Altijd pijn
Psychiaters komen in hun werk van alles tegen. Voor hen is niet gauw iets te gek. Maar de stoornis die een van zijn patiënten vertoonde, zal zelfs een ervaren psychiater als Bart Anderson-Groen niet snel vergeten.
Tekst: bart Anderson-Groem | Beeld: Marcel Leuning
Psychiater zijnde wordt mij vaak gevraagd wie de meest opvallende of bizarre patiënt was die ik ooit heb gezien. Ik vertel dan altijd het verhaal van de vrouw met de pijnstoornis, een verhaal dat niemand die het ooit gehoord heeft, lijkt te kunnen vergeten.
In mijn tijd als arts-assistent psychiatrie werkte ik, zo rond 1992, in de in die tijd beruchte Ramaerkliniek in Den Haag. De meeste patiënten waren er al jarenlang opgenomen, sommigen zelfs sinds de jaren ’30. Ik heb er heel wat bijzondere mensen ontmoet, zoals een jonge vrouw met een ernstige persoonlijkheidsstoornis die zich, op het moment dat ik onder aan de trap stond, expres (na een eerdere zelfmoordpoging) met rolstoel en al van de trap stortte. En de vrouw met een erotomanie gericht op de gitarist van een bekende Nederlandse rockband, die – overtuigd van wederzijdse liefde – tijdens weekendverlof in de tuin van de gitarist kampeerde. Ook was er een manische vrouw, die bij separeerbezoek tegen mij zei: ‘Dokter, ik heb vannacht 17 kinderen gebaard en ze waren allemaal van u!’
Als groentje moest ik maar een uitzoeken wat het probleem was
De vrouw met de pijnstoornis stak echter met kop en schouders boven de rest uit. Ook zij was
al jaren opgenomen en moet op dat moment een jaar of 50 zijn geweest. Als groentje in de psychiatrie werd ik door de verpleging naar deze vrouw gestuurd met de mededeling dat ik maar eens moest uitzoeken wat het probleem was.
Ik trof de vrouw zittend op een stoel, alleen in een lange kale gang. Toen ik naast haar ging zitten en vroeg hoe het met haar ging en of ze me wilde vertellen waarom ze was opgenomen, zei ze dat het al jaren slecht met haar ging; ze vertelde altijd pijn te hebben. Ik vroeg waar ze pijn voelde en tot mijn grote verbazing zei ze: ‘In mijn handtas.’ Desgevraagd vertelde ze dat de pijn aanvankelijk in haar hoofd had gezeten en zich later verplaatste naar haar haar. Toen een van de verpleegkundigen haar hoofd kaal had geschoren, verplaatste de pijn zich naar haar huid. Ze verdroeg geen strakke of schurende kleding meer en droeg op het moment van dit gesprek een badstof joggingpak, dat haar het minste pijn gaf. Toch was de pijn weer naar een andere plek verhuisd, namelijk naar haar handtas, die ze de hele dag geopend vasthield op haar schoot. Ik had zoiets nog nooit meegemaakt en zat met mijn mond vol tanden.
Enigszins verbijsterd keerde ik terug naar de verpleegpost, waar ik nog te horen kreeg dat deze vrouw tijdens de zeldzame uitjes met de afdeling, bijvoorbeeld met de bus naar de dierentuin, vrolijk en pijnvrij was. Ik vond het intens schrijnend. Toch moet ik bekennen dat ik moest lachen toen een verpleegkundige suggereerde dat ik bij gebrek aan een beter idee dan maar een aspirientje in haar handtas moest laten vallen!