Vakantie in andermans huis
Als je van woning ruilt, proef je pas écht van je vakantieland. Journalist Reina Louw doet het al twaalf jaar en wil niet anders meer.
Tekst: Reina Louw
De eerste keer dat we met een ander gezin van huis ruilden, waren onze kinderen nog klein. Het jaar daarvoor hadden we nog gekampeerd, maar na een nacht met zwaar onweer op een berg in Frankrijk waarbij de bungalowtent het begaf, brokkelde ook ons vakantieplezier langzaam af. Kinderen die ’s avonds weigerden te slapen en door alle geluiden op de camping voor dag en dauw weer in hun vouwbedje stonden te kraaien, maakten het er niet beter op.
Nadat onder luid gejubel een keer het luchtbed werd besprongen en lek geprikt met een vork, wilde ik niet meer. De laatste vakantienachten brachten we door in gîtes.
Vers stokbrood
Het jaar erop gingen we voor het eerst woningruilend naar Bretagne. Dat leek ons wel handig vanwege het onzekere klimaat: bij slecht weer lekker comfortabel voor onze kleintjes een warm huis met traphekje, babybadje, videootjes voor ’s morgens vroeg, massa’s speelgoed en een grote omheinde tuin waaruit niemand kon ontsnappen. Elke ochtend staken we de straat over om bij de bakker vers stokbrood te kopen. Dit begon er meer op te lijken. Mooi weer kregen we die vakantie trouwens inderdaad niet.
De daaropvolgende zomer kozen we weer zo’n onzeker-weer-bestemming: Stockholm. Muggen? Niet in ons huis. Slecht slapen in een vreemd bed? Niet dankzij het comfortabele dikke dekmatras dat de Zweden toen al op hun bed hadden liggen. Na zo’n goede ervaring durf je nog wel een keer.
Lees verder (pdf).