Beugel
Het is vaak lastig communiceren vanuit de tandartsstoel. Helemaal voor stotteraars, weet voormalig tandarts Theo van Dijk.
Tekst: Theo van Dijk | Beeld: Marcel Leuning
Het zal zeker 40 jaar geleden zijn dat ik hem voor het eerst ontmoette in mijn praktijk. In tandheelkundige termen was het een duidelijk geval van een klasse II/1; het werd een binnen- en een buitenbeugel. Hij was er niet blij mee, vooral ook omdat hem dat tot een bezienswaardigheid maakte in ons dorp. Daar kwam nog bij dat hij vrijwel altijd pijn had. En voor mij was het elke keer weer een probleem om dat snel op te lossen, gezien zijn verbale gebrek. Hij stotterde namelijk heel erg. Als hij ging zitten en probeerde te vertellen welke beugel pijn deed en waar, zat hij soms al tien minuten in de stoel voordat ik hem begreep en er wat aan kon doen. Hij merkte dat ons dat op de zenuwen werkte, werd nog zenuwachtiger en begon nog harder te stotteren.
Ik stelde een oplossing voor. Als er niets aan de hand was, zou hij gaan zitten en zijn mond opendoen. Waren er
problemen, dan ging hij zitten, wees een beugel aan en daarna de plaats waar het pijn deed. Geen gestotter meer.
Soms zat hij al tien minuten in de stoel voordat ik hem begreep
Dat ging prima tot die ene dag begin januari. Hij kwam binnen en begon direct: “Ge… ge… ge…” Ga zitten, joh en wijs het maar aan, zei ik. Maar hij ging verder met datgene wat hij zo graag wilde zeggen. Tijdens een van de vorige zittingen had ik van zijn ouders begrepen dat hij heel veel moeite had met de behandeling. Hij wilde stoppen, maar hij vond het moeilijk om mij dat te vertellen. Dus vroeg ik hem of hij wilde stoppen met de behandeling. Zijn antwoord was duidelijk; hij schudde met zijn hoofd van nee. Om meteen weer te beginnen: “Ge… ge… ge…” Ik begon een beetje geïrriteerd te raken. Ik liep al bijna een half uur achter op schema en we waren nu al zeker tien minuten zo bezig. Net toen ik hem bij de arm wilde pakken om hem de stoel in te krijgen, floepte het uit zijn mond: “Ge… ge… ge… gelukkig nieuwjaar!” Stomverbaasd keken wij drieën, zijn moeder, de assistente en
ik, elkaar aan. Even was het doodstil en toen, onder luid gelach van alles en iedereen, ging hij zitten en opende zijn mond. Met in zijn ogen een blik van onbegrip.