De mythe

Gustaaf Peek (1975) is auteur en daarnaast redacteur van literair tijdschrift De Revisor. Na zijn studie Engelse Taal- en Letterkunde richtte hij zich in eerste instantie op het schrijven van poëzie, maar vanaf 2006 verschenen vier romans van zijn hand. Peeks laatste roman Godin, held uit 2014 was genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 2015.

 

Eerste herinneringen zijn zelden fijne herinneringen. In zijn Vergeetboek (2010) schrijft psycholoog Douwe Draaisma dat in Nederland een pijnlijke ervaring met een fiets opvallend vaak als eerste herinnering wordt genoemd. Een kleutervoet tussen de spaken, achteloze vingers een kort, verschrikkend moment op de verkeerde plek.

Het jammerlijke is dat één kwetsend incident jaren van zonneschijn, knuffels, warme melk en wiegeliedjes tenietdoet. Niet onthouden is nooit beleefd.

De meeste mensen beginnen zich een en ander vanaf hun vierde levensjaar te herinneren. Mijn geheugen gaat iets verder terug. Een gemene fiets had er helaas weinig mee te maken.

Volgens mijn ouders was ik tweeënhalf jaar oud. Blijkbaar had ik last van een koorts die maar niet afnam. Ik moet enkele dagen en nachten hebben gehuild van de pijn. De huisarts scheen in mijn keel en bleef maar nee schudden. Ze hadden geen keus, dat zeiden mijn ouders er altijd bij.

De operatie aan mijn amandelen is een van de mythes van mijn jeugd, een bepalend, verklarend moment. Mijn ouders zijn er altijd van overtuigd gebleven dat het mijn stotteren heeft veroorzaakt. Het was in ieder geval een tijd voor vele eerste dingen: voor het eerst alleen van huis, voor het eerst op een grotemensenbed, voor het eerst geen aai van mijn vader wanneer ik deed alsof ik sliep.

Herinneringen kloppen nooit, die van mij dus ook niet, maar wanneer ik terugdenk aan die tijd in het ziekenhuis is ditwat ik voor me zie.

Ik sta voor een wc-pot. Te hoog voor me. Een verpleegster moet me hebben gebracht. Heeft ze de deur achter me dichtgedaan? De wc-pot heeft een zwarte bril. Ik herinner me de tegels op de muur, dezelfde als thuis. Een dwingend gevoel, alsof het allemaal te lang duurt voor de persoon die me hier heeft gekregen. Hoe heb ik dit opgelost?

De lange gangen, van en naar de wc, weer die sensatie van haast, van falen.

Ik moet een keer uit bed zijn gestapt, of gevallen. Ik zie stofbollen onder mijn bed. Van de operatie weet ik niets meer. Hoeveel nachten ben ik in het ziekenhuis geweest? Er zal een arts zijn geweest, iemand die in mijn open mond zal hebben getuurd, maar zijn gezicht, geen idee. Hoe mijn keel voelde, ervoor of erna, kan ik niet meer terughalen.

Opeens is het dag, fel en helder. Ik zit op bed, in pyjama. Hoge ramen, mijn blote voeten op de lakens. Mijn ouders (waar staan ze?) hebben me een cadeau gegeven. Het is een speelgoedjeep van zwartgeverfd metaal met een dak van geel plastic. Tonka, maar dat merk ken ik dan nog niet.

Ik neem het ding in mijn handen, draai het een keer om, alsof ik het bestudeer. Ik doe dit omdat ik weet dat mijn ouders kijken.

Dan zit ik in de auto, dat moet die oude Citroën zijn geweest, achterin. De jeep op schoot. Het voelt als de rit naar huis.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor.

 

 

Delen