De gunst
Tekst: Ilja Leonard Pfeijffer | Beeld: Stephan Vanfleteren
Dat de bekendheid die ik in mijn vaderland al langere tijd genoot na de publicatie en de goede ontvangst van de Italiaanse vertaling van mijn roman La Superba ook in mijn nieuwe woonplaats Genua gestalte begon te krijgen, ondervond ik voor het eerst toen ik mij na aanhoudende en toenemende klachten bij het ziekenhuis van San Martino vervoegde om een afspraak te maken voor een herniaoperatie – die ik na het onderzoek dat een paar maanden eerder aldaar had plaatsgevonden nog onnodig had geacht – en met alle egards werd ontvangen door professor Palombi, het hoofd van de afdeling chirurgie. Hij wist wie ik was, kende mijn diagnose, had mijn dossier naar eigen zeggen met speciale belangstelling persoonlijk bestudeerd en het sprak vanzelf dat hij ondanks de lange wachtlijsten met spoed een plek in de operatiekamer voor mij had vrijgemaakt. Ik kon de volgende ochtend al onder het mes. Uiteraard zou hij de ingreep zelf uitvoeren.
De elegante vanzelfsprekendheid waarmee professor Palombi mij aan een voorkeursbehandeling onderwierp, streelde mijn ijdelheid, het zou zinloos zijn dat te ontkennen. Bovendien was ik blij dat ik eerder dan ik had durven hopen van mijn rugpijn af zou zijn. Maar mijn genoegdoening ging dieper dan dat. In mijn nieuwe stad was ik eindelijk iemand geworden. In de Italiaanse samenleving, die is gebaseerd op gunsten en wederdiensten, hooggeplaatste contacten en sociale status, had ik mij eindelijk, na een jarenlang proces van moeizame integratie, een positie verworven die mij in staat zou stellen het spel van de Italianen als een Italiaan mee te spelen. Dat stemde mij tevreden.
‘Ik zei dat ik mij bij hem in uiterst kundige handen wist’
De volgende ochtend bij mijn opname zei professor Palombi dat hij officieel geacht werd mijn identiteitspapieren te controleren, maar dat we in dit geval konden afzien van deze formaliteit. De gegevens van de verzekeringsmaatschappij had hij evenmin nodig, want het sprak vanzelf dat die de rekening zou verscheuren. Hij vroeg of ik nog vragen had. Ik wilde onze kersverse vertrouwensrelatie niet compromitteren en zei slechts dat ik mij bij hem in uiterst kundige handen wist. Met een tevreden glimlach zonk ik weg in de weldadige anesthesie.
Toen ik wakker werd uit mijn verdoving, had ik pijn in mijn rug. Niet erger dan voor de operatie, maar ook niet minder. Ik merkte dat ik geen gevoel meer had in mijn linkerbeen. Nadere inspectie wees uit dat dat kwam doordat ik geen linkerbeen meer had. Professor Palombi verscheen aan mijn bed.
“Welkom terug onder de mensen, meneer Leveratto”, zei hij. “Ik ben verheugd dat ik u persoonlijk mag melden dat de ingreep vlekkeloos is verlopen.”
Toen het aanvankelijke misverstand was opgehelderd, bleek dat professor Palombi mij al tijdens mijn consult van de voorgaande dag had verward met ene Marco Leveratto, die hij nooit had ontmoet maar die de zoon was van de werkster van zijn oude studievriend Vittorio Voltaggio, bij wie hij nog in het krijt stond vanwege een eerder ontvangen gunst. Op mijn vraag of hij weleens romans las, antwoordde professor Palombi ontkennend.