‘Aantonen wat we toevoegen’

Van A-verpleegkundige tot hoogleraar. De route die Hester Vermeulen heeft afgelegd, is nog niet zo gangbaar, maar daar wil ze verandering in brengen. Ze moedigt verpleegkundigen aan zich ook toe te leggen op onderzoek, onderwijs, bestuur of beleid. “We moeten af van de doe-maar-normaal-cultuur.”

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp

‘Ik zit hier vooraan, de verpleegkundige achteraan, dat moet echt veranderen.’ Aldus Diederik Gommers na de eerste COVID-19-golf bij Op1, waarna de intensivist en de ic-verpleegkundige Rowan Marijnissen van stoel wisselden. Hoogleraar verplegingswetenschap Hester Vermeulen (54) – verbonden aan de afdeling IQ healthcare van het Radboudumc – noemt het tv-fragment ‘exemplarisch’. “In het begin werd er veelal crisisbeleid gemaakt over verpleegkundigen, niet mét hen. Dat zagen we in ziekenhuizen, maar bijvoorbeeld ook in het OMT, waar geen verpleegkundige in zat. Pas later werd Bianca Buurman (destijds Chief Nursing Officer bij het ministerie van VWS, nu voorzitter bij V&VN red.) erbij gevraagd. Lange tijd ging het in de media en in de politiek ook alleen maar over aantallen ic-bedden, terwijl iedereen in de zorg weet: het gaat niet om bedden of beademingsapparatuur, het gaat om personeel, om voldoende ic-verpleegkundigen. Dat is uiteindelijk wel tussen de oren gekomen. De pandemie heeft de zichtbaarheid van verpleegkundigen vergroot én aangetoond dat zij essentieel zijn voor het toegankelijk houden van de gezondheidszorg.” 

Dat besef heeft er volgens Vermeulen ook toe geleid dat hun stem gaandeweg de crisis meer wordt gehoord. “Ik zie een omslag in ziekenhuizen: verpleegkundige adviesraden worden nu bijvoorbeeld meer op bestuurlijk niveau bevraagd.” 

En het ene na het andere ziekenhuis stelt een Chief Nursing Officer (CNO) aan. “Mooi om een statement te maken”, spreekt de hoogleraar zich wat voorzichtig uit over deze ontwikkeling. “Eén iemand hoog in de boom gaat niet zo veel veranderen, dat lukt alleen met steun door de hele organisatie heen, op alle niveaus, een CNO kán een startpunt zijn. In het Radboudumc hebben we ervoor gekozen niet aan de top, maar bottom-up te beginnen, met een groot programma ‘toekomstbestendig verplegen’, om zo een inhaalslag te maken.” 

Waarmee Vermeulen dus zegt dat er een inhaalslag nodig is. “Absoluut. De maatschappij en de gezondheidszorg ontwikkelen zich razendsnel en daarin moet de input van verpleegkundigen op tijd meegenomen worden. Neem technologie. Nu zien we nog vaak dat iets vóór ons wordt bedacht, níet in samenspraak, en dan blijkt het in de praktijk helemaal niet te werken. De meeste verpleegkundigen staan volledig in dienst van het primaire proces of worden alleen daarop bevraagd. Dat is belangrijk werk, maar het wordt overgewaardeerd. Voor een dokter is het ook niet goed om alleen maar poli te draaien, die geeft ook college of doet er onderzoek bij. Dat vinden we normaal, maar als een verpleegkundige dat wil of doet, gaan de wenkbrauwen omhoog.”

‘Als verpleegkundige is het not done om je hoofd boven het maaiveld uit te steken’

Daar weet Vermeulen alles van. Tien jaar heeft ze als A-verpleegkundige in het toenmalige AMC gewerkt, op de afdeling chirurgie. In die periode volgt ze ook een lerarenopleiding, maar nadat ze die heeft afgerond, komt er iets anders op haar pad. Of ze niet als onderzoeksassistent aan de slag wil in het AMC? “Dat kwam goed uit, omdat ik na de geboorte van mijn dochter liefst wat meer overdag wilde werken. Het was een sprong in het diepe, maar ik wilde het graag proberen, mét terugkeergarantie.” Van die garantie maakt ze geen gebruik. “Ik moest wennen aan de onderzoekswereld, maar die paste wel bij me. Op deze manier kon ik ook van waarde zijn voor de zorg. Het is altijd mijn drijfveer gebleven: dat wat ik doe, moet terugkomen bij patiënten, hun families en/of mijn collega’s op de werkvloer.” Toch zien die collega’s dat zeker in het begin niet zo. “Ze zeiden: ‘Hester, je weet toch wel hoe druk het hier is?’ Als verpleegkundige is het not done om je hoofd boven het maaiveld uit te steken. Toen helemaal niet, en nog steeds heerst er wel een beetje een cultuur van ‘doe maar normaal’. Daar moeten we vanaf.” 

Leiderschap tonen

Vermeulen maakt stappen binnen de onderzoekswereld, rolt alsnog het onderwijs in en promoveert. In 2016 volgt de benoeming tot hoogleraar. Haar leerstoel in het Radboudumc bestaat uit twee grote onderzoekslijnen: kwaliteit en professionaliteit. In het kort: “De lijn kwaliteit bestaat uit het onderbouwen van wat verpleegkundigen dagelijks doen, zodat we weten wat we wel en niet moeten doen. Professionaliteit bestaat uit het creëren van een positieve, innovatieve context, wat weer de kwaliteit ten goede komt. We moeten niet alleen kennis ontwikkelen; er is ook een werkomgeving nodig waarin verpleegkundigen innovaties omarmen. Een klimaat waarin ze dingen durven te zeggen, durven samen te werken, initiatieven durven te nemen, kortom: verpleegkundig leiderschap tonen.”

Met die titel publiceert Vermeulen in 2017 een boek, waarin ze vier ‘typen’ verpleegkundig leiderschap onderscheidt: klinisch, professioneel, organisatie- en systeemleiderschap. “Iedereen kan op zijn of haar eigen manier een verpleegkundig leider zijn.” Kan of móet elke verpleegkundige een ‘leider’ zijn? “Als ik boud wil zijn, zeg ik: ja, dat moet iedereen willen. Al snap ik dat er in een mensenleven soms ook andere prioriteiten zijn dan werk. Ik vind wel: iedereen moet de verantwoordelijkheid nemen voor zijn of haar eigen ontwikkeling.” 

Neuro-verpleegkundige Barbara van Ede, die een prijs won voor het leiderschap dat ze toonde, zei eerder in Arts en Auto: “Ik ben niet tegen academisering van ons vak, maar we moeten niet doorslaan. Je kunt als verpleegkundige wetenschappelijk onderzoek gaan doen, maar daarmee zijn de patiënten nog niet gewassen.” Geconfronteerd met die uitspraak wil Vermeulen eerst kwijt dat ze die woordkeuze jammer vindt. “Altijd maar die associatie met billen wassen: waarom? Verpleegkundigen ‘zijn’ en doen zo veel meer dan dat. Ik snap wat ze bedoelt: het werk moet gedaan worden. Maar door academisering en professionalisering kun je het werk nóg beter doen. Het helpt ook de hiërarchie te doorbreken, die in de zorg nog altijd groter is dan in het leger. Dat is niet mijn doel, maar wel een bijproduct van professionalisering. Als je elkaars taal spreekt, dan is er een basis om samen te werken vanuit gelijkwaardigheid.” 

‘De hiërarchie in de zorg is nog altijd groter dan in het leger’

Al hoeven niet alle verpleegkundigen hoogleraar te worden zoals Vermeulen. “Nee, helemaal niet. Je kunt van alles doen. Van een MBA-opleiding volgen tot plaatsnemen in een raad of commissie. Ik ben voorstander van duale banen. Toen ik docent werd, kwam ik op de opleiding leraren tegen van wie ik zelf les had gehad, die hadden in al die jaren geen patiënt gezien. Terwijl je toch het meest geïnspireerd raakt door docenten die zeggen: ‘Gister zag ik mevrouw De Vries’, of: ‘Ik heb laatst dit kwaliteitstraject gedaan’. Maar of je nu wel of geen onderzoek- of onderwijsambities hebt: laten we als verpleegkundigen trots zijn op elkaar en niet badinerend doen, want ieder draagt op zijn of haar manier iets bij. Er moet in elk geval de mogelijkheid zijn om je te blijven ontwikkelen.”  

Die mogelijkheden zijn er nu nog te weinig, is Vermeulen van mening. “Als je kijkt naar de cao van artsen in loondienst en hoeveel werktijd en geld zij aan hun eigen ontwikkeling kunnen besteden, dan staat dat in geen enkele verhouding tot de cao voor verpleegkundigen. Dat moet echt anders.” Hiermee doet ze een oproep aan werkgevers, maar óók aan verpleegkundigen. “We zijn niet gewend geld te vragen voor een opleiding of tijd te claimen om aan een afdelingsoverstijgende werkgroep deel te nemen. Dat moeten we wél doen, juist nu, nu iedereen de vitale rol van verpleegkundigen erkent.” 

Aan tafel zitten

Het momentum pakken, zo klinkt het nadrukkelijk binnen de beroepsgroep. Vermeulen is het daarmee eens, maar ziet wel een obstakel. “We willen op meer plekken aan tafel zitten, maar dan moet je ook leveren, dan moet je mensen hebben die dat kunnen, die dat durven, met de nodige bagage. Op dit moment zijn we met te weinig. Kijk naar het aantal hoogleraren in de verpleegkunde: twee handen vol voor heel Nederland. Terwijl aan één academisch ziekenhuis honderden medische hoogleraren verbonden zijn. We moeten massa opbouwen, we moeten meer verpleegkundigen hebben die zich toeleggen op onderzoek, onderwijs, bestuur of beleid. Zeker als je ziet welke uitdagingen eraan komen.” 

Daarmee doelt ze vooral op de zorgvraag die de komende jaren zal blijven groeien. “Deze crisis heeft een vergrootglas gelegd op toegankelijkheid. Nu gaat het om ic-zorg, straks om ouderenzorg. We moeten innoveren. Gebruikmaken van technologie om taken over te nemen. Maar ook de zorg anders inrichten. Nu zitten verpleegkundigen vooral aan de ‘reparatiekant’; over tien jaar zullen ze meer aan de preventieve kant zitten. Minder in het ziekenhuis, meer in de wijk. Juist omdat zij zo dicht bij de patiënt staan, bij de familie, omdat ze de context kennen. Ik zie ook echt toekomst in ‘nurse-led clinics’, gedreven en bestuurd door verpleegkundigen, voor beperkt medisch-complexe zorg.”

Maar zelfs wanneer er volop wordt geïnnoveerd, blijft één ding overeind: er zijn meer verpleegkundigen nodig om aan de toenemende zorgvraag te kunnen voldoen. “Boeien, binden, behouden”, zijn de woorden die Vermeulen gebruikt. “Om verpleegkundigen te boeien, moeten we beter voor het voetlicht brengen wat het vak inhoudt, dus weg met die beeldvorming over billen wassen. Om ze te binden en te behouden, is autonomie nodig. Een positief, veilig, innovatief, duurzaam werkklimaat. Perspectief ook: dat je kunt worden wat je wil. Uitdaging: als hbo-verpleegkundigen niet op hbo-competenties worden bevraagd, dan zien ze al snel geen uitdaging meer en lekken ze weg uit de zorg.”

‘Om verpleegkundigen te binden en te behouden, is autonomie nodig. Een positief, veilig, innovatief, duurzaam werkklimaat’

In haar ogen zijn deze elementen belangrijker dan een salarisverhoging. “Dit is politiek misschien niet handig, maar als het werk leuk en uitdagend is, als je je gewaardeerd voelt, als er ontwikkelkansen zijn, dan is salaris van ondergeschikt belang. Voldoet het werk niet aan die eisen, dan moet er wat tegenover staan. Al is een goede vergoeding natuurlijk wel een teken van waardering. Dat artsen meer verdienen dan verpleegkundigen is gezien hun opleiding en verantwoordelijkheid logisch, maar het gat is wel erg groot.” Vermeulen denkt dat dit gat verkleind kan worden als de beroepsgroep ‘beter inzichtelijk maakt wat zij toevoegt’. “We moeten aantonen dat we de kans op complicaties en infecties verkleinen, ervoor zorgen dat patiënten snel naar huis kunnen, daar langer zelfstandig kunnen wonen, heropnames voorkomen, en dat we dus bijdragen aan de BV Nederland. Ook daarom zou het goed zijn als meer verpleegkundigen zich op onderzoek richten.”

Curriculum vitae

Hester Vermeulen (1967) geboren in Oostzaan

  • 1986-1996
    A-verpleegkundige, AMC 
  • 1992-1994
    lerarenopleiding, InHolland
  • 1996-1999 
    onderzoeksassistent, afdeling chirurgie, AMC
  • 1999-2000
    klinische epidemiologie, AMC
  • 2002–2004
    Executive Master Evidence Based Practice, UvA
  • 2006
    proefschrift, Evidence Based Improvements in Postoperative Care, UvA
  • 2006-2008
    post-doc, afdeling klinische epidemiologie, Amsterdam Center of Evidence Based Practice
  • 2007-2018
    hoofdredacteur, Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice 
  • 2008-2015
    lid van het lectoraat Evidence Based Nursing, HvA
  • 2009-2019
    voorzitter bestuurscommissie richtlijnen, V&VN 
  • 2013- 2020
    lid wetenschappelijke adviesraad, Zorginstituut Nederland
  • 2016-heden
    hoogleraar verplegingswetenschap, IQ Healthcare, Radboudumc
  • 2017-heden
    lid programmacommissie Langdurige Zorg Ondersteuning, ZonMw 
  • 2020-heden
    plaatsvervangend opleidingsdirecteur Master Kwaliteit en Veiligheid, Radboudumc
  • 2020 – heden
    Voorzitter Wetenschappelijk College Verpleegkunde, V&VN

Delen