Schaamte
Tekst: Theodor Holman | Beeld: Quintalle Nix
Ondertussen heb ik de leeftijd bereikt dat ik elk vernederend onderzoek wel heb ondergaan.
Van onderen en van boven zijn er camera’s in mijn lichaam gestoken, ik ben ondersteboven gehouden in een of andere machine die wilde kijken hoe vocht door mijn darmen stroomde, ik ben in scans geweest, ik heb met kastjes om gelopen voor de hart- en bloeddrukmeting, en altijd voelde ik schaamte.
Schaamte is het je plotseling bewust worden van je weerloosheid. Het is iets wat je overkomt en je kunt je er niet tegen wapenen.
Ik heb dan het idee dat de natuur zegt: ‘Luister, je denkt dat je een moedige knul bent, maar het wordt nu tijd om echt angstig te worden, er staat nogal wat op het spel. Je leven namelijk.’
Niemand is zo angstig voor een onderzoek als ik. Ik herinner me nog die hartscan waarbij ik werd volgepropt met een of ander geneesmiddel dat de hartslag naar beneden moest brengen, en het lukte maar niet. Hup, weer een prik. Mijn angst verdween niet, hoe graag ik dat ook wilde.
Schaamte is het je plotseling bewust worden van je weerloosheid
Pas toen een ervaren zuster mijn hand vasthield, lukte het en – dat zul je altijd zien – achteraf schaamde ik me dan weer voor mijn kinderachtigheid.
Geruststelling is vermoedelijk een van de best werkende medicijnen.
Waar komt mijn schaamte vandaan? Waarvoor schaam ik me eigenlijk?
Ik had ouders die er een progressieve levensstijl op nahielden. Op naakt rustte geen taboe en er is een
aantal gebieden des levens waarin ik schaamteloos ben en waarover ik een te grote mond heb; ik strooi wellicht te vaak met kwetsende visies, en mijn eigen eigenwijsheid presenteer ik regelmatig ten onrechte met een zekere trots en arrogantie (‘Schaam je je niet?’ ‘Nee!’), maar zodra ik een dokterswachtkamer of een ziekenhuis betreed, verschrompel ik tot iets nietswaardigs.
“U kunt u in het hokje uitkleden en u daarna melden bij de zuster.”
Het is misschien wel gerechtvaardigde doodsangst; altijd heb je de vrees dat je iets onherstelbaars wordt aangezegd.
Mijn ouders hadden daar totaal geen last van. Ze hadden beiden te lang in Japanse krijgsgevangenschap gezeten, de oorlog had familieleden en vrienden van ze weggenomen en terug uit Indië in Nederland meenden ze dat ze een puzzelstukje waren geworden dat nergens in de samenleving paste.
Ze waren tegelijkertijd nederig, bescheiden en cynisch; ze hadden de dood regelmatig ontmoet enonder ogen moeten zien. Als geen ander beseften ze hoe breekbaar, hoe tijdelijk, hoe flinterdun het leven kon zijn. Ze waren vertrouwd met het meedogenloze lot.
Maar ik was hun naoorlogse goedmakertje; ik werd gekoesterd en beschermd.
Is dat het waarom ik zo bang ben voor alles wat met artsen te maken heeft? Mijn schaamte onthult schuldgevoel.
Angst en schaamte lijken een gerechtvaardigde straf voor een weinig oppassend leven. Te veel gegeten, zeker dokter, en ook te veel gedronken, inderdaad, en wat u zei over te weinig lichaamsbeweging klopt eveneens. Daarvoor schaam ik me diep. Zo relativeert je schaamte je onmatige gedrag.
Je weet dat je niet in evenwicht bent; je geniet meer dan goed voor je is.
Schaam je!