Borrelen met Jan

Toon van Keulen doet momenteel zijn master farmacie en weet straks alles over geneesmiddelen. Van ‘troostmiddelen’ weet hij ook het nodige. 

Tekst: Toon van Keulen | Beeld: Marcel Leuning

 

Na het halen van mijn bachelor farmacie besloot ik een tussenjaar in te lassen, waarin ik mij onder meer inzette als vrijwilliger in een hospice. Tijdens een vrijdagavonddienst werd er aangebeld. Ik deed de deur open voor de vrouw van Jan, een van onze gasten. Jan was zeventig en leed aan terminale longkanker. Bovendien was zijn been afgezet.

Nadat ik voor beiden een kopje koffie had gezet, kwam het verzoek of ik Jan uit bed wilde helpen, zodat er buiten een sigaretje gerookt kon worden. Uiteraard deed ik dat, en eenmaal buiten raakten we verwikkeld in een gezellig gesprek. Enkele sigaretjes later bleek het al acht uur ’s avonds te zijn en ging mevrouw naar huis.

Ik hielp Jan terug in bed en verder stond er weinig op het programma. In het gastenboek, een boek met alle informatie over onze gasten, las ik dat Jan om halftien ’s avonds graag een borreltje drinkt. Ik wierp een blik op de klok:  negen uur. Prima, dacht ik en ik liep naar Jans kamer.

Klopklop! Ja? Jan, het is tijd voor de borrel! Dat werd goed ontvangen. Uit de koelkast haalde ik een fles jenever en schonk Jan een glas in.

Drie borrels later vertelde Jan dat hij zin had om nog een sigaretje te roken. Dat vond ik geen probleem. Het enige probleem was dat de sigaretten op waren.

Omdat het zo rustig was, vertelde ik mijn collega dat ik sigaretten ging halen voor Jan en ik liep naar buiten. Hier bleek in een naastgelegen kerkje een dienst te zijn afgelopen en een aantal mensen stond buiten te roken. Ik liep eropaf.

Of ik er volgende week vrijdag weer was?

Ik legde het verhaal uit en vroeg of ik wat sigaretten kon ‘lenen’. Dat was geen probleem en met anderhalf pakje en een aansteker kwam ik terug bij Jan. Ik vertelde wat er was gebeurd. Samen kregen we de slappe lach en ik tilde Jan snel uit bed. De fles werd gepakt en ging mee naar buiten.

Omdat de nachtzuster inmiddels was gearriveerd en mij van mijn verantwoordelijkheid had verlost, nam ik ook een jonge. We bleven tot in de vroege uurtjes onder de heater borrelen. Toen Jan door vermoeidheid zijn ogen niet meer open kon houden, vond ik het welletjes. Ik tilde Jan in bed en wenste hem een goede nacht. Toen ik het licht wilde uitdoen, bedacht Jan zich en verzocht mij nog één borrel met hem te drinken. Akkoord. Ik liep naar zijn koelkast en pakte de fles jonge jenever. Toen ik mij omdraaide, had Jan een fles single malt tussen de muur en zijn bed vandaan getoverd. Ik kwam niet meer bij van het lachen.

Na deze afzakker pakte ik mijn jas en zei Jan gedag. Of ik er volgende week vrijdag weer was? Tot dan, Jan!

Jan haalde de volgende vrijdag helaas niet.

Borrelen met Jan

Iedere medisch professional heeft wel een patiënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Omdat de omstandigheden zo bijzonder waren, het behandeltraject aangrijpend, of juist omdat zich iets grappigs voordeed in het contact. In deze reeks leest u hun verhalen.

 

Delen