De papegaai
onvergetelijk / Hajo Schaap over het gesprekje dat hij met een patiënt voerde die hij onderweg tegen het lijf liep
Hajo Schaap is alweer lange tijd gepensioneerd, maar hij herinnert zich nog als de dag van gisteren het gesprekje dat hij, tijdens zijn dagelijkse wandeling naar zijn tandartsenpraktijk, een keer voerde met een patiënt die hij onderweg tegen het lijf liep.
“Jaar in, jaar uit wandelde ik dezelfde route van ons woonhuis naar mijn praktijk in het Wijkgebouw – over de oude vestingwal van ons stadje, door het parkje over het bruggetje en het kruispunt over. De regelmaat was groot; zo groot, dat de aardige vrouw in een van de huizen die ik passeerde me eens zei dat ze haar schoolgaande kinderen tot spoed maande met de waarschuwing: ‘opschieten jongens, de tandarts is al voorbij.’
En dan ontmoet ik na het werk op het vestingpad Bianca, een lief meisje dat als kleuter al blijmoedig bij ons in de praktijk haar tandjes kwam laten zien. Dat kleutertje werd groot en is nu een alweer enige jaren getrouwde vrouw en nog altijd een trouwe patiënt. Maar met haar huwelijk wil het niet erg vlotten,
hoorde ik tijdens een gesprekje na een tandheelkundig consult van haar verontruste ouders. En inderdaad, als ik Bianca op de vesting aanspreek en naar haar welzijn informeer, komen er na een poosje waterlanders.
Snikkend vertelt ze de redenen van haar verdriet
Met haar gaat het niet goed en met haar prille huwelijk al helemaal niet. Ze gaat scheiden en het nieuw ingerichte huis waar zolang voor werd gespaard, de trots van haar jonge leven, wordt verlaten. De tranen worden al groter en dikker, en snikkend vertelt ze de redenen van haar verdriet: dat leuke huis dus en ja, het verdriet geldt ook de veronderstelde steun en toeverlaat, de man die haar verliet en die ze nu al zo mist.
Maar het allerergste is wel dat ze haar papegaai niet heeft kunnen meenemen… Daar vraag ik verbaasd naar door: die papegaai had ze toch wel kunnen houden? Inmiddels volledig van de kaart zegt ze, verdrietig snotterend: “Ja, dat kon wel, maar de papegaai roept nog steeds zijn naam…”