Bananenrepubliek
Mijn wrangste ervaring met de Nederlandse gezondheidszorg staat los van de kwaaltjes die ik heb of die ik me inbeeld (vooral die laatste lijst is lang, want ik ben een geboren hypochonder).
Rond haar dertiende verjaardag – in 1999 – kreeg mijn dochter plotseling last van een ernstige vorm van anorexia nervosa. Ze werd gepest op school omdat ze te dik was. Bovendien had de schoolarts geopperd minder cola en aardbeien met slagroom te consumeren.
Dat liet mijn dochter zich geen twee keer zeggen. Eerst werden vlees en vis van haar menu afgevoerd, daarna gingen ook brood en boter in de ban. Uiteindelijk sneuvelden zelfs de flesjes Spa Rood (er zouden te veel calorieën in zitten). Mijn dochter zat op een dieet van rijstwafels en mandarijnen. Althans: dat dachten mijn vrouw en ik. Toen ze eenmaal in het ziekenhuis was opgenomen, vonden we in haar klerenkast beschimmelde mandarijntjes.
De ziekenhuisopname – in het UMC in Utrecht – was een zegen. Twee dagen per week werd N. er stevig toegesproken door jeugdpsychiaters. De rest van de tijd kon ze gewoon naar school.
De rekening was inmiddels bijna een ton, tijd voor een telefoontje
Toen we te horen kregen dat ze weg moest uit Utrecht, kwam de klap hard aan. De geestelijke gezondheidszorg voor pubermeisjes werd geregionaliseerd of woorden van gelijke strekking. We vonden in onze woonplaats Amsterdam geen plek in een topcentrum à la het UMC. De ene instelling vond haar te oud, de andere te jong. Of er was gewoon een wachtlijst. Zo belandde mijn dochter uiteindelijk in een particuliere kliniek in de bossen ten zuiden van Londen.
Het was schrikken toen dagelijks 600 pond van mijn creditcard werd afgeschreven. Maar wie geeft om geld als je kind in levensgevaar is? Bovendien had de voorzitter van GGZ Nederland, een kennis van ons, me verzekerd dat het financieel wel goed kwam: de Engelse kliniek was eigendom van ABN Amro en Dé Bank had met het ministerie van Volksgezondheid geregeld dat kosten van Nederlandse patiënten werden vergoed vanuit de AWBZ. Alleen werd daar niet te veel ruchtbaarheid aan gegeven.
In de bosrijke omgeving van Londen krabbelde mijn dochter binnen zes maanden op. De rekening bedroeg inmiddels bijna een ton. Tijd voor een telefoontje met het zorgkantoor van de AWBZ. Maar het nummer viel nergens te vinden. Uiteindelijk bleek een grote zorgverzekeraar in Amersfoort verantwoordelijk voor de afhandeling. De medewerker internationale zaken beloofde het uit te zoeken. Hij belde nooit meer terug.
Na maandenlang van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, vroeg ik mijn kennis bij GGZ of ik haar naam mocht noemen. Ze gaf toestemming. De medewerker internationale zaken poeierde me opnieuw af totdat ik zei: “Maar Andrée van Es zegt dat u moet betalen.” “Dé mevrouw Van Es”, vroeg hij, “kent u die dan?” Binnen een half uur belde hij terug: “Toevallig is de medisch adviseur net langs geweest. Het komt in orde.”
Met mijn dochter gaat het goed. Maar wat als ik mevrouw Van Es niet had gekend? Sinds het telefoontje met de zorgverzekeraar denk ik: wat is Nederland toch een bananenrepubliek!