Uit de oude doos XXXVIII
De zomer staat voor de deur. Vakantiegangers trekken er binnenkort met allerlei vervoersmiddelen weer massaal op uit. Vanaf medio vorige eeuw deden veel jongeren dat ook wel liftend, maar, waarschijnlijk mede door de ov-studentenkaart, zie je die niet veel meer langs de weg staan.
In 1949 blijkbaar nog wel. In een zomernummer van Arts en Auto verhaalt een artikel over het gedrag van ‘lifters in den vreemde’. De auteur spuwt zijn gal over de meerijdende landgenoten. “Niet alle Nederlandse vacantiegangers houden de eer van de driekleur hoog’, zo opent hij. ‘Vanaf Den Haag tot Parijs kunt ge hen op de weg zien staan: die aankomende jongens en meisjes, te groot voor kind en te klein voor mens. Waar hun ouders de euvele moed vandaan halen om hen alleen zonder volwassen geleide naar Parijs te sturen is op de allereerste plaats al een raadsel, dat wij niet kunnen oplossen.”
Waarom de schrijver zich zo boos maakt, blijkt verderop in het verhaal. Per eigen auto zuidwaarts onderweg ‘moest’ hij bij de Belgisch-Franse grens “twee opgezwollen Haagse jongelieden een lift weigeren omdat de wagen afgeladen was.’ De lifters zijn boos: “zij wensten mij een aantal onfrisse lievigheden toe, waardoor een hele volksstam had kunnen uitsterven en zagen nog kans, uit louter nijd, mijn wagen te beschadigen.”
De redactie wenst u een mooie zomer, zonder onfrisse lievigheden, toe.