Beroepsgeheim

Elke maand laten Annemarie Smilde (senior jurist gezondheidsrecht/teammanager bij VvAA rechtsbijstand) en afwisselend Arko Oderwald (medisch filosoof/ethicus bij VUmc) en Lieke van der Scheer (filosoof/ethicus) in Arts en Auto hun licht schijnen op een medisch dilemma. Hieronder kunt u meediscussiëren over hun antwoorden.

Wilt u zelf een dilemma aan dit panel voorleggen? Mail dan naar redactie@artsenauto.nl o.v.v. dilemma. De redactie neemt dan contact met u op.

 

Een vrouw die in het ziekenhuis komt om te bevallen, vraagt de co-assistent gynaecologie om haar partner niet te vertellen dat ze hiv-positief is. Wat telt zwaarder, het beroepsgeheim of het belang van de partner?

Een Keniase vrouw van 21 jaar is in het ziekenhuis om te bevallen van een dochtertje. De vrouw is anderhalf jaar geleden vanuit Kenia naar Nederland gekomen. Zij heeft hier een man leren kennen met wie zij een latrelatie heeft. Dit is hun eerste kind. De vrouw is hiv-positief en krijgt tijdens de bevalling dan ook medicijnen toegediend. Haar partner is er niet van op de hoogte dat zij seropositief is en de vrouw heeft het personeel van het ziekenhuis verzocht dit voor hem geheim te houden.

Als de partner aan de co-assistent gynaecologie vraagt waartoe al die medicatie dient, weet deze niet wat te doen. Gaat het beroepsgeheim boven alles of mag hij daarvan afwijken als iemand anders daardoor in levensgevaar raakt? Want de partner kan besmet raken. Gelden weldoen en niet-schaden alleen naar de patiënt toe, of moeten deze principes ook breder worden toegepast?

Ook de waarde van respect voor de autonomie van de patiënt kan hier in het geding komen; de vrouw heeft besloten dat zij haar partner niet zal inlichten, zo wenst zij te leven. Mag een arts hiertussen komen?

dileema-ethisch

Ethicus
Lieke van der Scheer

Het beroepsgeheim blijft een ingewikkelde kwestie, ook al is het uitgangspunt klip en klaar: niets van wat men in de uitoefening van het medisch beroep te weten is gekomen, mag naar buiten worden gebracht zonder toestemming van de patiënt. Patiënten moeten er immers blind op kunnen vertrouwen dat de informatie die zij aan hun arts geven, in veilige handen is. Als zij daar niet bij voorbaat zeker van zijn, kan dat de behandeling schaden. Toch zijn er – zeer strikte – uitzonderingen op deze essentiële regel. Eén daarvan is dat de arts voor een ‘conflict van plichten’ staat waarbij ernstige schade voor een ander dreigt.

Dit is een klassieke casus. Vroeger ging die altijd over syfilis, de laatste vijftien jaar steeds meer over hiv. De arts weet iets van de patiënt wat de partner niet weet. En de patiënt wil dat zo houden. Dat kan de partner echter in gevaar brengen. Die kan besmet raken en hiv is nog altijd een ernstige ziekte/besmetting. Als hulpverlener wil je diegene daartegen beschermen, maar je bent (en dit geldt ook voor iedere andere werknemer in het ziekenhuis) gebonden aan het beroepsgeheim. Maar is hier geen sprake van een situatie waarin het ‘tenzij’ van toepassing is?

Als een hulpverlener een conflict van plichten ervaart, kan hij overwegen zijn beroepsgeheim te doorbreken, mits het dilemma niet op andere wijze kan worden opgelost. De beste oplossing is natuurlijk als de vrouw het haar partner zelf vertelt. Ervaren hulpverleners zullen de vrouw ervan proberen te overtuigen dat te doen. Hoeveel druk daarbij wordt uitgeoefend en of de hulpverlener zal dreigen om het anders zelf aan de partner te vertellen, hangt af van de inschatting van het gevaar dat de partner inderdaad besmet zal raken.

Wat deze casus speciaal maakt, is de aanwezigheid van een baby. Als het stel getrouwd is of als de partner het kind erkent, dan delen moeder en vader de ouderlijke macht. Zij moeten dan beiden toestemming geven voor behandeling van de baby. Dus ook voor de post-expositieprofylaxe (een intensieve behandeling met hiv-remmers) die het kind tot zo’n vier weken na de geboorte zal krijgen. Dit geeft de hulpverleners een extra middel om de vrouw te overtuigen haar partner te informeren.

Ten slotte nog iets over de co-assistent. Het siert hem dat hij zich bewust is van de precaire situatie en niet automatisch antwoord geeft. Als student is hij niet degene die medische gegevens mag delen. Het lijkt me een goede kwestie om te bespreken met zijn supervisoren. 

dilemma-jurist

Jurist
Annemarie Smilde

De co-assistent heeft een van de arts afgeleid beroepsgeheim. Wanneer mag of moet dit beroepsgeheim wijken voor het belang van een ander?

De KNMG Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens* bevatten een opsomming van alle uitzonderingen op het beroepsgeheim, waaronder het zogenoemde conflict van plichten. Deze uitzondering houdt in dat het belang van een ander (dan de patiënt) naar het oordeel van de arts moet prevaleren boven dat van het beroepsgeheim. En dat doorbreking van het beroepsgeheim nodig is om zo ernstig nadeel voor een ander te voorkomen. Voor een succesvol beroep op deze uitzondering moet aan vijf voorwaarden zijn voldaan. De arts moet bijvoorbeeld alles in het werk hebben gesteld om toestemming van de patiënt te verkrijgen en er mag geen alternatief zijn (voor schending van de zwijgplicht) om ernstig nadeel te voorkomen. Dat deze regels in de praktijk moeilijk zijn toe te passen, leert de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam over een vergelijkbare casus. Hierin had een aangeklaagde internist een patiënt op zijn verantwoordelijkheid gewezen en vervolgens gewacht totdat de patiënt diens partner informeerde over zijn hiv-besmetting. Het tuchtcollege rekende het de internist niet aan dat hij zijn beroepsgeheim niet had doorbroken, maar hij had zich vervolgens actiever moeten opstellen. Zo had hij de patiënt beter kunnen begeleiden en met behulp van terugkomafspraken kunnen nagaan of de patiënt zijn partner inderdaad had ingelicht.

In het geval van de Keniase patiënt zal de co-assistent bij voorkeur samen met de behandelend arts de patiënt op haar verantwoordelijkheid moeten wijzen en haar moeten voorhouden dat zij zo nodig hun beroepsgeheim zullen doorbreken ter bescherming van de belangen van haar partner. Hierbij is wel begeleiding aangewezen, rekening houdend met de culturele achtergrond van patiënt en een mogelijk van haar partner afhankelijk verblijfsrecht. Als patiënt onder geen beding zelf haar partner wil informeren noch toestemming geeft om de partner in te lichten, is het aan de co-assistent en de arts om af te wegen of het risico op een besmetting van de partner doorbreking van het beroepsgeheim rechtvaardigt.

Beide beslissingen zijn verdedigbaar. Zoals bij veel dilemma’s is het vooral belangrijk dat de juiste stappen zijn gezet en zorgvuldige afwegingen zijn gemaakt. En uiteraard dat deze in het dossier zijn terug te lezen.

 

Delen