‘Niet doorslaan in academisering’

verpleegkunde / Verpleegkundige Barbara van Ede

Verpleegkundige Barbara van Ede: ‘Ik heb niet zo veel met de verhipping van het vak’

Op social media en in blogs schrijft Barbara van Ede over haar werk als medium-careverpleegkundige neurologie in het UMC Utrecht. Voor het verpleegkundig leiderschap dat ze daarmee toont, kreeg ze de ‘Outreachprijs’ van het UMCU Hersencentrum. Dat streelt haar, maar een verpleegkundig leider voelt ze zich niet.

Het hersenaneurysma is gebarsten, maar de patiënt is goed aanspreekbaar. Hij ligt op de medium-careafdeling neurologie/neurochirurgie in het UMC Utrecht. Morgen wordt hij geopereerd. Barbara van Ede (47), al twintig jaar verpleegkundige op deze afdeling, heeft avonddienst. De patiënt vertelt haar dat hij een slecht voorgevoel heeft. Hij is bang dat hij na de operatie niet meer wakker zal worden. Omdat dit misschien wel zijn laatste uren zijn, voelt hij de behoefte om met haar te praten over zijn leven. ‘Maar u heeft het natuurlijk erg druk.’

Dat is waar. Het tekort aan verpleegkundigen laat zich ook hier voelen. “Sinds de afdelingen neurologie en neurochirurgie zijn samengevoegd, hebben we op papier genoeg verpleegkundigen, maar in de praktijk valt het tegen. Is er iemand ziek, dan komen we in de problemen. We hebben acht bedden op de afdeling, maar om voor acht neurologische patiënten te kunnen zorgen, móeten we tijdens een nachtdienst met drie verpleegkundigen zijn. Soms zijn we maar met twee, dan kunnen we, als we keihard werken, echt maximaal zeven bedden aan.” Wat als dan een patiënt met neurologische uitvalsverschijnselen binnenkomt? “Dan gaat die patiënt na trombolyse naar een ziekenhuis in de buurt of hij komt op een andere afdeling te liggen. Waarbij je je kunt afvragen of de patiënt dan de beste zorg krijgt; wordt een verlaging van de EMV-score bij een CVA-patiënt tijdig opgemerkt op de kno-afdeling?”

Ook deze bewuste avond doet de verpleegkundige ‘zoals altijd zes dingen tegelijk’, maar Van Ede heeft een idee. Ze zet een krukje naast het bed en belooft de patiënt elke drie minuten die ze overheeft, bij hem te komen zitten. Dat doet ze. Ze luistert naar zijn verhalen, onder meer over een achterstandswijk in het voormalig Oostblok, waar hij medische apparatuur naartoe bracht, en over zijn overleden vrouw.  

‘Ik probeer altijd door alle slangen, pompen en infusen heen de mens te blijven zien’

Het zijn momenten die ze koestert, vertelt Van Ede een paar weken later, zittend aan haar eigen keukentafel. Het directe patiëntencontact noemt ze het ‘allerleukste’ van haar werk. “Ik probeer altijd door alle slangen, pompen en infusen heen de mens te blijven zien. Daar had ook mijn moeder of dochter kunnen liggen. Dat zeg ik ook weleens tegen dokters die willen blijven doorbehandelen. ‘Had je dat ook gedaan als het je eigen moeder was?’”

Geen goed gevoel

In haar ogen wachten sommige artsen weleens te lang met ‘code 3’: de natuur haar gang laten gaan. “Ze zijn gericht op handelen en behandelen. Er is natuurlijk ook steeds meer mogelijk, maar op een bepaald moment is het alleen nog complicatie na complicatie bestrijden. Als een arts op afstand bepaalt dat er toch weer een scan gemaakt moet worden, zeg ik weleens: kom eerst eens kijken. Laten we eerst eens met de familie om de tafel gaan.” Het omgekeerde gebeurt ook. “Dat een patiënt achteruitgaat, wij de arts-assistent bellen en zeggen dat we er geen goed gevoel bij hebben, maar dat hij of zij geen reden ziet om een scan te maken. In zo’n geval krijgt de arts-assistent van de supervisor wel te horen: als de meisjes zich zorgen maken, dan luister je.”

In de tijd dat Van Ede als leerling-verpleegkundige A haar eerste stappen in een ziekenhuis zet, exact dertig jaar geleden, is dat ondenkbaar. “Er hing een koperen bel op de afdeling”, weet ze nog goed. “De dokter gaf er een slinger aan als hij visite ging lopen en alle verpleegkundigen kwamen aantrippelen. Het was not done om als verpleegkundige je mening te geven. Nu is dat anders. Die hiërarchie bestaat niet meer. Wij hebben een mening over het beleid en die geven we. Jonge artsen moeten daar wel aan wennen.”

In de loop der jaren heeft ‘de neuro-pleeg’ heel wat aiossen en aniossen zien komen en gaan. “Als verpleegkundigen proberen we die jonge dokters een beetje te vormen”, zegt ze. “Sommigen moeten we wat losser maken, naar de patiënt toe, en in het team. Het hoeft niet altijd zo formeel. Anderen komen heel joviaal binnen. Alsof ze een witte jas hebben aangetrokken en doktertje gaan spelen. ‘Hallo dames, ik ben de nieuwe neuroloog.’ Ho, ho, niet te hard van stapel lopen.” Maar als jonge klaren het nodig hebben, vinden ze bij de verpleegkundigen ook een warm bad. “De beginnende zaalarts die panikeert als een patiënt acuut achteruitgaat, stellen we gerust. De neurochirurg in opleiding die na een heftige traumadienst op zijn laatste benen loopt, vangen we op. We zorgen voor onze patiënten, maar ook voor elkaar.”

‘We zorgen voor onze patiënten, maar ook voor elkaar’

Naast de patiënten- en collegazorg zit Van Ede de laatste jaren, tot haar frustratie, steeds meer achter de computer. “Eerder schreef je in het laatste half uur van je dienst alles op wat van belang was. Tegenwoordig ben ik bijna net zo veel tijd kwijt aan noteren, scoren, vinken, vastleggen, invullen, aftekenen en rapporteren, als aan directe patiëntenzorg.”

In 2015 somt ze in een blog op wat ze allemaal moet vastleggen bij en tijdens de opname van een patiënt. De lijst omvat meer dan honderd punten en is zelfs dan ‘nog lang niet compleet’.

“Verpleegkundigen zijn heel praktisch. We vinden het niet erg om te registeren, we willen alleen weten waaróm. We zijn een academisch ziekenhuis; er worden hier veel trials gehouden. Voor ons betekent dat extra registraties. ‘Alles voor de wetenschap’, grappen we dan. Maar serieus: dan weten we wel dat we daarmee een hoger doel dienen. Bij heel veel administratieve handelingen hebben we geen idee welk doel ze dienen. Waarom standaard pijnscores bijhouden van elke patiënt? Moet van de zorgverzekeraar. Als je die scores niet goed bijhoudt, heeft dat consequenties voor ’t plekkie in de ziekenhuis top 100 van het AD.”

‘Verpleegkundigen zijn heel praktisch. We vinden het niet erg om te registeren, we willen alleen weten waaróm’

In haar blogs en op Twitter (als @gewoonBar) beschrijft Van Ede dus niet alleen de mooie kanten van haar werk; ze durft ook best een kritisch geluid te laten horen. “Het is een beetje verpleegkundigen eigen om te klagen op de werkvloer. Onderling, en daar blijft het dan bij. Ik probeer het geklaag van de werkvloer af te trekken. Niet dat ik de illusie heb dat ik in mijn eentje van alles kan veranderen, maar mijn blog over de registratielast is bijvoorbeeld wel opgepikt binnen het UMCU. Vorig jaar is er een werkgroep zinvolle registratie in het leven geroepen, waar ik af en toe bij aanschuif om mee te praten.”

Dat de manier waarop ze zich profileert intern gewaardeerd wordt, blijkt wel uit het feit dat de verpleegkundige de Outreachprijs 2018 heeft gewonnen. Een prijs die jaarlijks door het UMCU Hersencentrum wordt uitgereikt aan de medewerker die zijn of haar werk het beste heeft uitgedragen. “Verpleegkundig leiderschap noemt men dat.” Van Ede moet er een beetje om lachen. “De waardering is superleuk, maar ik voel me geen verpleegkundig leider hoor. Als je kijkt naar de definitie van verpleegkundig leiderschap, dan denk ik: dat doen mijn collega’s en ik allemaal, ieder op zijn eigen manier, elke dag, al jarenlang. Ik heb niet zo veel met de verhipping van de zorg en die dure, hoogdravende, inhoudsloze termen die hun intrede hebben gedaan.” Ze steekt er de draak mee op Twitter: ‘Ik ga vanavond aan de journey van patiënten werken, mijn leiderschap tonen, empowerment ertegenaan gooien, patiëntenproblemen afstemmen op het verpleegkundig domein en dat alles terwijl ik enorm in mijn kracht ga staan! #doeffnormaalgraag.’

Je kunt als verpleegkundige wetenschappelijk onderzoek gaan doen, maar daarmee zijn de patiënten nog niet gewassen

Na die tweet krijgt ze bijval, maar ook een enkele ‘zure reactie’. Ze zou de ontwikkelingen in haar vak niet serieus nemen. “Ik sta juist altijd open voor vernieuwing”, repliceert ze. “Ons vak verandert. Het wordt naar een academisch niveau getild. Daar ben ik helemaal niet tegen, maar we moeten niet doorslaan in die academisering. Er moet ook gewoon gezorgd en verzorgd worden met hoofd, hart en handen. Je kunt als verpleegkundige wetenschappelijk onderzoek gaan doen, maar daarmee zijn de patiënten nog niet gewassen. Als ik zie wat hbo-v-studenten die bij ons stagelopen aan schrijfwerk moeten doen, dat is véél. Bij de inserviceopleiding gingen we vroeger alle afdelingen langs. Na vier jaar hadden we het vak volledig onder de knie. De hbo-v’ers van nu hebben veel in hun mars, maar pas als ze het diploma hebben, gaan ze ervaring opdoen.”

Functiedifferentiatie

Straks, als de functiedifferentiatie in de verpleegkunde een feit is, zijn de hbo-v’ers regieverpleegkundigen. Mbo-verpleegkundigen worden in de Wet BIG als basisverpleegkundigen geregistreerd. Voor Van Ede en haar collega’s die een inserviceopleiding hebben gedaan, is het nog de vraag of ze regie- of basisverpleegkundige worden. “Ons is jaren voorgehouden dat de inserviceopleiding op hbo-niveau was. Sowieso werken we al jaren op dat niveau, maar nu mogen we in proeftuinen testen welk jasje ons het beste past. Om het verpleegkundigentekort op te lossen, is men heel erg bezig met hoe mensen in opleiding te krijgen, maar misschien is het nog wel belangrijker om mensen te behouden. Want als inserviceverpleegkundigen weglopen, omdat ze worden weggezet als ‘basis’ en zich niet gewaardeerd voelen, dan heb je een groot probleem, dan gaat er veel kennis verloren.”

Het is voor deze groep wel mogelijk om, met vrijstellingen, alsnog de hbo-v-opleiding te doen. “Dat kost geld, energie en tijd die ik niet aan patiënten kan besteden. En als ik klaar ben, mag ik het werk doen dat ik al jaren doe.” De opleiding tot verpleegkundig specialist heeft Van Ede wel overwogen. “Nu zou ik, na een succesvol assessment, nog toegelaten kunnen worden tot die opleiding. Als de inserviceopleiding geen hbo-status krijgt, is die kans misschien verkeken. Maar na driekwart jaar dacht ik: nee, Bar, je bent gewoon verpleegkundige. Ik wil me in het zweet werken. Ik wil er zijn als een patiënt voor het eerst een slokje kan drinken, voor het eerst rechtop kan zitten of naast het bed kan staan.” Of zijn levensverhaal wil vertellen, omdat hij bang is dat hij de operatie niet overleeft.

Als Van Ede de volgende dag weer avonddienst heeft, zit de zoon van de man op het krukje waarop zij de avond ervoor zat. Hij waakt bij zijn vader. Er zijn ernstige complicaties opgetreden, de patiënt zal niet meer wakker worden. “Ik kon deze jongen dingen vertellen over zijn overleden moeder die hij nog niet wist. Hij was me enorm dankbaar, en op zo’n moment ben ik enorm dankbaar, dat ik dit werk mag doen.”

Curriculum vitae

Beeld Nout Steenkamp

Barbara van Ede (1972) geboren in Zeist

  • 1989-1992 inservice-A-verpleegkunde, Medisch Centrum Berg en Bosch en ZiekenhuisOvervecht (later Mesos)
  • 1992-1998 verpleegkundige, afdeling neurologie, Ziekenhuis Overvecht (later Mesos)
  • 1996-1997 teamleider, afdeling neurologie, Mesos
  • 1998-heden medium-careverpleegkundige, afdeling neurologie/neurochirurgie, UMC Utrecht
  • 2001 vervolgopleiding medium-careverpleegkunde, UMC Utrecht 
  • 2018 winnaar Outreachprijs, UMCU Hersencentrum

 

Delen