Paul de Leeuw: ‘Het moet niet om mij gaan’
interview / Paul de Leeuw over televisie die hij maakt met patiënten
Op geheel eigen wijze maakte Paul de Leeuw de afgelopen dertig jaar programma’s met dove en blinde mensen, met ouderen en verstandelijk gehandicapten, met aidspatiënt René Klijn en – meest recent – met kinderen met kanker. “Als ik iemand met één been zie, dan wil ik weten waar dat andere been gebleven is.”
‘Als een artiest maar beter op het hoogtepunt kan sterven, zou Paul de Leeuw al vele jaren dood zijn.’ Dat zegt de cabaretier, zanger, acteur, programmamaker en presentator zélf in 60? We zien wel, de theatershow waarmee De Leeuw vanaf september weer door het land toert, over een ‘jonge god van 60 met artrose’. “Het zijn vooral de knieën”, verzucht hij. “Toen ik vroeger Annie de Rooij deed en me van trappen liet vallen en met brommertjes struikelde, zeiden mensen al: ‘Dit ga je op je zestigste wel merken’. Nou, dat is zo. Ik heb nog geen kunstknie, maar ik bevind me wel in het voorportaal van de plastic knieën.”
Geconfronteerd met de uitspraak over sterven op het hoogtepunt uit zijn voorstelling, zegt De Leeuw (inmiddels 61) met de kenmerkende pretogen: “Over James Dean wordt ook nog steeds goed geschreven”. Dan, op serieuzere toon: “Een paar jaar terug kon ik weinig meer goed doen. Alles wat ik maakte, was flauw. Ik had me er al bij neergelegd dat er minder werk aan zou komen.” Maar het tij kan snel keren. De show krijgt lovende kritieken – ‘Zijn beste theatervoorstelling in jaren’ (de Volkskrant) en ‘De Leeuw kan nog jaren mee’ (Trouw) – en op televisie maakte hij dit voorjaar indruk met de serie Niet Klein Te Krijgen, waarin hij vijf kinderen met kanker volgt. “Net als je denkt dat de tv-carrière van Paul de Leeuw voorbij is, maakt hij een fantastisch programma”, schreef tv-recensent Angela de Jong daarover in het AD.
“Ik ben aangenaam verrast dat het zo is binnengekomen”, zegt de presentator zelf, die verheugd was met de montage. “Als kijker hoopte je dat het met iedereen goed zou aflopen, maar tijdens de serie overlijden er twee kinderen. Ik vond het wel spannend hoe dat gemonteerd zou worden, maar dat heeft de productiemaatschappij heel mooi en integer gedaan. Het was een emotionele serie en toch ook los en luchtig. Dat die aanpak gewaardeerd werd, ook door de families van de kinderen en door oncologen en verpleegkundigen, doet me goed.”
Toen hij werd gevraagd om het te presenteren, vroeg hij zich eerst af waarom dit programma er moest komen. “Wie heeft er nou zin om te kijken naar kinderen die levensbedreigend ziek zijn? Maar ik heb gelijk ja gezegd toen ik hoorde dat dit vooral vanuit kinderen zelf kwam; dat ze een punt wilden maken dat kanker niet zielig hoeft te zijn.”
Gebak eten
Dat ondervond De Leeuw direct tijdens de eerste opname bij Myrthe, een 13-jarig meisje met leukemie, die voor de derde keer een stamceltransplantatie moest ondergaan. “Ik kwam binnen en zag allemaal taartjes staan. Ik dacht: dat kind is ziek, wat doet dat gebak daar? Ze zullen wel denken dat ik dat lekker vind omdat ik dik ben. Maar nee, als je ernstig ziek bent, betekent dat niet dat je geen gebak mag eten, geen grappen mag maken of dat de muziek niet hard mag staan. Dat was gelijk een eyeopener en een aanmoediging om de kinderen zo normaal mogelijk te benaderen. We hebben lol gehad en plezier gemaakt; van de families hoorde ik dat het elke keer weer een lichtpuntje was als ik langskwam.”
Al waren er ook moeilijke momenten: “Tibbe, die botkanker heeft, kreeg een prothese aangemeten, maar door de chemotherapie was zijn knie nog iets gezwollen, waardoor die prothese enorm veel pijn deed. Dan kun je er met z’n twaalven omheen staan, maar hij moet dat been erin steken. Op dat moment voelde ik me zo machteloos.”
Iets anders wat hem raakte, was het moment dat hij koffie kocht in het Prinses Máxima Centrum. “De barista vroeg of ik een strippenkaart wilde. ‘Nou nee’, zei ik, ‘ik ben niet van plan om hier tien keer koffie te komen drinken.’ Waarop die mevrouw zei: “Dat zeggen ze allemaal.” Dat vond ik zo’n rake opmerking. Want niemand wil hier vaker komen, ze willen hier allemaal zo snel mogelijk weg. Maar uiteindelijk kopen ze toch een strippenkaart.”
De hele serie bestrijkt veertien maanden. De Leeuw bezocht één, soms twee keer in de week een familie. “Ik werd dus niet elke dag in de misère getrokken, maar het gaat je niet in de koude kleren zitten. Ik reed altijd bewust alleen, zodat ik na de tijd met muziek of een podcast in de auto alles even van me af kon schudden. Soms ging ik thuis nog een uur in bad, daarna ging het wel weer.”
Lolbroekerij
In Niet Klein Te Krijgen is een andere kant van Paul de Leeuw te zien dan de harde, soms grove, vulgaire kant die in het verleden vaak de boventoon voerde. Al ziet hij dat zelf niet zo. “Iedereen zegt: ‘Nu is Paul op z’n plek.’ Maar ik heb veel vaker empathische televisie gemaakt, alleen zat er veel lolbroekerij en platheid omheen. Dan hadden we een mooi, gevoelig onderwerp: een mevrouw die niet tegen licht kon, reden we in een geblindeerde limousine de studio binnen en daar zong ik een liedje voor haar. Dat raakte ook de harten van mensen. Maar daarna pleurde er weer iemand in een bak vla. Die combinatie kan vandaag de dag niet meer, de tijdsgeest is veranderd, het moet allemaal iets voorspelbaarder.”
Dat vindt De Leeuw niet erg, maar: “Ik ben niet van plan om de komende jaren alleen maar door de gangen van ziekenhuizen te lopen. Er komen absoluut nieuwe projecten voorbij in dit genre, sowieso komt er een tweede seizoen van Niet Klein te Krijgen, maar dat betekent niet dat ik Ranking The Stars, het meest platte programma dat je kunt maken, niet meer zou doen omdat ik nu zo lekker in de wereld van de zorg zit.”
Die ‘wereld van de zorg’ heeft De Leeuw de laatste jaren niet alleen als tv-maker maar ook als patiënt meegemaakt, nadat hij in 2016 de diagnose blaaskanker kreeg. “Voor die diagnose dacht ik altijd: als ik kanker krijg, ga ik in de serre liggen en op m’n afscheid wachten. Nu was het bij mij gelukkig een milde en goed behandelbare vorm, maar inmiddels weet ik dat mensen, zélfs als ze niet meer te genezen zijn, nog veerkrachtig kunnen zijn en nog van het leven kunnen genieten. Dat hebben die kinderen in Niet Klein Te Krijgen wel laten zien. Ik vind dat longarts Sander de Hosson het zo mooi en helder uitlegt in het boek Leven toevoegen aan de dagen: als je ongeneeslijk ziek bent, begint een nieuwe manier van leven.”
Zelf is De Leeuw al een aantal jaren kankervrij. Wel gaat hij nog jaarlijks naar het ziekenhuis voor een controle. “Altijd aan het einde van het jaar, het is voor mij het begin van de kersttijd, en altijd volgens hetzelfde ritueel. Ik ben heel dankbaar dat ik om 8.00 uur als eerste aan de beurt ben, zodat niet iedereen in de wachtkamer zich afvraagt wat er met Paul de Leeuw aan de hand is, en ik vind het heel prettig dat ik altijd dezelfde verpleegkundige tref. Annelies is degene die m’n piemel schoonmaakt en de verdoving erin jast, en dan komt de cameraploeg binnen voor de endoscopie. Mijn man gaat altijd mee, na de tijd drinken we koffie bij Starbucks en dan bel ik m’n moeder van 91 om te zeggen dat de uitslag weer goed was.”
Margrietje
Was De Leeuw eind jaren 80 niet doorgebroken op televisie, dan had hij of rector van een scholengemeenschap willen worden (“Ik heb twee jaar op de lerarenopleiding gezeten”) óf hij was in de zorg beland. “Ik kan niet zo goed tegen bloed, je moet mij geen geamputeerde ledematen naar de kliko laten brengen, maar een rol als begeleider, een sociale, geriatrische functie, had me wel wat geleken.”
Dat hij daar affiniteit mee heeft, blijkt wel uit de vele programma’s die hij door de jaren heen heeft gemaakt met zieken en mensen met beperkingen. “Mijn nichtje Margriet, met wie ik ben opgegroeid, is verstandelijk gehandicapt. Daar is het zaadje geplant. Zij hoorde er altijd gewoon bij, we gingen normaal met haar om, maakten grappen. Zo ben ik altijd met iedereen omgegaan, ongeacht wat iemand mankeert. En ik ben nieuwsgierig: als ik iemand met één been zie, dan wil ik weten waar dat andere been gebleven is. Ik merk wel dat dat in de huidige tijd, meestal door de omgeving, niet altijd wordt geapprecieerd, maar vaak is het juist een opluchting als je de olifant in de kamer gewoon benoemt.”
‘Margrietje’ maakte haar opwachting in het eerste seizoen van De Schreeuw van de Leeuw in 1991. “Dat sloeg in als een bom; zulke televisie bestond toen nog niet.” De presentator ontving hiervoor de J.B. Broekszprijs, een prijs van de VARA voor personen die een bijdrage leverden aan ‘humanisering van de samenleving’.
Een seizoen later volgde een uitzending die nog meer losmaakte in Nederland en werd bekroond met De Bronzen Roos van het televisiefestival van Montreux en een nominatie voor een Emmy Award. “In de jaren 90 hadden we wel van aids gehoord, maar werd er niet openlijk over gesproken. Als homoseksueel wist ik dat ik tot de risicogroep behoorde, maar wat de ziekte precies inhield, was bij het grote publiek niet bekend. Daarom wilden we een aflevering maken over aids, en toen hoorden we dat zanger René Klijn seropositief was. Ik dacht: hem moeten we als gast vragen. Hij bleek al een tijd in isolement te leven en wilde eerst niet. We zeiden: ‘Je kunt nu, in de laatste van fase van je leven, nog je punt maken.’ En dat is een enorm groot punt geworden.” De sterk vermagerde zanger, die in een rolstoel binnenkwam, vertelde in de uitzending openhartig over de pijn, de leegte, het belang van veilig vrijen en zijn begrafenis. Aan het einde zong Klijn, samen met De Leeuw, het memorabele Mr. Blue, van de Britse band Yazoo. Een jaar later overleed de zanger.
Het Aidsfonds – dat nog steeds elk jaar royalty’s ontvangt van dit nummer – schrijft dat ‘het taboe rond aids in Nederland door dit luchtige en grappige interview grotendeels doorbroken werd’. “Dat was nooit het doel, maar het maakt me wel heel trots”, zegt De Leeuw. “Maar het moet niet om mij gaan. Ik heb indertijd alle interviews afgehouden, ik wilde niet over de rug van René succes halen. Het moest om hem gaan, zoals het in Niet Klein Te Krijgen om de kinderen en hun families moet gaan. Ik sta slechts in dienst van hen.”
Curriculum vitae
Paul de Leeuw (1962), geboren in Rotterdam
- 1985 – heden cabaretier
- 1986 – heden televisiepresentator, o.a. van De Schreeuw van de Leeuw, Kinderen voor Kinderen, PaPaul, Mooi! Weer de Leeuw, Ranking the Stars, Knoop Gala, De Kwis, Sint & De Leeuw, Pauls Puber Kookshow, Op1, Niet Klein Te Krijgen
- 1988 – heden acteur, in o.a. Jan Rap en z’n Maat, Filmpje!, De Pijnbank, Ja Zuster, Nee Zuster, Alles is Liefde, Spion van Oranje
- 1991 – heden zanger, o.a. Vlieg met me mee, Blijf bij mij, Droomland, ’k Heb je lief
- 1991 J.B. Broekszprijs
- 1993 Zilveren Nipkowschijf en Roos van Montreux voor De Schreeuw van de Leeuw, Edison voor de cd Voor u wil ik zingen
- 2000 Edison voor beste Nederlandstalige zanger
- 2004 Zilveren Nipkowschrijf voor PaPaul
- 2006, 2007 en 2008 winnaar ZilverenTelevizier-ster
- 2007 Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
- 2008 Gouden Televisier-Ring voor Mooi! Weer De Leeuw
- 2020 kookboek Moeten, mogen & uitsloven, met zoon Kas de Leeuw
- 2021 – heden podcasthost De Leeuw Lult Verder