De schoonmaker blijkt arts
Een allochtone arts die op zijn eerste werkdag wordt aangezien voor de nieuwe schoonmaker. Het gebeurt in Nederlandse ziekenhuizen. Twee onderzoeken stellen dat niet-westerse artsen en geneeskundestudenten belemmeringen ondervinden bij het vinden van een baan en een opleidingsplek. Hoe komt dat? En hoe vergaat het andere niet-westerse (para)medici?
Tekst: Rutger Vahl | Beeld: Het Wonderlab
Geneeskundestudenten van niet-westerse afkomst willen net als hun Nederlandse leeftijdgenoten graag arts worden. Tot aan de co-schappen doen zij niet onder voor hun westerse medestudenten. Maar daarna beginnen de problemen. Zo hebben niet-westerse studenten veel meer moeite een opleidingsplek te vinden dan Nederlandse geneeskundestudenten. Dat stelt Tineke Abma, hoogleraar bij de afdeling metamedica van het VUmc, op basis van onderzoek in het VUmc. “De doorstroming van allochtone studenten naar de specialisatiefase stokt en dat kan niet worden verklaard uit slechtere studieresultaten of een lagere motivatie”, aldus Abma. Waar aan de VU ongeveer een derde van de studenten geneeskunde van niet-westerse afkomst is, ligt dit percentage in de specialisatiefase naar schatting tussen de 5 en 8 procent. “Allochtone studenten lopen er bijvoorbeeld tegenaan dat hun kwalificaties minder lijken. Behalve taalproblemen hebben ze soms een minder indrukwekkend cv. In de regel zijn allochtone studenten iets ouder. Opleiders denken dat ze minder kneedbaar zijn dan jonge twintigers voor wie ze dan liever kiezen.”
Lees verder (pdf).