen naar een waardig en pijnloos levenseinde biedt, zoals palliatieve sedatie en het staken of beperken van een behandeling. Laten we ons daarop focussen.”
Want als het gaat om bijvoorbeeld het medicatiebeleid is er in de ouderenzorg nog wel wat te winnen, stelt de specialist ouderengeneeskunde. “Ouderen slikken vaak jarenlang heel veel medicijnen. Een keer naar de cardioloog en hup, weer een paar pillen erbij. Die worden trouw ingenomen. Gesprekken over de noodzaak van al die pillen en het stoppen met medicatie worden zelden gevoerd, maar we voeren wel gesprekken over euthanasie. Ik vind dat een gekke kronkel.”
Moeders advies
Dat Nieuwenhuizen specialist ouderengeneeskunde is geworden, lag niet in de lijn der verwachtingen. Als tiener slaat ze het advies van haar moeder om ‘iets in de ouderenzorg te gaan doen’ in de wind. “Mijn moeder was directeur van een verpleeghuis. Ze hield van haar werk en ze zag dat er toekomst in zat, we worden immers ouder met z’n allen. Ik begreep haar wel, maar ik begon niet aan de geneeskundeopleiding om in de ouderenzorg te belanden.”
Ze kiest voor interne geneeskunde. “Ik ben iemand die naar de hele mens kijkt. Breder dan een diagnose. Maar de algemene internist bestaat niet echt meer. Vrij snel werd van me verwacht dat ik een subspecialisatie zou kiezen.” Dat ziet ze niet zo zitten. “Ik kwam er tijdens mijn co-schappen achter dat de sfeer in het ziekenhuis niet bij me past. Er lag veel druk op korte opnamemomenten. Het was productie draaien. ‘Wanneer gaat hij weer naar huis?’, was wat collega’s zeiden als een oude man werd opgenomen. Dat frustreerde me. Ik kon niet doen wat ik zou willen doen.”
‘Ik ben iemand die naar de hele mens kijkt. Breder dan een diagnose’
In verpleeghuis Polderburen in Almere, waar ze een specialist ouderengeneeskunde zoeken, kan Nieuwenhuizen dat wel. Al weet ze dat nog niet op het moment dat ze solliciteert. “Ik raakte zwanger in die periode. Het was ook een praktische keuze; Polderburen lag op een paar kilometer van ons huis. Maar toen ik er eenmaal werkte en de opleiding volgde, bleek het een schot in de roos. Het vak heeft veel raakvlakken met interne geneeskunde. Ik zie veel complexe ziektebeelden, maar ik kan wél de hele mens bedienen.”
Dat doen specialisten ouderengeneeskunde steeds vaker in samenwerking met huisartsen, geeft Nieuwenhuizen aan. “Onze kennis is aanvullend op die van de huisarts. In hun praktijk hebben huisartsen misschien tien mensen met dementie. Bijna onze hele populatie heeft dementie.” De werkwijzen verschillen. “Een huisarts werkt vraaggericht. Als je last hebt van je teen, kijkt hij naar je teen. En hij behandelt alleen als de patiënt dat wil. Wij werken proactief en kijken naar te verwachten klachten. Onze doelgroep kan bovendien niet altijd overzien wat men wil en wat de consequenties zijn. Zachte dwang is weleens nodig. Wanneer en waar de grens ligt, hangt af van hoe iemand altijd is geweest. Daarbij baseren we ons op de omgeving rond die persoon, meestal de familie en de huisarts. Ouderengeneeskunde is detectivewerk.”
Doordat mensen langer zelfstandig thuis blijven wonen, is haar werk de afgelopen jaren veranderd. “Wetenschappelijk bewijs is er niet, maar naar mijn idee wonen sommige mensen te lang thuis en overlijden ze daardoor eerder”, zegt Nieuwenhuizen over die ontwikkeling. En over de gevolgen van die ontwikkeling voor haar werk: “Binnen de muren is er meer complexiteit, doordat mensen later binnenkomen. Erbuiten is onze inzet steeds meer nodig. In een verpleeghuis weet je waar je moet zoeken. In de wijk zit het probleem achter de deur verstopt. Maar we lopen ook tegen praktische dingen aan, zoals afstanden. In het verpleeghuis ga je even langs bij een cliënt en eventueel wip je ’s middags nog een keer binnen. Bij een cliënt die nog thuis woont, is dat lastiger. En in het verpleeghuis werk je met een zorgteam. Terwijl je in de wijk met twintig thuiszorgaanbieders te maken hebt die je erbij moet betrekken.”
Niet meer afhankelijk
Waar Verenso en Nieuwenhuizen enorm blij mee zijn, is dat – na jaren lobbyen – de zorg die specialisten ouderengeneeskunde in de eerste lijn bieden vanaf 2018 in de Zorgverzekeringswet wordt ondergebracht. “Het is fijn dat we straks bij extramurale behandeling niet meer afhankelijk zijn van subsidies. En voor de patiënt en de naasten is het fijn. Nu weten veel mensen nog niet van ons bestaan. Straks kun je gewoon met je moeder naar de specialist ouderengeneeskunde, zoals je naar de huisarts of de cardioloog gaat.”
Dat zouden die besturen wel moeten doen, vindt Nieuwenhuizen. “Liefde en aandacht voor cliënten is belangrijk. Ouderen moeten een mooie kamer hebben, naar de kapper kunnen en lekker eten krijgen. Maar dat is niet genoeg. Ze zitten niet in een verpleeghuis voor het mooie uitzicht. Ze zijn ziek. Dat moeten we niet vergeten. Scholing over dementie is óók belangrijk; het helpt om gedrag te begrijpen. Voor specialisten is er het accreditatiesysteem. Ik zou het een goed initiatief vinden om een soortgelijk systeem voor verplegend en verzorgend personeel te introduceren.”
Soort van onderwijs
Hoewel onderwijs een speciale plek in haar hart heeft, maakt Nieuwenhuizen in 2014 dus de stap van onderwijs naar beleid. “Een nieuwe uitdaging. Al is mijn werk voor Verenso voor een deel ook een soort van onderwijs. Vooral in mijn eerste periode als voorzitter heb ik vaak en op veel plekken uitgelegd wat ons vak inhoudt en wat onze waarde is. Nu staat mijn werk meer in het teken van het verder ontwikkelen van het vak en de verpleegsector.”
Een sector die onder druk staat. Het eindrapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dat in de zomer van 2016 verschijnt, liegt er niet om: van de 150 getoetste instellingen blijven er 38 onder toezicht. Bij elf organisaties is zelfs meer nodig dan alleen intensief toezicht. “Als je in die categorie valt, dan is er wat aan de hand. Dan doe je het niet goed. Wel vinden we dat de Inspectie niet de juiste vragen stelt. Dat zij niet de juiste indicatoren gebruikt om kwaliteit te meten.” ActiZ hekelde ‘de onzorgvuldige openbaarmaking en categorisering van de uitkomsten van de IGZ-lijsten’. Dat was reden voor de brancheorganisatie om verpleeghuizen op te roepen geen gegevens meer te verstrekken aan de Inspectie. “Een domme zet”, noemt Nieuwenhuizen dat. “Waarom zo veel strijd? Dat zorgt alleen maar voor ruis en een negatieve sfeer in de verpleegsector. De Inspectie doet wat zij kan. Stel je constructief op.”
‘Waarom zo veel strijd? Dat zorgt alleen maar voor ruis en een negatieve sfeer in de verpleegsector’
Dat is wat zijzelf met Verenso doet. In de drie jaar dat ze nog aan het roer van de vereniging staat, wil Nieuwenhuizen tot goede indicatoren komen, gemaakt door de beroepsverenigingen. De eerste stap is wetenschappelijk onderzoek. “Er is tot nu toe veel te weinig onderzoek gedaan naar onze patiëntenpopulatie en naar verpleeghuizen an sich. Verpleeghuizen zijn een black box. Die moet open. We weten bijvoorbeeld helemaal niet hoeveel mensen met eindstadium COPD zijn opgenomen. Of hoe lang cliënten in een verpleeghuis verblijven. Bestuurders stellen dat er te weinig personeel is om te voldoen aan de indicatoren waarop de Inspectie controleert. Maar hoeveel personeel nodig is, is afhankelijk van het aantal cliënten en van de zorgvraag van die cliënten. Die data moeten we eerst hebben. Om tot een representatieve gegevensverzameling te komen, willen we een systeem van peilstations opzetten, zoals ook de huisartsen dat kennen. Want pas als we die gegevens hebben, kunnen we op basis daarvan de juiste indicatoren maken en bepalen wat goede zorg is.”
Curriculum vitae
Nienke Nieuwenhuizen (1976),
geboren in Schiedam
1994-2000 geneeskunde, UvA
2000-2002 agnio interne geneeskunde, Flevoziekenhuis
2002-2004 agio interne geneeskunde, UMCU
2004-2006 opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, Gerion VUmc
2006-2007 specialist ouderengeneeskunde, Zorggroep Almere
2007-2012 docent ouderengeneeskunde bachelor en masterfase, VUmc huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde
2012-2013 arts-onderzoeker VUmc huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde
2007-heden zelfstandig specialist ouderengeneeskunde
2011-2013 lid raad van toezicht Verenso
2013- heden lid federatiebestuur KNMG
2013-heden voorzitter-bestuurder Verenso
4 reacties
Bij deze bied ik mij aan als recensent. Ouderengeneeskunde is een prachtig vak, met veel expertise zeker in vergelijking met de huisartsgeneeskunde.
Dennis Visser
7 januari 2017 / 19:13Heel fraai naar de geest van Erasmus van Rotterdam Leuven, Basel etc
Lof der Geneeskunde Erasmus Leuven 1518
Ode aan de artsen Jan Goedhardt Rotterdam 2015
Erasmus 1518: ik zou wensen dat alle artsen ware artsen zouden zijn. Men zegt dat alleen artsen volkomen straffeloos kunnen doden. Maar juist uit dien hoofde komt aan goede artsen des te meer eerbied toe, omdat zij weliswaar ongestraft kunnen doden en daar zelfs nog aan kunnen verdienen ook, maar toch liever mensenlevens redden en een zachte natuurlijke dood voorstaan. Dat zij kunnen doden, vloeit voort uit hun beroep; dat zij het niet doen, vloeit voort uit hun rechtschapenheid. Artsen (physicians) hebben deel aan de oorspronkelijke macht, namelijk uit hoofde van de krachten die De Natuur hun heeft verleend om genezingen teweeg te brengen door in hun ontdekkingen oorzaken van ziekten door inzichten in gezondheid te veranderen.
Als vele zaken alleen al door hun ouderdom worden aanbevolen, weet dan dat De Geneeskunde als eerste van alle wetenschappen is ontdekt vanwege haar onmisbaarheid. Als een wetenschap haar roem ontleent aan haar uitvinders, weet dan dat de uitvindingen van de geneeskunde altijd aan De Natuur toegeschreven kan worden. Als de eer die men een zaak bewijst haar gezag versterkt, weet dan dat geen andere zo vaak en gedurende zo lange tijd uitzonderlijke eerbewijzen heeft vergaard.
Wij zijn erkentelijkheid verschuldigd aan degene die ons de vijand van het lijf houdt; zijn wij dan niet nog meer verschuldigd aan de arts, die om ons te redden dagelijks slag levert met zovele doodsvijanden van het leven? Hoeveel meer lijken de medische weldaden niet op de oprechte goedgunstigheid, wanneer mensen die reeds met een been in het graf staan door de vakbekwaamheid, het vernuft, de zorg en de toewijding van de arts als het ware uit de klauwen van de dood worden verlost! In andere gevallen is het verlenen van hulp een gewone zaak, maar reddend optreden wanneer lichaam en ziel in levensgevaar verkeren, is meer dan plichtsbesef vereist. Voeg hieraan toe dat alles wat een mens bezit aan grootheid, geleerdheid, deugdzaamheid, natuurlijke gaven en wat dies meer zij, geheel en al moet worden gezien als een geschenk van de medische wetenschap, voor zover zij datgene behoudt waarbuiten de genoemde zaken niet kunnen voortbestaan. Als immers De Geneeskunde bestaat omwille van de mens, en de arts de mens in leven houdt, komt stellig uit hun aller naam dank toe aan de arts. Als degene die door ziekten wordt geplaagd geen leven heeft, en de arts het gezonde leven herstelt of beschermt, is het dan niet gepast de laatste erkentelijk te zijn als voortbrenger van leven? Als de onsterfelijkheid begerenswaardig is, weet dan dat de medische zorg, die de levensduur verlengt, haar zoveel mogelijk nastreeft. Van wie de meesten door toepassing van De Geneeskunde hun leven tot ver over het tachtigste en honderdste jaar hebben gerekt, vrij van iedere ziekte en zonder vermindereng van geestkracht, afname van geheugensterkte of verlies dan wel aantasting van zintuigelijke vermogens weet dan De Geneeskunde te waarderen.
Volkomen terecht werd De Geneeskunde in vroeger eeuwen, toen de wereld nog niet was bezoedeld door gemene winzucht en vuige begeerten, als enige van alle wetenschappen aan het hart gedrukt door rechtgeaarde en machtige mannen, steenrijke koningen en voortreffelijke staatslieden, en was geen enkele andere wetenschap zo dierbaar aan de mensheid, waarmee ik, Erasmus, uiteraard te verstaan wilde geven dat ook de grootste vorsten (regeringsleiders anno 2015) het niet zonder medische bescherming kunnen stellen, en dat zij weliswaar over leven en dood van andere stervelingen lijken te beschikken, maar voor hun eigen leven van artsen afhankelijk zijn. Wat te denken dat de dichter Homerus in het elfde boek van de Ilias het medische beroep verheerlijkt met een bijzondere lofzang, waarin hij zegt dat men een enkele arts hoger moet aanslaan dan vele andere mensen samen. Weer elders onderscheidt Homerus de arts met de opmerking dat deze een algemeen ontwikkeld geleerde is, onverholen verkondigend dat De Geneeskunde niet berust op de kennis van een of ander vakgebied in het bijzonder, maar op alle wetenschappen te samen, en niet alleen op een scherp oordeel, maar ook op een ruime ervaring.
Als het om geld gaat, vertrouwt men andermans ogen niet, maar inzake leven en gezondheid vertrouwt men zogezegd blind op andermans oordeel. Weliswaar kan volledige kennis van de wetenschap slechts toevallen aan de weinigen die hun hele leven aan deze ene studie De Geneeskunde hebben gewijd, maar het gaat beslist niet aan dat iemand onkundig blijft van althans dat gedeelte dat betrekking heeft op de bescherming van de gezondheid, ook al worden veel moeilijkheden veroorzaakt door de onwetendheid of de eerzucht van onbetrouwbare artsen, niet door De Geneeskunde zelf.
Indien de beste mens degene is die de meeste verdiensten heeft voor de samenleving moeten alle goede mensen zich deze wetenschap eigen maken. Het is immers niet de geringste en misschien wel de belangrijkste onder de overheidstaken, zorg te dragen voor het lichamelijk welzijn van de burgers (werken, wonen, leven). Van de welsprekendheid en de dichtkunst kunnen alleen de grootste talenten leven, de musicus lijdt honger tenzij hij uitblinkt, de rechtsgeleerde moet het stellen met een mager loon als hij niet tot de besten uit het vak behoort. Alleen De Geneeskunde voedt en beschermt haar beoefenaren ongeacht het peil van hun geleerdheid. De medische wetenschap omvat talloze vakgebieden en oneindige velden van kennis. De bekwame arts (physician) kan overal op eerbied en forse beloningen rekenen, waar ter wereld hij zich ook bevindt. Nochtans windt men zich erover op dat men geld slaat uit het beroep van arts. Ik (Erasmus) geef toe dat de medische deskundigheid te hoog staat dan dat zij inhaligheid of winzucht zou kunnen dienen: hiermee geven de lagere kunsten zich af. Maar het zou al te ondankbaar zijn alleen De Geneeskunde haar loon te onthouden, terwijl geen enkele beloning haar volledig recht doet. Een voortreffelijk arts verricht zijn diensten gratis zelfs voor hen die niet willen, maar het zou van onverstand getuigen, voor de weldaden van een goed arts (physician) niet erkentelijk te zijn. De arts mag dan niet om een beloning malen, maar u verdient het van rechtswege te worden aangepakt vanwege uw buitengewone ondankbaarheid als u hem niet betaalt.
Indien het zo is dat er mensen bestaan (zoals in elke stand boer, advocaat, priester, inderdaad voorkomen) die zich voor arts uitgeven terwijl zij allerminst arts zijn; dat sommigen vergif (inadequate middelen) voorschrijven in plaats van geneesmiddelen; dat sommigen uit inhaligheid of eerzucht de zieken slecht behandelen: wat is in dat geval onrechtvaardiger dan het verdraaien van menselijke tekortkomingen tot een belastering van de wetenschap? Ikzelf, Erasmus, zou wensen dat alle artsen ware artsen zouden zijn en dat het Griekse spreekwoord ‘er zijn veel ossendrijvers, maar weinig ploegers’ niet op hen van toepassing zou zijn. Ook ik, Erasmus, zou wensen dat allen de nauwgezetheid in acht houden waartoe Hippocrates de artsen verplichtte met een in plechtige bewoordingen vervatte eed. Wij moeten toch zeker niet ophouden hiernaar te streven als wij merken dat deze plicht door velen wordt verwaarloosd. Maar aangezien dit onderwerp zo vruchtbaar is dat het bijzonder moeilijk is een eind te maken aan de behandeling ervan, lijkt het mij gepast de Lof van De Geneeskunde samen te vatten, om de eed of belofte niet te breken.
Wij hebben alles te danken aan onze ouders, omdat wij het geschenk van het leven in zekere zin van hen lijken te hebben aanvaard, maar meer nog zijn wij naar mijn mening aan de arts verschuldigd, aan wie wij keer op keer te danken hebben wat wij hoogstens van onze ouders hebben gekregen. Wij zijn erkentelijkheid verschuldigd aan degene die ons de vijand van het lijf houdt; zijn wij dan niet nog meer verschuldigd aan de arts, die om ons te redden dagelijks slag levert met zovele doodsvijanden van het leven? Hoe meer lijken de medische weldaden niet op de goedgunstigheid van De Natuur, wanneer mensen die reeds met een been in het graf staan door de vakbekwaamheid, het vernuft, de zorg en toewijding van de arts als het ware uit de klauwen van de dood worden verlost. In andere gevallen is het verlenen van hulp een gewone zaak, maar reddend optreden wanneer lichaam en geest in levensgevaar verkeren, is meer dan het plichtsbesef vereist. Alles wat een mens bezit aan grootheid, geleerdheid, deugdzaamheid, natuurlijke gave en wat dies meer zij moet worden gezien als een geschenk van de medische wetenschap, voor zover zij dat degene behoudt waarbuiten de genoemde zaken niet kunnen voortbestaan. Als immers al deze zaken bestaan omwille van de mens, en de arts de mens in leven houdt, komt stellig uit hun aller naam dank toe aan de arts (physician). Als degene die door ziekten geplaagd geen leven heeft, en de arts het gezonde leven herstelt of beschermt, is het dan niet gepast de laatste erkentelijk te zijn als voortbrenger van leven?
Als vele zaken alleen door hun ouderdom worden aanbevolen, weet dan dat De Geneeskunde als eerste van alle wetenschappen is ontdekt vanwege haar onmisbaarheid. Als een wetenschap haar roem ontleent aan haar uitvinders, weet dan dat de uitvinding van De Geneeskunde altijd aan De Natuur is toegeschreven. Als mooie dingen met pijn en moeite tot stand komen, weet dan dat niets meer inspanning vergt dan De Geneeskunde, die op zovele vakgebieden op onderzoek en vertrouwdheid met zovele zaken berust. Als wij een zaak beoordelen op haar kunnen, wat is dan machtiger en werkzamer dan De Geneeskunde, die mensen redt die ten dode zijn opgeschreven? Als wij haar beoordelen op haar onmisbaarheid, wat is dan even noodzakelijk als De Geneeskunde? Als wij haar beoordelen op haar morele verdiensten, wat is dan eerzamer dan het bewaren van de mensheid? Als wij haar beoordelen op haar verdiensten, dan is het duidelijk dat nergens een groter en wijder verbreid nut aan toekomt. Als wij haar beoordelen op hetgeen zij oplevert, dan moet het duidelijk zijn dat ofwel De Geneeskunde als geen andere vruchten afwerpt (gezondheid), ofwel de stervelingen buitengewoon ondankbaar zijn. Ik, Erasmus wens u dan ook van harte geluk, hoog gewaardeerde artsen, dat het u gegeven is uit te blinken in het mooiste beroep dat er bestaat.
Jan Goedhardt Antwerpen Rotterdam
2 december 2015, 25 OKtober 2016
Uit archief Goodheartcenter Antwerp Rotterdam
Prof Dr JJ Michiels
8 januari 2017 / 12:03Een genuanceerd schrijven van Nienke Nieuwenhuizen. De juiste persoon op de juiste plek. Helemaal mee eens dat de focus zou moeten liggen op goede palliatieve zorg in de discussie over euthanasie.
M. van Stolk
8 januari 2017 / 17:44Ter aanvulling op dit artikel wil ik bij de suggestie van Nienke Nieuwehuizen om een accreditatiesysteem voor verzorgenden en verpleegkundigen op te zetten het volgende opmerken: Het systeem bestaat al!
Verpleegkundigen zijn opgenomen in het BIG register en hebben nu al de plicht zich elke vijf jaar te laten herregistreren. Verpleegkundig specialisten registreren zich in het register verpleegkundig specialisten. Zonder registratie mag de titel niet gevoerd worden.
Herregistratie vraagt van de VS vergelijkbare inspanningen als van een arts, intercollegiale toetsing is zelfs verplicht voor de VS.
Verzorgenden en huiskamermedewerkers zijn niet BIG geregistreerd.
Ten slotte heeft de V&VN een kwaliteitsregister waarin alle verpleegkundigen en verzorgenden hun portfolio met werkervaring en gevolgde scholingen bij kunnen houden. Veel instellingen stimuleren en betalen inschrijving in dit kwaliteitsregister.
Verzorgenden kunnen wel voorbehouden handelingen in opdracht uitvoeren indien bekwaam en bevoegd maar dat heeft dus niets met de BIG te maken.
Marja de Jong, VS
13 januari 2017 / 19:54