COVID-19 of hooikoorts?

Om de maand laten Annemarie Smilde (senior jurist gezondheidsrecht/teammanager bij VvAA rechtsbijstand) en Lieke van der Scheer (filosoof/ethicus) in Arts en Auto hun licht schijnen op een medisch dilemma. Hieronder kunt u meediscussiëren over hun antwoorden. Wilt u zelf een dilemma aan dit panel voorleggen? Mail dan naar redactie@artsenauto.nl o.v.v. dilemma. De redactie neemt dan contact met u op.

Een patiënt heeft hooikoortsklachten. Mag de fysiotherapeut hem behandelen zonder beschermende middelen?

Een man van 40 loopt bij een val een acute massieve rotatorcuffruptuur op, schouderletsel dat operatief behandeld wordt door de orthopedisch chirurg. Na de operatie moet de patiënt, binnen de pijnzone, mobiliserende oefeningen doen. Vanwege de COVID-19-maatregelen (in maart 2020) begeleidt de fysiotherapeut hem via beeldbellen. 

Na vijf weken constateert de fysiotherapeut dat de mobiliteit van de schouder achterblijft en dat de patiënt pijn houdt. Ook de orthopeed, waar de patiënt na zes weken op controle gaat, is niet tevreden. Hij schrijft hands-on-fysiotherapie voor. Als de schouder niet gemobiliseerd wordt, bestaat de kans dat de patiënt blijvende beperkingen overhoudt aan zijn valpartij. 

De patiënt presenteert zich met luchtwegklachten: snotteren, niezen en tranende ogen. “Hooikoorts”, zegt de patiënt, maar dat is niet zeker. Er is geen diagnostische test beschikbaar voor hem. Volgens de triagerichtlijn van de KNGF (maart 2020) mogen dergelijke patiënten liefst niet en, indien echt noodzakelijk, uitsluitend met persoonlijke beschermingsmiddelen hands-on behandeld worden. Die zijn echter op het moment dat deze casus speelt nog niet aanwezig in de betreffende praktijk. De behandelende fysiotherapeut vraagt zich of hij wel of niet moet gaan behandelen. 

Lieke van der Scheer is filosoof/ethicus

Deze casus is een voorbeeld van hoe een maatschappelijk probleem – tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen
(PBM) voor zorgverleners – er in de spreekkamer uitziet. Gedurende de eerste maanden van de COVID-19-crisis speelde deze kwestie bij alle disciplines waar onder normale omstandigheden geen PBM worden gebruikt. Eenvoudigweg omdat deze zorgverleners ze niet standaard in de kast hebben liggen en de tekorten in de ziekenhuizen eerst werden aangevuld. We hebben in de media kunnen lezen tot hoeveel stress het werken zonder PBM bij veel zorgverleners leidde. Ze maakten zich zorgen dat ze zelf ziek zouden worden en hun taken niet meer konden vervullen. Ze vreesden ook hun huisgenoten, ouders of hun patiënten te besmetten.  

Het RIVM zegt nog op 15 april: “Het uit voorzorg gebruiken van PBM bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben is niet nodig en gelet op de schaarste van PBM ook niet gewenst.” De beroepsvereniging voor fysiotherapeuten, het KNGF, hanteert een strikter regime. Op 1 april 2020 zegt het: “KNGF kiest een veilige koers voor patiënt en fysiotherapeut mede gebaseerd op informatie over besmettelijkheid van het RIVM.” In de richtlijn die moet helpen een professionele keuze te maken, wordt face-to-facebehandeling sowieso afgeraden en als het per se moet, dan alleen mét PBM. Maar het wordt aan de zorgverlener zelf overgelaten een keuze te maken. 

Het gaat daarbij om een afweging van de risico’s. De inschatting dat er zonder de juiste behandeling irreversibele schade zal optreden, moet worden afgewogen tegen de mogelijkheid dat het gesnotter, ge-nies en ge-traan geen hooikoorts, maar corona is. De kans op blijvend letsel is een professionele inschatting, ook nog bevestigd door de orthopeed, en dus zeer waarschijnlijk. Het risico dat de patiënt corona heeft, is klein. De kans op besmetting is onbekend. Alles bij elkaar is het risico op corona bij wel behandelen waarschijnlijk kleiner dan de kans op onherstelbaar letsel bij niet-behandelen. 

 Daarom vermoed ik dat veel fysiotherapeuten er in deze situatie voor zullen kiezen de patiënt wél te behandelen. Tenzij ze zelf kwetsbaar zijn, of kwetsbare mensen in hun persoonlijke omgeving hebben die ze niet in gevaar willen brengen. Om het risico te verkleinen, zou de fysiotherapeut de huisarts van de patiënt kunnen raadplegen om te bezien of deze klachten inderdaad jaarlijks optreden. En ten slotte verdient het de voorkeur om de minst kwetsbare fysiotherapeut uit het team dergelijke patiënten te laten behandelen. 

Gelukkig zijn er inmiddels PBM voor iedereen.

Annemarie Smilde is senior specialist gezondheidsrecht bij VvAA

De COVID-19-pandemie-maatregelen en -richtlijnen beperken zorgprofessionals bij de invulling van hun zorgplicht. Welke ruimte hebben zij voor het maken van een eigen afweging, als het volgen van deze regels tot blijvende schade bij een patiënt kan leiden?

De beroepsorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF, heeft in maart 2020 een triagestappenplan opgesteld.* Uitgangspunt van dit stappenplan is dat slechts in uitzonderlijke situaties een face-to-facebehandeling binnen een afstand van 1,5 meter mag plaatsvinden.  Namelijk als er geen zorg op afstand mogelijk is en de zorg niet uitgesteld kan worden vanwege het risico op irreversibele achteruitgang. Daarbij mag de zorg uitsluitend plaatsvinden met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals een chirurgisch mondneusmasker. Bij patiënten met een verhoogd risico, dat wil zeggen mogelijk coronagerelateerde symptomen zoals niezen en neusverkoudheid, moet een fysiotherapeut bovendien kritisch beoordelen of een face-to-facebehandeling wel echt noodzakelijk is.

 In deze casus staat de noodzaak voor een hands-onbehandeling vast. Gezien de klachten van de patiënt moet de fysiotherapeut hem beschouwen als een patiënt met een verhoogd risico. Dat betekent dat hij volgens het stappenplan de patiënt alleen mag behandelen met gebruik van PBM. Deze zijn kennelijk niet op korte termijn beschikbaar.

 Het stappenplan geeft niet aan hoe te handelen, als PBM ontbreken. De persoonlijke verantwoordelijkheid van de fysiotherapeut brengt met zich mee dat hij zelf een afweging maakt: het besmettingsrisico voor zowel hemzelf (en daarmee ook dat voor andere patiënten) als dat voor de patiënt bij een hands-onbehandeling, tegen de schade voor de patiënt bij uitstel van deze behandeling.
Uiteraard is het in dit verband van belang om bij de arts na te vragen of een behandeling met gebruik van PBM op een andere locatie te realiseren is.

 Besluit de fysiotherapeut in afwijking van het stappenplan de patiënt hands-on te behandelen, dan zal hij deze moeten informeren over zijn overwegingen en hem moeten wijzen op het besmettingsrisico dat de patiënt zelf loopt. Het is immers niet uitgesloten dat de fysiotherapeut zelf besmettelijk is, zonder dat hij enig symptoom vertoont.

Ook als de fysiotherapeut afziet van een hands-onbehandeling, zal hij de patiënt uitleg moeten geven over zijn beslissing, de gevolgen daarvan en de andere behandelmogelijkheden. Voor informatie over de medisch aspecten verwijst hij de patiënt naar de arts.

Wat de fysiotherapeut ook beslist, hij moet zijn overwegingen, het overleg met de arts en het gesprek met de patiënt uiteraard zorgvuldig vastleggen in zijn dossier. 

*KNGF.nl, professionele afweging/klinische redenatie fysiotherapeut tijdens coronacrisis, 25 maart 2020; deze is op 30 april vervangen door een Leidraad voor Verantwoord opschalen paramedische zorg in de 1e lijn tijdens de coronacrisis. 

Delen