Bekend met zelfdodingsplan? Taken en plichten huisarts

dilemma / filosoof Lieke van der Scheer en specialist gezondheidsrecht Annemarie Smilde buigen zich over een casus

Welke taken en plichten heeft een huisarts wanneer hij weet van een zelfdodingsplan? Filosoof Lieke van der Scheer en specialist gezondheidsrecht Annemarie Smilde geven antwoord.

Een vrouw van 65 jaar heeft een optelsom van fysieke klachten, maar vindt ook dat ze klaar is met haar leven; ze heeft alles bereikt wat ze wilde. Zowel de huisarts als het Expertisecentrum Euthanasie hebben mevrouw uitgebreid gesproken en komen tot de conclusie ze haar verzoek niet kunnen inwilligen.

Mevrouw heeft vervolgens gezocht naar mogelijkheden om zelf haar leven te beëindigen. Ze licht haar huisarts in dat ze de heliummethode zal gaan toepassen en ook op welke dag ze dat zal doen. Ze heeft alles voorbereid: haar verklaringen liggen op tafel, de materialen zijn in huis, directe familie en vrienden zijn geïnformeerd. Mevrouw vraagt de huisarts om na het overlijden zo snel mogelijk te komen om de zak van haar hoofd te halen, zodat ze toonbaar is voor haar vrienden, die in haar huis aanwezig zullen zijn.

De huisarts vraagt zich af wat het voor hem betekent nu hij weet dat zijn patiënt haar leven gaat beëindigen. Welke taak en eventuele plichten heeft hij hierbij?

Lieke van der Scheer is filosoof/ethicus

Deze mevrouw heeft een doodswens. Huisarts en Expertisecentrum Euthanasie (EE) wijzen haar euthanasieverzoek af, maar zelf beschouwt ze haar leven als voltooid. De term ‘voltooid leven’ wordt – bijvoorbeeld in het Perspectief-onderzoek (NWO, 2020) – gebruikt voor ‘de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn’.

De arts zal wellicht verzucht hebben:
‘Had me maar niet verteld dát en wannéér je je leven gaat beëindigen’. Nu hij wel op de hoogte is, moet hij zich bezinnen en zich afvragen hoe ver zijn verantwoordelijkheden reiken.

Een eerste vraag die gesteld moet worden, is of de arts moet proberen de vrouw ervan te weerhouden haar leven te beëindigen. Zelfdoding is wettelijk niet verboden, maar de arts en hopelijk ook andere omstanders, zullen onbezonnen suïcide wél proberen te voorkomen. In deze situatie kunnen we ervan uitgaan dat dit hier niet speelt. Het euthanasieverzoek aan zowel de huisarts als EE laat zien dat de doodswens lange tijd en waarschijnlijk ook duurzaam bestaat.

Bouwewijn Chabot gebruikte de term ‘zelfeuthanasie’ voor zo’n weloverwogen, zorgvuldig voorbereide dood.
Hij bedoelt hiermee een waardige, zorgvuldige of humane, zelfgekozen levensbeëindiging. Zonder pijn of verstikking en liefst in bijzijn van dierbaren. Het verschil met wat in de ‘euthanasiewet’ omschreven wordt als levensbeëindigend handelen en hulp bij zelfdoding, is dat er aan deze zelfeuthanasie geen dokter te pas komt. Deze mevrouw neemt zelf de verantwoordelijkheid voor haar eigen overlijden. In die zin doet zij precies wat ze geacht wordt te doen volgens tegenstanders van een voltooid-leven-wet.

Maar dan betrekt ze toch nog haar huisarts. Kennelijk heeft zij dankzij eerdere gesprekken veel vertrouwen in hem, zelfs nadat hij haar euthanasieverzoek heeft afgewezen. Ze vraagt hem snel na het overlijden te komen om de zak van haar hoofd te halen zodat ze meer toonbaar is voor haar naasten die zich in haar huis bevinden. De vraag of deze zorg voor de nabestaanden tot de taak van de arts behoort, hoeft niet te worden beantwoord: de zak mág niet van het hoofd gehaald worden voordat de gemeentelijk lijkschouwer geweest is. Deze moet namelijk kunnen vaststellen of er een vermoeden is van een strafbaar feit.

Ik kan me voorstellen dat de huisarts zijn patiënte niet in de steek wil laten, maar zelfeuthanasie is per definitie zonder arts. De huisarts rest uiteindelijk dus niets meer dan het vaststellen van de dood en de lijkschouwer te waarschuwen.


Annemarie Smilde is senior specialist gezondheidsrecht

Bij patiënten met een suïcidewens of suïcidaal gedrag zal een huisarts de ‘Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag’ in acht moeten nemen. In dit geval zal de huisarts daarbij uiteraard de bevindingen in het kader van de beoordeling van het euthanasieverzoek betrekken. Zo zullen hij en de deskundigen van het Expertisecentrum Euthanasie onder meer de wilsbekwaamheid van de patiënte, de oorzaak van haar lijden en de rol van een eventuele psychische stoornis onderzocht hebben. Ook zullen zij met patiënte stilgestaan hebben bij mogelijke interventies om de kwaliteit van haar leven te verbeteren.

De huisarts zal de beslissing van de patiënte moeten respecteren, als hij op basis van gesprekken met haar en eventuele consultatie van deskundigen tot het oordeel komt dat er sprake is van een weloverwogen keuze voor zelfdoding van een ter zake wilsbekwame patiënt, zo
volgt uit het KNMG-standpunt Beslissingen rond het levenseinde.

In dit document beschrijft de KNMG de positie van een arts van een patiënt die zelfdoding wenst door middel van de medicijnmethode. Deze positie is vergelijkbaar met die van de arts in deze casus. De KNMG geeft niet zozeer aan wat de arts moet doen, maar bepaalt vooral de grenzen van zijn rol, bijvoorbeeld als het gaat om advisering over de methodes van zelfdoding. Het document licht toe wanneer hulp van de arts strafbaar is, of wel wordt beschouwd als het aanzetten tot zelfdoding van de patiënt of het behulpzaam zijn bij diens zelfdoding.

Uit de Handreiking (niet-)natuurlijke dood van o.a. de KNMG, een uitwerking van wetgeving over de situatie na het overlijden, volgt dat de huisarts niet de zak van het hoofd van patiënte mag halen.

Wat mag wel van de huisarts worden verwacht? Uiteraard zal hij patiënte moeten uitleggen waarom hij niet aan haar verzoek kan voldoen. Daarnaast zal hij met haar moeten bespreken welke zorg of begeleiding zij tot het moment van overlijden nodig heeft, hoe de naasten hierbij betrokken moeten worden en welke rol hij als huisarts kan en mag spelen.

Het spreekt voor zich dat een uitgebreide dossiervoering in dit geval cruciaal is. Het kan zijn dat naasten van patiënte na haar overlijden behoefte hebben aan inzage in het dossier. Om discussie over het wel of niet hebben van een inzagerecht in die situatie te voorkomen, zou de huisarts aan patiënte kunnen vragen of, en zo ja wie van haar naasten, zij toestemming wil geven voor inzage in een specifiek deel van haar dossier.

Delen