Scorbuut

De ziekte scorbuut kwam eeuwen geleden veel voor op zeilschepen op de grote vaart. In 1983 kwam gepensioneerd kinderarts Roel Borstlap de ‘verdwenen’ aandoening tegen bij een peutertje.

Tekst: Roel Borstlap | Beeld: Marcel Leuning

 

Josje, opgenomen met pneumonie, zag er belabberd uit. Holle ogen in een bleek gezicht keken me lusteloos aan. Het tweejarig jongetje kreeg een infuus met antibiotica en na twee dagen was hij minder ziek en waren de afwijkingen in de longen afgenomen. Wel had hij nog steeds makkelijk bloedende lippen en tandvlees en wilde hij niet zelf eten. Uit gesprekken met moeder, die er afgetobd en onverzorgd uitzag, bleek dat hij thuis vrijwel alleen melk of pap uit de fles dronk. Als hij dat niet kreeg, ging hij gillen en dan gaf moeder toe.

Door de bloedingen en eenzijdige voeding dachten wij aan vitamine C-tekort, wat na röntgen- en laboratoriumonderzoek inderdaad het geval bleek. Wij hadden dus te maken met scorbuut, oftewel scheurbuik! Het woord kende ik uit jongensboeken over zeevaarders naar Oost-Indië in de 17de eeuw! Maar nu, eind 20ste eeuw? Waarom was het zo moeilijk dit ventje aan het eten te krijgen?

Josje was drie weken opgenomen toen vader voor het eerst op bezoek kwam. Een corpulente man met vettig haar, die ‘graag een visje lustte’. Uit gesprekken met moeder én vader werd vervolgens meer duidelijk.

En zo tobde moeder door en at vader tevreden zijn visje

Moeder had vijf kinderen uit een eerder huwelijk, die ze nooit meer mocht zien. Samen had het stel drie kinderen, van wie Josje de jongste was.  Zij woonden in een klein oud huis en hadden ook nog inwoning van een vriendin met kind. Er was geen plaats voor een tafel en ze aten op de grond. De met zichzelf begane vader had al tweemaal een hartinfarct gehad en zat in de ziektewet. Hij zei niet tegen drukte te kunnen, ‘want dan kreeg hij weer een infarct’, dus moeder moest de kinderen stilhouden. Moeder, angstig vader te verliezen, gaf zodoende te snel toe als Josje het op een krijsen zette. En zo tobde moeder door en at vader tevreden zijn visje, totdat Josje scheurbuik kreeg.

Voor thuis schakelden wij een doortastende wijkzuster in. Zij zou een betere behuizing zoeken en vader op zijn gedrag aanpakken. Spoedig begon de opgenomen Josje te eten en toen hij tevreden van de door moeder aangereikte lepels hapte, kon hij naar huis. Ook daar bleef het goed gaan. Bij een bezoekje na drie maanden werd ik verrast. Josje zag er blozend uit en ook moeder oogde herboren. In plaats van het vettige piekhaar, was zij goed gekapt en had zij zelfs wat make-up op. Vader was de maand ervoor overleden.

Iedere medisch professional heeft wel een patiënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Omdat de omstandigheden zo bijzonder waren, het behandeltraject aangrijpend, of juist omdat zich iets grappigs voordeed in het contact. In deze reeks leest u hun verhalen.

 

 

 

 

 

 

Delen